VAN MALDOROR TOT FINNEGANS WAKE

 

 

Een sterk literair voorbeeld van deze tendens leverde Isidore Ducasse aan het eind van de vorige eeuw met Les chants de Maldoror. Dit uit zes zangen bestaande staaltje van literair vuurwerk, even monumentaal als revolutionair, maakt duidelijk dat er maar weinig voor nodig is om metaforen in metamorfosen te doen omslaan. Ik geloof niet dat er sinds Ovidius een werk is geschreven dat zó beheerst wordt door metamorfosen als De zangen van Maldoror.

 

In het universum dat in dit lyrisch proza wordt opgeroepen is letterlijk alles mogelijk. En dat wordt niet in de laatste plaats bereikt doordat de dichter zijn vergelijkingen en metaforen consequent zó laat uitdijen dat het beeld een eigen werkelijkheid krijgt, die de oorspronkelijk beschreven situatie verdringt en overwoekert. Dat is het proces waarin een metafoor ‘metamorfoseert’: een bewuste overdrijving van de homerische vergelijking. Dat gaat bijvoorbeeld op de eerste bladzijde al zo:

 

‘Luister goed naar wat ik u zeg: richt uw schreden achterwaarts en niet voorwaarts, zoals de ogen van een zoon die zich met eerbied afwendt van de verheven aanblik van het moederlijk gelaat, of liever, zoals een onafzienbaar grote hoek van kouwelijke kraanvogels die veel overdenken, en die gedurende de winter in een machtige vlucht met volle zeilen door de stilte trekt naar een bepaald punt aan de horizon, waar vandaan plotseling een vreemde en sterke wind op komt zetten, een voorbode van de storm. De oudste kraanvogel, die geheel alleen de voorhoede vormt, schudt, als hij dit merkt, zijn kop als een redelijk wezen, bijgevolg ook zijn snavel die hij laat klapperen, en hij is niet tevreden (dat zou ik in zijn plaats ook niet zijn), terwijl zijn oude, kale hals, die de tijdgenoot was van drie kraanvogelgeslachten, zich in toornige golvingen beweegt, die het onweer voorspellen dat meer en meer naderbij komt.’

 

En dat gaat zo nog even door. Op deze manier schept de taal haar eigen wereld, waarin de lezer wordt meegesleurd van het ene taalniveau naar het andere. Wat het ene moment nog herkenbaar is als een metafoor, is het volgende al uitgedijd tot een werkelijkheid.

 

Beroemd geworden zijn de ‘beau comme’-vergelijkingen, waarin hij het procédé ad absurdum voert. Ducasse, alias Comte de Lautréamont, schept er een satanisch genoegen in, de lezer voortdurend op het verkeerde been te zetten door onverwachte wendingen en wisselingen van toon en stijl (zie bijvoorbeeld in dit fragment de zin tussen haakjes). Nu eens spreekt hij lyrisch en verheven, dan weer nuchter beschouwelijk, met een quasi-wetenschappelijke precisie, om het volgende moment een vertellende toon te hanteren. Hier speelt de metamorfose op alle niveaus: dat van de stijl, dat van de verteltechniek, en ook - voor zover er van verhalende fragmenten sprake is - op het ‘verhaalniveau’.

 

Maldoror wordt niet alleen afwisselend met ‘ik’ en ‘hij’ aangeduid, waardoor zijn gestalte nu eens met die van de dichter (‘Comte de Lautréamont’) lijkt samen te vallen, en dan weer tot personage wordt geobjectiveerd, maar hij verandert ook in een inktvis, in een arend die een vreselijk gevecht levert met een draak, in een zwijn en in een zwarte zwaan. En daar blijft het niet bij: een lamp verandert in een engel, God zelf in een rhinoceros, et cetera. Zelfs de lezer, die regelmatig wordt aangesproken, wordt af en toe in dit spel betrokken. Neem bijvoorbeeld het begin van de Eerste Zang, waar je als lezer, na eerst met een haai te zijn vergeleken, in een monster wordt veranderd, met ‘twee wanstaltige gaten in uw afzichtelijke snuit’.

 

Het hele werk is één grote provocatie, niet alleen door zijn verheerlijking van het kwaad en de wreedheid, en Maldorors opstand tegen God en zijn Schepping, maar vooral ook door de honende ironie - het boek neemt een loopje met de lezer, en met de literatuur: het is literatuur die zichzelf parodiëert.

 

In deze zangen wordt met een verbluffend vertoon van retorisch talent gedemonstreerd hoe iedere werkelijkheidsillusie in en door de taal ontstaat, en door de dichter wordt opgebouwd en afgebroken. Als een krankzinnig geworden demiurg schept de dichter zijn taalwerelden, laat ze in elkaar overvloeien, en vernietigt ze naar believen. Hij speelt ermee, hij spot ermee (zoals in de Vierde Zang), en acht zich aan geen enkele conventie gebonden.

 

Nergens duidelijker dan hier heeft het metamorfosemotief een subversieve lading, want dit alles staat in het teken van de revolte van Maldoror tegen de Schepper en zijn schepping. Niet voor niets waren het de surrealisten die dit werk voor het voetlicht haalden en Lautréamont als een van hun grote voorgangers verheerlijkten. Zijn eruptie van virtuoze metamorfosen is een proclamatie van de onbegrensde mogelijkheden van de taal - en tegelijk de ironisering ervan. Want in dit pandemonium van metamorfosen lijkt voor een andere werkelijkheid dan die van de woorden nauwelijks plaats te zijn. Het is een opstand van het Scheppende Woord tegen de Schepping: malicieus, meeslepend en absurd.

 

Nog een voorbeeld tot slot: de metamorfose van Maldoror tot zwijn, in een droom. In die passage wordt de gedaanteverwisseling tot varken verheerlijkt als een ontsnapping aan het goddelijke en menselijke:

 

‘Ik droomde dat ik binnen in het lichaam van een zwijn was, dat het mij niet gemakkelijk viel dit te verlaten, en dat ik mij met mijn borstels haar in de modderigste moerassen wentelde. Zou dit een beloning zijn? Vervulling van mijn wensen, ik behoorde niet meer tot de mensheid! (...) De gedaanteverwisseling was in mijn ogen nooit iets anders dan de hoge en edele weerklank van een volmaakt geluk, waar ik sinds lang op wachtte. Eindelijk was de dag gekomen, dat ik een zwijn was geworden! Ik probeerde mijn tanden op een boomschors en met genot bekeek ik mijn varkenssnuit. Er bleef geen zweem van goddelijkheid meer over, ik wist mijn ziel op te heffen tot de bovenmatige hoogte van deze onuitsprekelijke wellust.’

 

Vervolgens beschrijft hij zijn gewelddadige en bloedige leven als zwijn, totdat hij, wakker wordend uit de droom, zijn menselijke gestalte weer aanneemt. Tot zijn grote droefenis.

 

Terwijl de filosoof Hegel de mythische gedaanteverwisselingen van mens in dier interpreteerde als een vernedering en straf van de goden, presenteert Ducasse de zijne juist als een ontsnapping, een bevrijding uit het menselijke: een volmaakt geluk - maar tegelijk verhindert hij de lezer dit alles al te serieus te nemen.

 

 

De zangen van Maldoror is een fascinerende demonstratie van de dubbelzinnigheid van het Scheppende Woord - het is de grote kracht, en tegelijk de achilleshiel van de moderne literatuur. Want waar deze dubbelzinnigheid een doel in zichzelf wordt, waar het scheppende woord de ambitie om ‘vlees’ te worden opgeeft, verbleekt de literatuur tot een spel voor specialisten.

 

Dat lijkt bijvoorbeeld het geval in het magnum opus van James Joyce: Finnegans Wake. Maar het is oppassen geblazen met zulke oordelen, want ‘verbleken’ is niet bepaald het juiste woord voor dit werk, en als er één boek is waar het woord nu juist streeft naar een buitengewoon sensuele aanwezigheid dan is het wel dit boek.

 

Zei ik dat geen werk sinds Ovidius mij zo beheerst leek door metamorfosen als De zangen van Maldoror? Dan heb ik Finnegans Wake toch over het hoofd gezien: hier is de metamorfose doorgedrongen tot in de woorden zelf, tot in het klanklichaam van de woorden. ‘Reeve Gootch was right and Reeve Drughad was sinistrous!’ Wat hier, in één zinnetje, allemaal niet verandert in iets anders, in elkaar, in zijn tegendeel, is nauwelijks te overzien - Engels in Frans, een baljuw in een oever, de linkeroever in een rechter, en omgekeerd, enzovoort...

 

In dit ongelooflijke boek, deze mijlpaal van verbaal vernuft en woordmuziek, lijken de grenzen van wat metamorfose in de literatuur kan betekenen wel bereikt. Hier is Proteus in de taal zelf gevaren met zo’n tomeloze energie dat Menelaos het nakijken heeft. En misschien is dat de reden waarom het mij wat al te machtig is. Het is dronkemanstaal, droomtaal waarin je als lezer voortdurend verdwaalt. Zonder iets af te willen doen aan de duizelingwekkende woordkunst van Joyce constateer ik dat het feest van de taal ook zulke exuberante vormen kan aannemen dat je onvermijdelijk kopje-onder gaat in haar metamorfosen: in feite verandert Proteus hier in een razende Dionysos.

 

Wat mij betreft: ik houd het voorlopig maar liever bij Proteus. Een literatuur die metamorfose wil zijn is niet noodzakelijk een mateloze droomliteratuur die haar lezers verzwelgt in afgronden van mogelijke betekenis. Proteus biedt een kans op inzicht - op een gevecht dat gewonnen kan worden. De metamorfische kracht van de taal biedt ook op een minder bedwelmende schaal perspectieven.
De Jacht Op Proteus
titlepage.xhtml
proteus(800x600)_split_0.htm
proteus(800x600)_split_1.htm
proteus(800x600)_split_2.htm
proteus(800x600)_split_3.htm
proteus(800x600)_split_4.htm
proteus(800x600)_split_5.htm
proteus(800x600)_split_6.htm
proteus(800x600)_split_7.htm
proteus(800x600)_split_8.htm
proteus(800x600)_split_9.htm
proteus(800x600)_split_10.htm
proteus(800x600)_split_11.htm
proteus(800x600)_split_12.htm
proteus(800x600)_split_13.htm
proteus(800x600)_split_14.htm
proteus(800x600)_split_15.htm
proteus(800x600)_split_16.htm
proteus(800x600)_split_17.htm
proteus(800x600)_split_18.htm
proteus(800x600)_split_19.htm
proteus(800x600)_split_20.htm
proteus(800x600)_split_21.htm
proteus(800x600)_split_22.htm
proteus(800x600)_split_23.htm
proteus(800x600)_split_24.htm
proteus(800x600)_split_25.htm
proteus(800x600)_split_26.htm
proteus(800x600)_split_27.htm
proteus(800x600)_split_28.htm
proteus(800x600)_split_29.htm
proteus(800x600)_split_30.htm
proteus(800x600)_split_31.htm
proteus(800x600)_split_32.htm
proteus(800x600)_split_33.htm
proteus(800x600)_split_34.htm
proteus(800x600)_split_35.htm
proteus(800x600)_split_36.htm
proteus(800x600)_split_37.htm
proteus(800x600)_split_38.htm
proteus(800x600)_split_39.htm
proteus(800x600)_split_40.htm
proteus(800x600)_split_41.htm
proteus(800x600)_split_42.htm
proteus(800x600)_split_43.htm
proteus(800x600)_split_44.htm
proteus(800x600)_split_45.htm
proteus(800x600)_split_46.htm
proteus(800x600)_split_47.htm
proteus(800x600)_split_48.htm
proteus(800x600)_split_49.htm
proteus(800x600)_split_50.htm
proteus(800x600)_split_51.htm
proteus(800x600)_split_52.htm
proteus(800x600)_split_53.htm
proteus(800x600)_split_54.htm
proteus(800x600)_split_55.htm
proteus(800x600)_split_56.htm
proteus(800x600)_split_57.htm
proteus(800x600)_split_58.htm
proteus(800x600)_split_59.htm
proteus(800x600)_split_60.htm
proteus(800x600)_split_61.htm
proteus(800x600)_split_62.htm
proteus(800x600)_split_63.htm