3

 

 

Wat meteen opvalt in dit boek is het grote plezier in het vertellen: dat straalt ervan af. Van meet af aan is duidelijk dat de manier waarop de dolzinnige avonturen van de held gepresenteerd worden een belangrijke rol voor zich opeist. Cervantes schept er een bijzonder genoegen in de vertelsituatie te compliceren: de geschiedenis die hij vertelt is zogenaamd ontleend aan een manuscript van de ‘Arabische geschiedschrijver Cide Hameti Benengeli’. Ze is dus uit het Arabisch vertaald, maar het is geen gewone vertaling, want ook de vertaler mengt zich af en toe in het verhaal, en ten slotte is er nog een derde in het spel, de ‘tweede verteller’, die af en toe weer commentaar op de vertaler geeft.

 

In het achtste hoofdstuk wordt het verhaal, uitgerekend op het moment waarop Don Quichot een gevecht op leven en dood begint tegen de ‘kloeke Biskajer’, plotseling stilgezet met de laconieke mededeling dat de verteller niet verder kan, omdat het manuscript waaruit hij put hier afbreekt. In het volgende hoofdstuk vertelt hij dan hoe hij bij toeval het boek (van Benengeli) vindt waarin de complete geschiedenis staat opgetekend, en pas daarna kan de draad van het ijselijk gevecht weer worden opgevat.

 

Zo wordt een gelijktijdigheid van het vertellen en het vertelde bereikt die in feite een bespotting is van wat misschien wel de oudste vertelconventie mag heten: de suggestie dat het verhaal handelt over iets wat aan het vertellen vooraf gegaan is - iets wat ‘echt gebeurd’ is. Hier speelt het avontuur zich af op het moment waarop het verteld wordt, zodat het vertellen zelf ook iets avontuurlijks krijgt.

 

Dat blijkt opnieuw in het vierenveertigste hoofdstuk, waar verteld wordt hoe Don Quichot om protocollair-ridderlijke redenen weigert in te grijpen wanneer de waard van de herberg door een stel schurken wordt afgetuigd. Nadat hij de spanning behoorlijk heeft opgevoerd, zegt de verteller plotseling: ‘Maar wij moeten hem hier achterlaten; waarlijk, er zal hem wel iemand te hulp komen (...); laat ons liever een vijftig schreden terugkeren om te horen wat Don Luis de rechter antwoordde...’ (Ik citeer steeds uit de vertaling van Werumeus Buning en Van Dam, de vijfde druk, 1963)

 

Met een soevereine ironie laat Cervantes keer op keer merken dat de wereld waarin we ons bewegen een vertelde wereld is. En wanneer Sancho Panza een keer de gelegenheid krijgt een verhaal te vertellen pakt dat zo desastreus uit, dat je geneigd bent deze oerkomische episode te lezen als een klein college in de metafysica van het vertellen.

 

Sancho’s verhaal gaat over een herder met een kudde geiten, die aan de oever van een rivier komt. Zijn geiten moeten stuk voor stuk overgezet worden met een klein bootje. Terwijl Sancho nauwgezet verslag doet van het heen en weer varen met telkens een geit (‘en nog een, en nog een...’), krijgt Don Quichot de opdracht om de tel bij te houden. Al na een paar geiten is hij de tel kwijt: “Laten wij maar zeggen dat hij ze allemaal overzette,” zei Don Quichot, “en vaar niet zo heen en weer, want dan krijg je ze nog in geen jaar over.” Waarop Sancho zijn verhaal afbreekt en beëindigt met het argument dat hij onmogelijk verder kan vertellen als hij niet weet hoeveel er al aan de overkant zijn, want dan weet hij niet hoeveel overtochten hij nog moet beschrijven.

 

Zo heeft hij zijn meester, die verslaafd is aan verhalen, flink tuk, maar het is bovendien ook een prachtig ironisch argument: Sancho’s realisme weerlegt zichzelf als het ware. Het laat precies zien waarin de soevereiniteit van een verteller bestaat, en waarom hij geen boekhouder van de feiten kan zijn. Over het verteltechnische probleem waarin Sancho zich hier verstrikt zou een mooie verhandeling te schrijven zijn. Maar dit alles is niet meer dan een terloopse grap, waardoor ook Sancho’s nuchtere pragmatisme nog even fraai gecontrasteerd wordt met de verheven verhalenhonger van zijn meester. Cervantes toont zich een meester in zulke terloopse dubbelzinnigheden, en je hoort hem haast grinniken wanneer hij Don Quichot op een bepaald moment tegen Sancho laat zeggen: ‘Spreek op, vriend Sancho; ga voort, want je spreekt vandaag als een boek.’

 

 

In het begin van het tweede deel komt een hoofdstuk voor waarin de vertaler zich regelmatig in het verhaal mengt met de waarschuwing dat het hier moet gaan om een apocrief hoofdstuk, omdat hij niet gelooft dat Sancho Panza zijn vrouw heeft toegesproken op de wijze die hier wordt verhaald.

 

Nog zotter wordt het, wanneer Don Quichot zelf optreedt als verteller en verhaalt welke avonturen hij beleefde in de grot van Montesinos. (Net als bij Odysseus voor hem, en bij baron von Münchhausen na hem, vernemen we de meest krasse avonturen uit zijn eigen mond. En zo hoort het ook: wat is een avonturier zonder een sterk verhaal?) Onze ridder maakt het intussen wel erg gortig: de avonturen die hij opdist zijn zozeer in strijd met alles wat redelijk en geloofwaardig is, dat Cervantes opnieuw een klein tussenspel invoegt. Hij vermeldt dat de vertaler in de marge van het handschrift van Benengeli hierbij een kanttekening vond, waarin zelfs Benengeli zijn twijfels uit over de waarheid van deze avonturen: ‘...maar als dit avontuur apocrief schijnt ligt de schuld niet bij mij, en daarom schrijf ik het neer zonder te beoordelen of het vals is of echt. Gij lezer, die een wijs man zijt, beslis zelf wat ge ervan denken moet, want ik mag en kan niet anders handelen, alhoewel het zeker schijnt dat hij het in het uur van zijn dood en verscheiden naar men zegt herriep, en verklaarde dat hij het had verzonnen omdat hij meende dat het in de trant en aard lag van de avonturen die hij in zijn boeken had gelezen.’

 

Bij een andere gelegenheid begint Cide Hameti Benengeli een hoofdstuk met de plechtige verzekering: ‘Ik zweer als katholiek christen...’, waarna de ‘vertaler’ zich haast om uit te leggen hoe het moet worden opgevat dat een moorse mohammedaan zweert als een katholiek christen. Dit soort schielijke toelichtingen lijkt verdacht veel op die van politici die precies kunnen uitleggen waarom ze niet gezegd hebben wat ze zeiden - wat hun geloofwaardigheid niet pleegt te vergroten.

 

 

Zo neemt Cervantes regelmatig afstand van zijn verhaal: hij creëert een speelruimte tussen het verhaal en de lezer, waarin de verschillende vertellers (Benengeli en zijn vertaler) het vertelde zelf becommentariëren en op losse schroeven zetten. En die speelse presentatie van het verhaal, dit regelmatig verbreken van de werkelijkheidsillusie, doet geen ogenblik geforceerd aan. Dat de personages uit een ingelaste pastorale geschiedenis plotseling figuren blijken te zijn die het verhaal van de dolende ridder binnenstappen, en dat Dorotea met hetzelfde gemak waarmee ze uit haar verhaal stapt even later de rol op zich neemt van de fantastische prinses Micomicona - dat alles maakt deel uit van het steeds ingewikkelder spel dat de schrijver speelt met de lezer, en met zijn held. Want Don Quichot is een bijzonder soort held.
De Jacht Op Proteus
titlepage.xhtml
proteus(800x600)_split_0.htm
proteus(800x600)_split_1.htm
proteus(800x600)_split_2.htm
proteus(800x600)_split_3.htm
proteus(800x600)_split_4.htm
proteus(800x600)_split_5.htm
proteus(800x600)_split_6.htm
proteus(800x600)_split_7.htm
proteus(800x600)_split_8.htm
proteus(800x600)_split_9.htm
proteus(800x600)_split_10.htm
proteus(800x600)_split_11.htm
proteus(800x600)_split_12.htm
proteus(800x600)_split_13.htm
proteus(800x600)_split_14.htm
proteus(800x600)_split_15.htm
proteus(800x600)_split_16.htm
proteus(800x600)_split_17.htm
proteus(800x600)_split_18.htm
proteus(800x600)_split_19.htm
proteus(800x600)_split_20.htm
proteus(800x600)_split_21.htm
proteus(800x600)_split_22.htm
proteus(800x600)_split_23.htm
proteus(800x600)_split_24.htm
proteus(800x600)_split_25.htm
proteus(800x600)_split_26.htm
proteus(800x600)_split_27.htm
proteus(800x600)_split_28.htm
proteus(800x600)_split_29.htm
proteus(800x600)_split_30.htm
proteus(800x600)_split_31.htm
proteus(800x600)_split_32.htm
proteus(800x600)_split_33.htm
proteus(800x600)_split_34.htm
proteus(800x600)_split_35.htm
proteus(800x600)_split_36.htm
proteus(800x600)_split_37.htm
proteus(800x600)_split_38.htm
proteus(800x600)_split_39.htm
proteus(800x600)_split_40.htm
proteus(800x600)_split_41.htm
proteus(800x600)_split_42.htm
proteus(800x600)_split_43.htm
proteus(800x600)_split_44.htm
proteus(800x600)_split_45.htm
proteus(800x600)_split_46.htm
proteus(800x600)_split_47.htm
proteus(800x600)_split_48.htm
proteus(800x600)_split_49.htm
proteus(800x600)_split_50.htm
proteus(800x600)_split_51.htm
proteus(800x600)_split_52.htm
proteus(800x600)_split_53.htm
proteus(800x600)_split_54.htm
proteus(800x600)_split_55.htm
proteus(800x600)_split_56.htm
proteus(800x600)_split_57.htm
proteus(800x600)_split_58.htm
proteus(800x600)_split_59.htm
proteus(800x600)_split_60.htm
proteus(800x600)_split_61.htm
proteus(800x600)_split_62.htm
proteus(800x600)_split_63.htm