HET NUT VAN EEN ROBBENVEL

 

 

Nu is het iets merkwaardigs dat ook die mythen zelf, en de Griekse in het bijzonder, voortdurend verhalen van metamorfosen: in de oerverhalen van de mensheid, in mythen, sprookjes en sagen, wemelt het van de wonderbaarlijke gedaanteverwisselingen. Mensen veranderen in dieren, bomen of rotsen; goden nemen willekeurig welke gestalte aan. De wereld van die oude verhalen lijkt op die van de droom, waarin ook alles in iets anders kan veranderen.

 

De verschillen tussen mensen, goden en dieren hadden in de oertijd blijkbaar een heel andere betekenis dan voor ons: dieren werden veelvuldig als goden vereerd. Zelfs de oude Egyptenaren beeldden hun goden nog af als een combinatie van menselijke en dierlijke vormen: Horus heeft de kop van een valk, Thoth de kop van een ibis, Hathor de kop van een koe. Ook in de Griekse mythen treden dergelijke hybride wezens op, maar de centauren of de sirenen zijn geen goden. En de Olympische goden hebben zich min of meer een menselijke gestalte veroverd.

 

Ik zeg ‘min of meer’, want ook zij kunnen of willen hun polymorfe aard nog niet verloochenen: Zeus, ons overgeleverd als een onvermoeibare vrouwenjager, nam als het zo uitkwam even makkelijk de gestalte aan van een mens als van een slang, een stier of een zwaan. Dionysos werd, om te ontkomen aan de wraak van Hera, door Hermes veranderd in een geitenbokje, et cetera.

 

Maar ook stervelingen moesten eraan geloven: Arachne moet als spin verder leven nadat ze Pallas Athene heeft beledigd, en de godin Circe verandert de gezellen van Odysseus in zwijnen. Het zijn maar een paar willekeurige voorbeelden uit het pandemonium van wisselende gestalten dat de Oudheid ons heeft nagelaten. En de vraag die mij hier interesseert is: wat hebben al die metamorfosen eigenlijk te betekenen?

 

 

Proteus, ‘de oude man van de zee’, was volgens die oude verhalen zo bedreven in de kunst zichzelf te veranderen, dat hij mag gelden als de god der gedaanteverwisseling. Waar de andere goden zich incidenteel een andere gestalte aanmeten om aan hun gerief te komen, doorloopt hij liefst hele reeksen gedaanteverwisselingen. Maar alleen wanneer men hem te na komt.

 

Zijn goddelijke status is overigens nogal twijfelachtig: nu eens wordt hij een ‘Egyptische demon’ genoemd, dan weer een Egyptische koning, die resideerde op het eiland Pharos, bij de monding van de Nijl. Anderen situeerden hem bij het eiland Carpathus (tusssen Kreta en Rhodos). Zijn naam is wellicht afgeleid van Protos en dat suggereert dat hij ouder is dan de Olympische goden en ooit wellicht een kosmogonische betekenis heeft gehad. In elk geval hoort hij, zoals wij hem kennen, thuis in het gevolg van Poseidon en zijn vermogen tot gedaanteverwisseling schijnt iets met de zee te maken te hebben: andere zeegoden, zoals Nereus en Thetis, beschikken namelijk ook over dat vermogen.

 

Maar wat hem interessanter maakt is dat deze veranderlijkheid van gestalte bij hem in direct verband staat met een andere bijzondere gave: hij is een ziener. Zij het een ziener die zijn wijsheid liever voor zich houdt. Hij kent heden, verleden en toekomst, maar is pas onder dwang bereid, daarover inlichtingen te verschaffen. Alleen degene die hem door al zijn metamorfosen heen weet vast te houden komt van hem iets te weten.

 

Deze god met de vissenstaart, die zich met niemand bemoeit, die vooral met rust gelaten wil worden, is een eigenaardige verschijning onder de Griekse goden: hij lijkt zo’n beetje de joker in hun gezelschap - hij kan alles zijn, als hij dat wil, en zelf schijnt hij niet zoveel voor te stellen: een god die overmeesterd moet worden. Maar dat is niet zo simpel, want hij is watervlug en ongrijpbaar.

 

 

De bekendste episode waarin Proteus een rol speelt is te vinden in de Odyssee: op de terugweg van Troje raakt Menelaos met zijn mannen door ongunstige winden verzeild op het eiland Pharos, bij Egypte. Daar houden de goden hem twintig dagen vast: geen vleugje wind biedt ze een kans om hun reis voort te zetten.

 

Op het strand ontmoet Menelaos Eidothea, de dochter van Proteus, aan wie hij zijn probleem voorlegt: er moet een reden zijn waarom de goden hem zo ongunstig gezind zijn, maar hoe kom je daar achter?

 

Zij geeft hem dan een gouden tip: haar vader Proteus, de zeegod, die zeer veel weet en over de gave der voorspelling beschikt, komt eenmaal per dag met zijn kudde robben aan land, waar hij zich met hen in de beschutting van een grot te slapen legt. Wanneer Menelaos erin zou slagen om zich met een paar helpers ongemerkt onder die kudde te begeven, dan zou hij hem kunnen overmeesteren en hem kunnen dwingen te vertellen wat hij weet. Dat zal niet makkelijk zijn, want hij zal proberen zich in alle mogelijke gedaanten te veranderen, om zo te ontsnappen. Maar als ze zich daardoor niet laten misleiden en hem stevig vasthouden, dan moet hij zich gewonnen geven.

 

Menelaos besluit haar raad op te volgen. Met drie van zijn mannen begeeft hij zich de volgende dag naar de grot. Eidothea heeft voor vier robbenvellen gezorgd en in deze vermomming wachten ze de komst van de robben af. Wanneer de kudde zich in de grot heeft verzameld en de oude zeegod Proteus zich tussen hen te slapen legt, is het moment aangebroken: ze bespringen hem. Zoals zijn dochter voorspelde, verandert hij zich ogenblikkelijk in een machtige leeuw. Maar Menelaos en zijn mannen houden hem vast. Vervolgens verandert hij in een slang, een panter, een zwijn, maar ze laten hem niet los. Dan wordt hij plotseling vloeiend water, daarna een grote boom, maar hij slaagt er niet in, te ontsnappen. Ten slotte geeft hij het op, hij verschijnt weer in zijn eigen gedaante en is bereid antwoord te geven op de vragen van Menelaos.

 

 

Het aardige van dit verhaal is dat het laat zien hoe de god van de gedaanteverwisseling zelf verschalkt wordt met behulp van een gedaanteverwisseling, zij het een primitieve: Menelaos en zijn mannen hullen zich in een robbenvel om ongemerkt bij hem in de buurt te kunnen komen.

 

Dat is niet alleen een oeroude jachtmethode, het is ook in de dierenwereld een bekend verschijnsel: mimicry. De wandelende tak dankt zijn naam eraan, de kameleon die zijn kleur aan zijn omgeving aanpast is een ander beroemd voorbeeld, en zo zijn er nog tientallen. Mimicry is, bij gebrek aan afschrikkende wapens, een manier om te overleven in een vijandige omgeving. De mens verloochent wat dat betreft zijn afkomst niet: ook hij bedient zich van mimicry als het nodig is. En hij heeft van dit defensieve wapen ook een offensief wapen gemaakt, zoals uit dit verhaal blijkt. Hij gebruikt het ook om de vijand te besluipen en te overmeesteren. In dit geval werkt het bijna als ironie, dat de god van de gedaanteverwisseling met zijn eigen wapen verslagen wordt.

 

Er bestaan een paar varianten op dit verhaal: in de Georgica van Vergilius is het de bijenhouder Aristaeus die Proteus op die manier tot een antwoord dwingt, en bij Ovidius is het Thetis, ook een zeegodin, die op dezelfde manier door Peleus wordt overmeesterd, merkwaardigerwijs op aanwijzing van Proteus zelf. Maar alleen bij Homerus wordt Proteus door mimicry verschalkt.

 

Het is blijkbaar ook een manier om goden de baas te worden: mimicry. Wie niet sterk is moet slim zijn. Om Proteus zijn geheimen te ontfutselen - en wie zou ons beter in kunnen lichten over de geheimen van de mythische metamorfosen dan hij? - moeten we ons dus met de nodige mimicry onder zijn kudde begeven. En hebben we hem eenmaal te pakken dan is het zaak, hem in al zijn verschillende gestalten stevig vast te houden.
De Jacht Op Proteus
titlepage.xhtml
proteus(800x600)_split_0.htm
proteus(800x600)_split_1.htm
proteus(800x600)_split_2.htm
proteus(800x600)_split_3.htm
proteus(800x600)_split_4.htm
proteus(800x600)_split_5.htm
proteus(800x600)_split_6.htm
proteus(800x600)_split_7.htm
proteus(800x600)_split_8.htm
proteus(800x600)_split_9.htm
proteus(800x600)_split_10.htm
proteus(800x600)_split_11.htm
proteus(800x600)_split_12.htm
proteus(800x600)_split_13.htm
proteus(800x600)_split_14.htm
proteus(800x600)_split_15.htm
proteus(800x600)_split_16.htm
proteus(800x600)_split_17.htm
proteus(800x600)_split_18.htm
proteus(800x600)_split_19.htm
proteus(800x600)_split_20.htm
proteus(800x600)_split_21.htm
proteus(800x600)_split_22.htm
proteus(800x600)_split_23.htm
proteus(800x600)_split_24.htm
proteus(800x600)_split_25.htm
proteus(800x600)_split_26.htm
proteus(800x600)_split_27.htm
proteus(800x600)_split_28.htm
proteus(800x600)_split_29.htm
proteus(800x600)_split_30.htm
proteus(800x600)_split_31.htm
proteus(800x600)_split_32.htm
proteus(800x600)_split_33.htm
proteus(800x600)_split_34.htm
proteus(800x600)_split_35.htm
proteus(800x600)_split_36.htm
proteus(800x600)_split_37.htm
proteus(800x600)_split_38.htm
proteus(800x600)_split_39.htm
proteus(800x600)_split_40.htm
proteus(800x600)_split_41.htm
proteus(800x600)_split_42.htm
proteus(800x600)_split_43.htm
proteus(800x600)_split_44.htm
proteus(800x600)_split_45.htm
proteus(800x600)_split_46.htm
proteus(800x600)_split_47.htm
proteus(800x600)_split_48.htm
proteus(800x600)_split_49.htm
proteus(800x600)_split_50.htm
proteus(800x600)_split_51.htm
proteus(800x600)_split_52.htm
proteus(800x600)_split_53.htm
proteus(800x600)_split_54.htm
proteus(800x600)_split_55.htm
proteus(800x600)_split_56.htm
proteus(800x600)_split_57.htm
proteus(800x600)_split_58.htm
proteus(800x600)_split_59.htm
proteus(800x600)_split_60.htm
proteus(800x600)_split_61.htm
proteus(800x600)_split_62.htm
proteus(800x600)_split_63.htm