4 LITERATUUR ALS METAMORFOSE

 

 

DE MYTHE VAN HET WOORD

 

 

Hoe glibberig een begrip als ‘metamorfose’ is, blijkt wel uit de manier waarop het gebruikt wordt - voor je het weet gebruik je het als een metafoor die zo algemeen bruikbaar is dat je je nauwelijks meer bewust bent van dat metaforisch karakter. Als je al van iemand die naar de kapper is geweest kunt zeggen dat hij ‘een ware metamorfose’ heeft ondergaan, dan betekent het woord blijkbaar niet zoveel meer.

 

Wanneer Valéry spreekt van de metamorfosen van de dichter, dan is dat natuurlijk ook een metafoor, en als Rilke schrijft: ‘Ist dir trinken bitter, werde Wein’, zal niemand eraan twijfelen dat dat metaforisch bedoeld is. Maar toch is er dan meer aan de hand: dan gaat het om de metamorfose als een psychische mogelijkheid. Een manier om de wereld om je heen zodanig te ondergaan dat je er zelf door verandert. De metamorfose als dichterlijke metafoor wijst hier op de mogelijkheid om aan het vrijblijvende van de metaforiek, van het louter vergelijkende, van het ‘alsof’ te ontsnappen.

 

En het verlangen om daaraan te ontsnappen speelt een opmerkelijke rol in de moderne literatuur. Een begrip als ‘metamorfose’ mag dan haast gedoemd zijn te functioneren als een metafoor, maar dat het meer wil zijn dan dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat ook de mogelijkheid van het omgekeerde wordt uitgebuit: metaforen kunnen hun metaforisch karakter verliezen en ‘metamorfoseren’. Dat is een merkwaardig verschijnsel, en het doet zich in de literatuur van de laatste eeuw nogal eens voor. Het is alsof de metafoor zich haar oorsprong herinnert... Waar het ging over de mythische oorsprong van het metamorfosemotief heb ik tot dusver vrijwel alleen naar het Grieks-Romeinse erfgoed verwezen. Dat lijkt voor de hand te liggen, want wat dit betreft heeft de joods-christelijke traditie op het eerste gezicht bijzonder weinig te bieden: de vrouw van Lot die in een zoutpilaar verandert; de stok van Aäron die in een slang verandert (maar dat valt al onder het hoofdstuk ‘toverij’) - niet echt imponerend, zou je zeggen, naast de spectaculaire metamorfosen van de klassieke mythologie... En het lijkt ook verklaarbaar, gezien de sterk iconoclastische inslag van de joodse cultuur, die toch vooral een cultuur van het Woord was. Maar juist daar schuilt een addertje onder het gras.

 

Wat te denken, bijvoorbeeld, van Jezus van Nazareth, die volgens de overlevering bij zijn afscheidsmaal het brood liet rondgaan onder zijn volgelingen en zei: ‘Neemt, eet, dit is mijn lichaam.’ En hun de beker wijn reikte met de woorden: ‘Drinkt, dit is het bloed van mijn verbond’? Over de vraag of dit metaforen zijn of metamorfosen is een verbitterde theologische strijd gestreden die tot op de dag van vandaag de christenen verdeeld houdt. En het beroemde begin van het Johannesevangelie, over het Vleesgeworden Woord - kun je dat een metafoor noemen? Gaat het ook hier niet om een metamorfose?

 

 

Het mag in dit verband wat vergezocht lijken, maar dat is het allerminst. De theologie werpt hier een kwestie op die voor de literatuur, zacht gezegd, een niet te verwaarlozen staartje heeft. En zoals het spreekwoord zegt: het venijn zit in de staart. Het gaat hier immers om de vraag naar de macht van het woord. Welke status kennen we toe aan het woord? Hoe werkelijk of onwerkelijk zijn woorden?

 

In dat opzicht heeft de joods-christelijke traditie wel een heel speciale en gecompliceerde bijdrage geleverd aan de thematiek van de metamorfose. En die kan niet zomaar buiten beschouwing worden gelaten, omdat de geschiedenis van de Europese literatuur nauwelijks denkbaar is zonder die twee mythische concepties: de joodse van het Scheppende Woord, en de christelijke van het Vleesgeworden Woord. Deze twee mythen behoren tot de voornaamste wortels waarlangs de boom van de Europese literatuur zijn sappen opzuigt uit de obscure bodem van de Oudheid. Tot in de jongste en nieuwste scheuten.

 

Dat is maar al te duidelijk geworden in de literatuur van de laatste honderd vijftig jaar; hoe ‘radicaal’ die zich ook van het christendom en de christelijke traditie probeerde te distantiëren, in haar bezinning op zichzelf, op het creatieve proces en op het woord, kon ze niet anders dan opnieuw een beroep doen op die joods-christelijke mythen, waarin de noties ‘metafoor’ en ‘metamorfose’ onontwarbaar verstrengeld lijken. Want wat is de idee van het literaire werk als een autonome taalwereld anders dan een nieuwe versie van de idee van het Scheppende Woord? En anderzijds: wie zou durven beweren dat het verlangen naar vleeswording van dat Woord, het poëtisch verlangen naar een ‘eetbare’ of ‘lichamelijke’ taal, een taal die hoe dan ook werkelijkheid wordt, vreemd is aan de moderne literatuur?

 

Contradicties, contradicties! Enerzijds leek de conceptie van de autonomie van het Scheppende Woord de literatuur een ongelimiteerde vrijheid en een eigen speelruimte te garanderen (die van de metafoor) - die ze anderzijds uit alle macht probeerde te doorbreken omdat het Woord toch eigenlijk vooral Vlees wilde worden. Dat wil zeggen: tot werkelijkheid wilde metamorfoseren.

 

Nu zal men misschien tegenwerpen dat het niet aangaat een linguïstisch begrip als ‘metafoor’ naast een zo anders geaard en in elk geval niet-linguïstisch begrip als ‘metamorfose’ te zetten. Maar ik denk dat dat gerechtvaardigd wordt door de zaak zelf: de vraag of literatuur alleen een zaak is van woorden - dus iets voor schriftgeleerden en filologen - of ook een kwestie van ‘daden’, dat wil zeggen: van woorden die op de een of andere manier hun consequenties hebben buiten het domein van de taal. (Het is in dit verband veelbetekenend dat juist in het Hebreeuws het woord ‘dabar’ zowel woord als daad kan betekenen.) En om die reden lijkt me het begrip ‘metamorfose’ hier onontkoombaar.

 

In dit spanningsveld tussen metafoor en metamorfose beweegt zich een belangrijk deel van de moderne literatuur. En vanuit deze optiek ondergaat het gegeven van de metamorfose zelf een metamorfose (zoals eigenlijk al duidelijk werd in een aantal besproken gevallen): het raakt de kern van de literatuur zelf en krijgt een poëticale betekenis.

 

 

Uitspraken als ‘dit is mijn lichaam’ of ‘het Woord is vlees geworden’ illustreren dat het probleem ‘metafoor of metamorfose’ zowel een metafysisch probleem is als een taalprobleem, en als zodanig onoplosbaar: een kwestie van geloof. Het onderscheid tussen letterlijk en figuurlijk, tussen symbolisch en reëel, dat voor ons gesneden koek lijkt, blijkt helemaal niet zo vanzelfsprekend wanneer er overtuigingen in het geding zijn die wortelen in een vergoddelijking van het woord.

 

‘Gesneden koek’ zei ik?

 

Daar heb je het al. Wat let een dichter, voor wie woorden iets werkelijks zijn, die gesneden koek rond te delen met de mededeling dat dit zijn lichaam is? Een metafoor? Ik betwijfel het. Misschien is het geheim van de dichter wel, dat voor hem woorden niet alleen woorden, en metaforen nog iets heel anders dan metaforen zijn - metamorfosen, bijvoorbeeld...

 

Het zal duidelijk zijn dat we hier een terrein betreden waar je maar beter niet kunt komen als je niet van warhoofdigheid of obscurantisme beschuldigd wilt worden. Niettemin is de vraag hoe ver ons geloof in woorden eigenlijk gaat niet alleen een legitieme, maar zelfs een cruciale vraag. En de literatuur waarin die vraag aan de orde is kan niet zo profaan zijn of er zit nog wel een obscuur metafysisch vetrandje aan.

 

In een cultuur die zo sterk gevormd is door de mythe dat de wereld geschapen is door het Woord (een metamorfose van taal in materiële realiteit) is dat bepaald geen eenvoudige vraag. Waar houdt de metafoor op en begint de metamorfose?

 

Wanneer de literatuur zich in de negentiende eeuw begint op te werpen als een autonome werkelijkheid, een alternatieve Schepping-door-het-woord, ontstaat er een alchimie du verbe waarin de metafoor letterlijk ontketend wordt: losgemaakt van die ‘werkelijkheid’ die zij geacht werd te illustreren. Zij creëert haar eigen werkelijkheid - en functioneert dus als een metamorfose, zoals bijvoorbeeld in het eerder aangehaalde gedicht van Lucebert te zien is. Sterker nog: er is in de kunst van onze eeuw in het algemeen een krachtige tendens te bespeuren om terug te keren tot de metamorfose. In de beeldende kunst is dat duidelijk waar te nemen bij surrealisten als Max Ernst en René Magritte, en wat is het anders dan een metamorfose wanneer Picasso van een zadel en een fietsstuur een stierenkop maakt? ‘Ik houd me niet langer bezig met metaforen, maar met metamorfose,’ zei de schilder George Braque ooit in Cahiers d’Art, en als dat dus ook voor een schilder geldt, dan gaat het blijkbaar om iets wat veel meer is dan een zuiver literaire kwestie.
De Jacht Op Proteus
titlepage.xhtml
proteus(800x600)_split_0.htm
proteus(800x600)_split_1.htm
proteus(800x600)_split_2.htm
proteus(800x600)_split_3.htm
proteus(800x600)_split_4.htm
proteus(800x600)_split_5.htm
proteus(800x600)_split_6.htm
proteus(800x600)_split_7.htm
proteus(800x600)_split_8.htm
proteus(800x600)_split_9.htm
proteus(800x600)_split_10.htm
proteus(800x600)_split_11.htm
proteus(800x600)_split_12.htm
proteus(800x600)_split_13.htm
proteus(800x600)_split_14.htm
proteus(800x600)_split_15.htm
proteus(800x600)_split_16.htm
proteus(800x600)_split_17.htm
proteus(800x600)_split_18.htm
proteus(800x600)_split_19.htm
proteus(800x600)_split_20.htm
proteus(800x600)_split_21.htm
proteus(800x600)_split_22.htm
proteus(800x600)_split_23.htm
proteus(800x600)_split_24.htm
proteus(800x600)_split_25.htm
proteus(800x600)_split_26.htm
proteus(800x600)_split_27.htm
proteus(800x600)_split_28.htm
proteus(800x600)_split_29.htm
proteus(800x600)_split_30.htm
proteus(800x600)_split_31.htm
proteus(800x600)_split_32.htm
proteus(800x600)_split_33.htm
proteus(800x600)_split_34.htm
proteus(800x600)_split_35.htm
proteus(800x600)_split_36.htm
proteus(800x600)_split_37.htm
proteus(800x600)_split_38.htm
proteus(800x600)_split_39.htm
proteus(800x600)_split_40.htm
proteus(800x600)_split_41.htm
proteus(800x600)_split_42.htm
proteus(800x600)_split_43.htm
proteus(800x600)_split_44.htm
proteus(800x600)_split_45.htm
proteus(800x600)_split_46.htm
proteus(800x600)_split_47.htm
proteus(800x600)_split_48.htm
proteus(800x600)_split_49.htm
proteus(800x600)_split_50.htm
proteus(800x600)_split_51.htm
proteus(800x600)_split_52.htm
proteus(800x600)_split_53.htm
proteus(800x600)_split_54.htm
proteus(800x600)_split_55.htm
proteus(800x600)_split_56.htm
proteus(800x600)_split_57.htm
proteus(800x600)_split_58.htm
proteus(800x600)_split_59.htm
proteus(800x600)_split_60.htm
proteus(800x600)_split_61.htm
proteus(800x600)_split_62.htm
proteus(800x600)_split_63.htm