DE METAMORFOSEN VAN OEDIPUS

 

 

Een andere opmerkelijke metamorfose in zijn werk is het resultaat van een idee dat hij in Voer voor psychologen uiteenzet. In een dialoog met zijn moeder (die op het punt staat naar Amerika te vertrekken), vertelt hij haar over een ontdekking die hij gedaan heeft. Hij legt haar uit dat Teiresias, de blinde ziener uit Koning Oedipus, niemand anders is dan de tot inzicht gekomen Oedipus zelf, die aan het einde van Oedipus in Kolonos plotseling op wonderbaarlijke wijze door de goden wordt weggenomen: naar Koning Oedipus dus, waar hij als Teiresias verschijnt.

 

Deze metamorfose is tegelijkertijd een bovennatuurlijke verdubbeling, want zij betekent dat Oedipus in de gestalte van Teiresias tegenover zichzelf komt te staan. Maar voor dergelijke metafysische complicaties is Mulisch nooit teruggeschrokken - integendeel: zij zijn de reden waarom hij schrijft. In 1972 werkte hij dit idee dan ook daadwerkelijk uit in het toneelstuk Oidipous Oidipous. Het is zijn definitieve ‘inpoldering’ van de Oedipusmythe, en die maakt zichtbaar dat er in de oedipale relaties, die Freud op zijn manier interpreteerde, nog iets anders schuilgaat. Iets wat Mulisch zo mogelijk nog meer interesseert: het raadsel van de tijd.

 

Om dit enigszins te verduidelijken zal ik een omweg moeten maken, en verrassenderwijs kom ik dan opnieuw uit bij het verhaal ‘De terugkomst’: het is het minst bekende verhaal uit De versierde mens, en zeker niet een van zijn beste, maar het blijkt ook in dit geval een kiem te bevatten die veel kan verhelderen.

 

Want de metamorfose van Oedipus in Teiresias houdt verband met een gedachte die hem al sinds ‘De terugkomst’ bezighield: de zoon uit dit verhaal, die inmiddels vele jaren ouder is dan zijn gestorven vader ooit werd, komt op de bizarre gedachte dat hij in zekere zin de ‘vader’ is van zijn vader, zodat de verhoudingen tussen vader en zoon als het ware omgekeerd worden. Hij constateert ‘dat het aan de tijd lag, er klopte iets niet met de tijd’. En via de komische conclusie dat ‘hij logischerwijs zijn eigen grootvader was’ - resultaat van een koortsachtige redeneerwoede - komt hij ten slotte tot het inzicht dat het ligt aan ‘het misleidende perspectief van de tijd, met de dood als verdwijnpunt’.

 

Het gaat hier vooral om het feit dat die gedachten over de tijd gekoppeld zijn aan de opeenvolging van de generaties, aan de cyclus van geboorte, voortplanting en dood. De omkering van de causaliteit (en van de tijd) die schuilgaat in de gedachte dat hij de vader is van zijn vader lijkt nogal vergezocht. Maar zulke eigenaardige gedachtekronkels zijn in het werk van Mulisch niet ongewoon, en ook deze staat niet op zichzelf.

 

Dat blijkt wanneer een soortgelijke gedachte in Voer voor psychologen terugkeert in verschillende varianten. Zo luidt een badinerend aforisme (nr. XXII) uit ‘Manifesten’: ‘De psychologen? Vruchteloze, intelligente mensen die menen dat zij het werk tot de schrijver kunnen herleiden. Zij weten nog steeds niet in hun achterbuurt, dat Shakespeare door Hamlet is geschapen, Beethoven door zijn symfonieën is gecomponeerd (...) dat de zoon de moeder baart, dat de zon het oog heeft geschapen, dat de liefde de minnaars schept en dat het ei de kip legt.’

 

En in nr. XVII heet het: ‘De schrijver is niet het begin, maar het einde van de ingewikkelde reeks gebeurtenissen, die het schrijven vormt. Hij loopt aan de hand van zijn werk als een kind aan die van zijn vader.’

 

In zulke moedwillige omkeringen van een oorzakelijk verband wordt dus ook het inzicht uitgedrukt dat het scheppingsproces iets buitengewoon dubbelzinnigs is. Wie iets schept wordt daardoor ook zelf herschapen. En dat heeft in Mulisch’ optiek iets met tijd te maken.

 

Creatie en procreatie zijn in zijn gedachtewereld altijd nauw verbonden: schrijven is verwekken, maar het is ook een opheffing van de tijd - een doorbreking van de lineaire opeenvolging. En daarvan is Oedipus, die zijn kinderen verwekt bij zijn moeder, het mythische oerbeeld: hij verandert in zekere zin in zijn eigen vader, en is tegelijk de broer van zijn eigen kinderen. Zo wordt hij ‘de man die het eenrichtingverkeer van de tijd verstoorde’, aldus Mulisch, en dat is wat hem vooral interesseert in deze mythe, want de schrijver doet iets soortgelijks. Hij is een Oedipus met voorbedachten rade: erop uit, de tijd een loer te draaien.

 

Wanneer de schrijver aan de hand van zijn werk loopt ‘als een kind aan die van zijn vader’, dan betekent dat blijkbaar niet alleen dat het werk de schrijver voortbrengt, maar (even vasthoudend aan het beeld) ook dat de persoon die dit werk heeft geschreven op die manier ‘de vader van zijn vader’ is geworden. Dat wil zeggen dat er met het schrijven een andere, ‘terugwerkende’ causaliteit in het leven is geroepen, en daarmee zoiets als een andere tijdrekening.

 

 

Hoe het precies zit met deze genealogische acrobatiek - Joost mag het weten. Zeker is in elk geval dat Teiresias in Mulisch’ Oedipusinterpretatie een sleutelrol krijgt. In hem heeft de tijd zich omgekeerd: hij is de blinde ziener, die alles weet omdat hij het (als Oedipus) zelf heeft meegemaakt. Causaal gezien komt hij uit Oedipus voort (de ‘zoon’), maar hij is tegelijkertijd de veroorzaker (de ‘vader’) van diens zelfinzicht, waardoor Oedipus pas begrijpt wie hij is.

 

Toch begrijpt Oedipus ook dan nog niet alles, volgens Mulisch, en daarom moet hij terugkeren in de gestalte van Teiresias: om te ontdekken dat Jokaste alles van meet af aan wist. Dan vermoordt hij haar en pleegt vervolgens zelfmoord. Maar Oedipus, die denkt dat zij zelfmoord heeft gepleegd, laat zich door de zon verblinden en gaat in ballingschap, waarna hij als Teiresias terugkeert naar Thebe en het hele proces van de ontraadseling van de waarheid opnieuw begint. Ad infinitum. Zo maakt Mulisch een helse cirkel van het gebeuren.

 

Waarom? Wat is de zin van deze metamorfose van Oedipus in Teiresias? Is het alleen om Jokaste alsnog te vermoorden? Of om te laten zien dat dit ‘verhaal der verhalen’, zoals hij het noemt, zich voortdurend opnieuw actualiseert?

 

Ik laat dat raadsel van Teiresias verder rusten. Het gaat mij om die vreemdsoortige machinerie die hier in werking is gesteld: die omgekeerde causaliteit, waardoor de lineaire tijd in een cyclische wordt veranderd. Zoals de man die een zoon verwekt door de geboorte van die zoon pas in een vader wordt veranderd, zo wordt degene die schrijft ook veranderd door wat hij schrijft. Dat is een algemeen principe dat in het werk van Mulisch een grote rol speelt. Hij gebruikt het om de tijd in een wonderlijke knoop te leggen, en als het ware in zichzelf te laten terugkeren (niet alleen in Oidipous Oidipous maar ook in Oude lucht en in Hoogste tijd lijkt iets dergelijks aan de hand). Maar het is ook te herkennen in de twee gelijktijdige, tegengestelde ‘bewegingen’ in zijn octaviteitsschema. Het is de structuur van de metamorfose zelf, die zich in de tijd voltrekt: de paradoxale verandering waaruit een nieuwe identiteit ontstaat.

 

 

Mulisch liet Oedipus overigens nog een andere, even merkwaardige metamorfose ondergaan: in het essay ‘Oedipus als Freud’ (1986) probeert hij aan te tonen dat de oude Sigmund Freud tot in de kleinste details een ‘metamorfose’ was - of moet je zeggen: een incarnatie? - van de (oude) Oedipus. Diens mythe zou zijn leven zo totaal in bezit genomen hebben, dat Freud aan het eind van zijn leven zelf in Oedipus was veranderd. De oude grijsaard die, steunend op een stok, in gezelschap van zijn dochter Anna (die hij zelf Antigone noemde) door Londen liep, zoals op een foto te zien is, ‘was’ Oedipus in Kolonos.

 

Hij beroept zich daarbij (behalve op de theorieën van Jung, die ik hier buiten beschouwing laat) op het eerdergenoemde essay ‘Freud und die Zukunft’ van Thomas Mann. Deze spreekt daarin, als hij het heeft over de verhouding tussen psychologie en mythe, van een ‘gelebter Mythus’: de mythische identificatie met een godheid of een held, die in de Oudheid heel gewoon was, maar die volgens Mann ‘tot ver in de nieuwe tijd voorkomt en psychisch te allen tijde mogelijk blijft’. Zo’n mythische identificatie gaat veel verder dan de navolging van een groot voorbeeld. Zo verklaarde Napoleon ooit: ‘Ik ben Karel de Grote’ en Mann merkt daarbij op: ‘Let wel - niet bijvoorbeeld: “Ik herinner aan hem”, niet: “Mijn positie lijkt op de zijne.” Ook niet: “Ik ben net als hij”, maar eenvoudig: “Ik ben het”. Dat is de formule van de mythe.’ (Mann wijst dus een metaforische interpretatie van die uitspraak expliciet af en vat deze identificatie dus ook op als een ‘metamorfose’.)

 

Een dergelijke ‘mythische formule’ moest Mulisch natuurlijk bijzonder aanspreken, en hij doet in zijn essay dan ook wat Mann in het zijne achterwege liet: hij past haar toe op Freud zelf. (Waarbij je ter zijde kunt opmerken dat ook deze metamorfose totstandkwam door het schrijven van een oeuvre: ook de schrijver Freud liep ‘aan de hand van zijn werk, zoals een kind aan die van zijn vader’.)

 

Zo’n mythologisering van de ontraadselaar van de mythe werpt natuurlijk ook een veelzeggend licht op de rol van het mythische in het werk van Mulisch. De mythe is niet een gewoon verhaal, maar een verhaal dat de werkelijkheid constitueert, dat steeds opnieuw werkelijkheid wordt. Zoals in ‘De sprong der paarden en de zoete zee’ het verhaal van Gustaaf ten slotte in de vorm van een mythe weer bezit neemt van de werkelijkheid (de ondergang van Schokland), zo probeert Mulisch in dit essay aan te tonen dat de mythe van Oedipus bezit nam van het leven van Freud.

 

Oedipus Redivivus: het is alsof hij wil laten zien hoe de mythe alsnog wraak neemt op de psychoanalyse. Niet de psychoanalytische interpretatie heeft het laatste woord, maar de mythe zelf. Met deze metamorfose probeert Mulisch in de Oedipusmythe opnieuw die dimensie te laten zien die voor hem zeker zo belangrijk is als de freudiaanse: die van de tijd, en van de ‘Vleeswording van het Woord’.

 

De vleeswording van het woord? Wat heeft dat christelijke idee met de Griekse Oedipus te maken? Ja - het spijt me: hier moet mijn betoog een (schijnbaar) bizarre wending maken. Want ook dat is een reden waarom de Oedipusmythe in de ogen van Mulisch ‘het verhaal der verhalen’ is: niet alleen verwerkelijkt deze mythe zich steeds (zoals hier in haar ontraadselaar Freud), maar zij gaat ook precies daarover: zij laat zien hoe het woord werkelijkheid wordt.

 

Was Oedipus zelf niet een raadseloplosser? En wat ontraadselde hij? Niet zozeer het raadsel van de Sfinx (want dat deed hij volgens Mulisch niet eens goed) maar dat van zijn eigen leven. En het raadsel van Oedipus’ leven was immers, dat hij met zijn eigen vlees en bloed de verwerkelijking was van het orakelwoord waaraan hij probeerde te ontkomen.

 

Het woord dat werkelijkheid wordt: dat is uiteindelijk wat Mulisch het meest obsedeert. Dat is ‘de metamorfose der metamorfosen’. Dat fascineert hem al zolang hij schrijft, en zonder twijfel heeft hij in de Oedipusmythe een Griekse variant gevonden van het Vleesgeworden Woord.
De Jacht Op Proteus
titlepage.xhtml
proteus(800x600)_split_0.htm
proteus(800x600)_split_1.htm
proteus(800x600)_split_2.htm
proteus(800x600)_split_3.htm
proteus(800x600)_split_4.htm
proteus(800x600)_split_5.htm
proteus(800x600)_split_6.htm
proteus(800x600)_split_7.htm
proteus(800x600)_split_8.htm
proteus(800x600)_split_9.htm
proteus(800x600)_split_10.htm
proteus(800x600)_split_11.htm
proteus(800x600)_split_12.htm
proteus(800x600)_split_13.htm
proteus(800x600)_split_14.htm
proteus(800x600)_split_15.htm
proteus(800x600)_split_16.htm
proteus(800x600)_split_17.htm
proteus(800x600)_split_18.htm
proteus(800x600)_split_19.htm
proteus(800x600)_split_20.htm
proteus(800x600)_split_21.htm
proteus(800x600)_split_22.htm
proteus(800x600)_split_23.htm
proteus(800x600)_split_24.htm
proteus(800x600)_split_25.htm
proteus(800x600)_split_26.htm
proteus(800x600)_split_27.htm
proteus(800x600)_split_28.htm
proteus(800x600)_split_29.htm
proteus(800x600)_split_30.htm
proteus(800x600)_split_31.htm
proteus(800x600)_split_32.htm
proteus(800x600)_split_33.htm
proteus(800x600)_split_34.htm
proteus(800x600)_split_35.htm
proteus(800x600)_split_36.htm
proteus(800x600)_split_37.htm
proteus(800x600)_split_38.htm
proteus(800x600)_split_39.htm
proteus(800x600)_split_40.htm
proteus(800x600)_split_41.htm
proteus(800x600)_split_42.htm
proteus(800x600)_split_43.htm
proteus(800x600)_split_44.htm
proteus(800x600)_split_45.htm
proteus(800x600)_split_46.htm
proteus(800x600)_split_47.htm
proteus(800x600)_split_48.htm
proteus(800x600)_split_49.htm
proteus(800x600)_split_50.htm
proteus(800x600)_split_51.htm
proteus(800x600)_split_52.htm
proteus(800x600)_split_53.htm
proteus(800x600)_split_54.htm
proteus(800x600)_split_55.htm
proteus(800x600)_split_56.htm
proteus(800x600)_split_57.htm
proteus(800x600)_split_58.htm
proteus(800x600)_split_59.htm
proteus(800x600)_split_60.htm
proteus(800x600)_split_61.htm
proteus(800x600)_split_62.htm
proteus(800x600)_split_63.htm