DE METAMORFOSEN VAN HARRY MULISCH

 

 

Toen Harry Mulisch zich eens, ter gelegenheid van een bezoek aan de streken waar Ovidius ooit als balling leefde, ‘H. Mulisch Naso’ noemde, was dat om meer dan één reden niet slecht getroffen. Zelfs zijn filosofische uitvindingen wekken de indruk het wereldraadsel als een metamorfose te willen beschrijven. Het meest spectaculaire voorbeeld daarvan is misschien wel dat wat hij in De compositie van de wereld (1980) ‘transfiguratie’ noemt: het proces waarbij de menselijke soort geleidelijk aan muteert tot een nieuw planetair wezen, een wereldomspannend en zich steeds verder verzelfstandigend technologisch netwerk (het zg. corpus corporum). Dat de zielsverhuizing nog eens dergelijke proporties aan zou nemen, dat had zelfs Ovidius niet durven dromen... Maar het is niet mijn bedoeling Mulisch’ beredeneerde visioen te omschrijven als de filosofische mechanisering van Ovidius’ wereldbeeld.

 

Een feit is wel dat het fenomeen van de metamorfose ook in Mulisch’ literaire verbeeldingswereld een centrale rol speelt, en dat het - hoe kan het anders, zou ik bijna zeggen - ook een poëticale betekenis heeft: waar hij zich expliciet uitlaat over het schrijven doet hij dat bijna altijd in termen van een ingrijpend veranderingsproces. Het proces van het schrijven wordt voorgesteld als een metamorfose. Hetzij in seksueel-biologische beelden (verwekking, geboorte), hetzij in alchemistische (transmutatie). Zo zegt hij bijvoorbeeld in Voer voor psychologen (1961) dat het geschrevene hem ‘baart als een tweede moeder’ en noemt hij het oeuvre dat ontstaat ‘het nieuwe lichaam van de schrijver’.

 

Maar ook als we even afzien van die poëticale uitspraken kunnen we constateren dat het in zijn verhalen en romans wemelt van de metamorfosen. Ik herinner aan een paar in het oog springende gevallen: in ‘De sprong der paarden en de zoete zee’ veranderen de verward neergeschreven persoonlijke lotgevallen van Gustaaf Nagelhout in een mythe over de ondergang van het eiland Schokland. Dat is niet alleen het verhaal van de metamorfose van werkelijke gebeurtenissen tot een geschreven verhaal, maar vervolgens ook van de metamorfose van dat verhaal tot een mythe - en een mythe is een verhaal dat (steeds opnieuw) werkelijkheid wordt. Zo vormt ook deze cyclus van metamorfosen een gesloten circuit: hoe de werkelijkheid verhaal wordt, en het verhaal op zijn beurt weer werkelijkheid. (Zoiets als dus ook bij Ransmayr gebeurt - al is dit verhaal ruim dertig jaar ouder.)

 

De verhalenbundel De versierde mens (1957) zit trouwens vol metamorfosen: in ‘Wat gebeurde er met sergeant Massuro?’ verandert Massuro in een steen. In ‘De terugkomst’ verandert een gestorven vader in een woedende storm. En de ‘versierde mens’ van het titelverhaal duidt ook op een metamorfose: die van het opgaan van de mens in zijn techniek (de literaire prefiguratie van wat later dus ‘transfiguratie’ zal heten).

 

Het verhaal ‘Tussen sterven en begraven’, aanvankelijk bestemd voor De versierde mens, illustreert het thema metamorfose op een heel andere manier: het viel zelf ten prooi aan een hele reeks metamorfosen. Pas toen het zich zeventien jaar later eindelijk had ontpopt tot de experimentele roman De verteller (1970) durfde Mulisch ook de oorspronkelijke versie prijs te geven. In De verteller, een boek waarin letterlijk alles onderhevig is aan voortdurende metamorfosen, is er de cruciale symboliek van het brood dat in steen verandert. En ook de grafische hemelvaart van de tweeling Jesse en Joris, die in het tiende zegel - zoals dat ook in sommige mythen gebeurde - voorgoed veranderen in het corresponderende sterrenbeeld, is een frappante gedaanteverwisseling.

 

En tot besluit: een uiterst merkwaardige metamorfose voltrekt zich in Hoogste tijd (1985), waarin een acteur via een rol-in-een-rol verandert in een andere acteur...

 

 

Tot zover deze kleine, en betrekkelijk willekeurige bloemlezing van metamorfosen uit zijn werk. Het zou nauwelijks overdreven zijn om te zeggen dat zijn hele oeuvre in zekere zin in het teken van de metamorfose staat: niet voor niets heeft hij Hermes Trismegistus, ‘de aartsveranderaar’, zoals hij hem in Voer voor psychologen noemt, tot zijn schutspatroon gemaakt.

 

De voorbeelden die ik noemde zijn nog van het ondubbelzinnigste soort, al zijn ze heel verschillend van aard. Het probleem met een woord als metamorfose is, zoals ik al zei, dat het heel gauw verwatert tot een metafoor die zo algemeen inzetbaar is, dat het begrip zijn pregnante betekenis verliest. Dat is niet de bedoeling. Ik wil juist laten zien dat ook Mulisch’ werk zozeer beheerst wordt door metamorfosen, dat zelfs zijn metaforen vaak de neiging hebben, te metamorfoseren. Wat als metafoor begint concretiseert zich dan tot (verhaal)werkelijkheid.

 

Je zou dat bijvoorbeeld kunnen illustreren aan de hand van Het zwarte licht, waarin de neger die Marjolein verleidt geassocieerd wordt met een ‘bloedrode maan’ - dat is een beeld. Maar dat metaforisch complex rond de neger (zwart, duisternis, nacht en ‘bloedrode maan’) gaat een eigen leven leiden, zozeer dat aan het slot van de roman het ‘zwarte licht’ en die ‘bloedmaan’ op apocalyptische wijze werkelijkheid zijn geworden: de metafoor heeft zich ontwikkeld tot een metamorfose. Maar ik zal een wat minder gecompliceerd geval als voorbeeld nemen: een metafoor die door het hele oeuvre heen een rol speelt.
De Jacht Op Proteus
titlepage.xhtml
proteus(800x600)_split_0.htm
proteus(800x600)_split_1.htm
proteus(800x600)_split_2.htm
proteus(800x600)_split_3.htm
proteus(800x600)_split_4.htm
proteus(800x600)_split_5.htm
proteus(800x600)_split_6.htm
proteus(800x600)_split_7.htm
proteus(800x600)_split_8.htm
proteus(800x600)_split_9.htm
proteus(800x600)_split_10.htm
proteus(800x600)_split_11.htm
proteus(800x600)_split_12.htm
proteus(800x600)_split_13.htm
proteus(800x600)_split_14.htm
proteus(800x600)_split_15.htm
proteus(800x600)_split_16.htm
proteus(800x600)_split_17.htm
proteus(800x600)_split_18.htm
proteus(800x600)_split_19.htm
proteus(800x600)_split_20.htm
proteus(800x600)_split_21.htm
proteus(800x600)_split_22.htm
proteus(800x600)_split_23.htm
proteus(800x600)_split_24.htm
proteus(800x600)_split_25.htm
proteus(800x600)_split_26.htm
proteus(800x600)_split_27.htm
proteus(800x600)_split_28.htm
proteus(800x600)_split_29.htm
proteus(800x600)_split_30.htm
proteus(800x600)_split_31.htm
proteus(800x600)_split_32.htm
proteus(800x600)_split_33.htm
proteus(800x600)_split_34.htm
proteus(800x600)_split_35.htm
proteus(800x600)_split_36.htm
proteus(800x600)_split_37.htm
proteus(800x600)_split_38.htm
proteus(800x600)_split_39.htm
proteus(800x600)_split_40.htm
proteus(800x600)_split_41.htm
proteus(800x600)_split_42.htm
proteus(800x600)_split_43.htm
proteus(800x600)_split_44.htm
proteus(800x600)_split_45.htm
proteus(800x600)_split_46.htm
proteus(800x600)_split_47.htm
proteus(800x600)_split_48.htm
proteus(800x600)_split_49.htm
proteus(800x600)_split_50.htm
proteus(800x600)_split_51.htm
proteus(800x600)_split_52.htm
proteus(800x600)_split_53.htm
proteus(800x600)_split_54.htm
proteus(800x600)_split_55.htm
proteus(800x600)_split_56.htm
proteus(800x600)_split_57.htm
proteus(800x600)_split_58.htm
proteus(800x600)_split_59.htm
proteus(800x600)_split_60.htm
proteus(800x600)_split_61.htm
proteus(800x600)_split_62.htm
proteus(800x600)_split_63.htm