METAMORFOSEN VOORBIJ DE METAFOOR

 

 

Het mimetisch vermogen, de ervaring van de metamorfose, is in aanleg iets heel lichamelijks en affectiefs. Het menselijk lichaam was oorspronkelijk de enige parameter van de kennis: het eerste vergelijken - de ontdekking van overeenkomst en verschil - moet een heel lichamelijke en mimetische aangelegenheid geweest zijn. En dat is precies de dimensie die in Plato’s mimesisinterpretatie wordt verduisterd: zijn ambachtelijk-technische benadering onttrekt dit wezenlijke, psychosomatische aspect aan het oog. De lichamelijke en psychische betrokkenheid, die de kern van het mimetisch vermogen is, verdwijnt bij hem in een maken dat bovendien alleen maar namaken kan zijn. Terwijl die betrokkenheid, de investering van zichzelf in het andere, toch de mogelijkheidsvoorwaarde is voor elk begrijpen.

 

Het opvallendste in het mimetisch vermogen is juist die inschakeling met-huid-en-haar van de eigen existentie, die lijnrecht tegenover de objectiveringsprocedures van de moderne kennis lijkt te staan. Het is een proces van experimentele zelfverandering, waardoor men zich bewust werd van overeenkomst en verschil. Dat mimetisch vermogen zou je kunnen omschrijven als het vermogen om van zichzelf te verschillen door het creëren van een overeenkomst met iets anders.

 

En tegelijk ligt in dit proefondervindelijk vergelijken, in deze primitieve alchemie van fysiek ervaren overeenkomsten en verschillen, waarschijnlijk de bron van alle metaforen. Als de oorspronkelijke mimetische vermogens van de mens zijn opgegaan in de taal, zoals Walter Benjamin suggereerde, dan zitten ze vooral in haar metaforisch karakter.

 

De metafoor, zou je kunnen zeggen, is de naar het niveau van de taal getransponeerde metamorfose. De metafoor neemt de functie over van de lichamelijke mimesis, en door deze transformatie, door deze ‘vertaling’ van de beweging, die een verinnerlijking, een intellectualisering is, worden de menselijke mogelijkheden tot in het oneindige uitgebreid.

 

De ‘rozevingerige dageraad’ van Homerus, waarin de oorspronkelijke lichamelijkheid van het vergelijken nog herkenbaar is, breidt zich als taal uit over al het bestaande. In dat licht wordt alles vergelijkbaar met alles. In het licht van deze mimetische taal kan elk ding in principe alle andere mimeren. Dat mag buitengewoon verwarrend zijn, het is ook buitengewoon vruchtbaar gebleken. Met zijn taal wierp de mens de lont in het kruitvat van de wereld en in het weergaloze vuurwerk dat daaruit ontstond is niets nog gelijk aan zichzelf: elk ding roept in eerste instantie andere dingen op. Het kan zich alleen definiëren in en door het andere (zoals ook ieder woord de andere woorden nodig heeft om zich te definiëren).

 

 

Maar wat gebeurt er als dit vuurwerk is uitgewoed? Als de metaforische kracht van de taal is uitgekristalliseerd in een netwerk van begrippen en de taal steeds meer als instrument wordt begrepen en gebruikt?

 

Dan worden metaforen begrepen als iets overtolligs: speelgoed voor dichters, onschuldige opsmuk, een atavistisch verschijnsel. ‘Mooi’, maar zonder werkelijke betekenis. ‘Het is maar een beeld’, nietwaar? Het spreken van dichters heeft dan geen enkele directe betekenis meer: alles wordt metafoor en symbool van iets anders, iets ‘hogers’, iets ‘diepzinnigs’ ongetwijfeld, maar alleen voor de liefhebbers natuurlijk...

 

Geen wonder dat dichters en schrijvers die werkelijk iets te vertellen hebben - of aan wie de taal nog iets te vertellen heeft - hun metaforen opnieuw tot metamorfosen zien worden: metamorfosen voorbij-de-metafoor. Misschien ligt daarin de belangrijkste betekenis van de moderne literatuur, dat ze meer wil zijn dan een zorgvuldig gecultiveerde kunstvorm: een uitnodiging tot metamorfosen, tot die betrokken beweeglijkheid die Canetti terecht als een zaak van levensbelang heeft verdedigd.
De Jacht Op Proteus
titlepage.xhtml
proteus(800x600)_split_0.htm
proteus(800x600)_split_1.htm
proteus(800x600)_split_2.htm
proteus(800x600)_split_3.htm
proteus(800x600)_split_4.htm
proteus(800x600)_split_5.htm
proteus(800x600)_split_6.htm
proteus(800x600)_split_7.htm
proteus(800x600)_split_8.htm
proteus(800x600)_split_9.htm
proteus(800x600)_split_10.htm
proteus(800x600)_split_11.htm
proteus(800x600)_split_12.htm
proteus(800x600)_split_13.htm
proteus(800x600)_split_14.htm
proteus(800x600)_split_15.htm
proteus(800x600)_split_16.htm
proteus(800x600)_split_17.htm
proteus(800x600)_split_18.htm
proteus(800x600)_split_19.htm
proteus(800x600)_split_20.htm
proteus(800x600)_split_21.htm
proteus(800x600)_split_22.htm
proteus(800x600)_split_23.htm
proteus(800x600)_split_24.htm
proteus(800x600)_split_25.htm
proteus(800x600)_split_26.htm
proteus(800x600)_split_27.htm
proteus(800x600)_split_28.htm
proteus(800x600)_split_29.htm
proteus(800x600)_split_30.htm
proteus(800x600)_split_31.htm
proteus(800x600)_split_32.htm
proteus(800x600)_split_33.htm
proteus(800x600)_split_34.htm
proteus(800x600)_split_35.htm
proteus(800x600)_split_36.htm
proteus(800x600)_split_37.htm
proteus(800x600)_split_38.htm
proteus(800x600)_split_39.htm
proteus(800x600)_split_40.htm
proteus(800x600)_split_41.htm
proteus(800x600)_split_42.htm
proteus(800x600)_split_43.htm
proteus(800x600)_split_44.htm
proteus(800x600)_split_45.htm
proteus(800x600)_split_46.htm
proteus(800x600)_split_47.htm
proteus(800x600)_split_48.htm
proteus(800x600)_split_49.htm
proteus(800x600)_split_50.htm
proteus(800x600)_split_51.htm
proteus(800x600)_split_52.htm
proteus(800x600)_split_53.htm
proteus(800x600)_split_54.htm
proteus(800x600)_split_55.htm
proteus(800x600)_split_56.htm
proteus(800x600)_split_57.htm
proteus(800x600)_split_58.htm
proteus(800x600)_split_59.htm
proteus(800x600)_split_60.htm
proteus(800x600)_split_61.htm
proteus(800x600)_split_62.htm
proteus(800x600)_split_63.htm