4

 

 

Dat Broch met grote hardnekkigheid vasthield aan zijn voornemen, dit essay in de roman te integreren, heeft ook te maken met zijn opvattingen over wat hij de ‘polyhistorische roman’ noemt. In een brief aan de eerdergenoemde Willa Muir noemt hij het essay de rationele en intellectuele sleutel tot de opbouw van het geheel en bovendien ‘de schets van een nieuwe geschiedfilosofie’.

 

Op de eventuele tegenwerping dat zoiets in de roman niet op zijn plaats is, antwoordt hij dat een aantal disciplines dat traditioneel tot de wetenschap behoorde zich daarvan losmaakt als gevolg van de mathematisering van de wetenschap. En dat dergelijke zaken, zoals de geschiedfilosofie, naar zijn idee een nieuw onderdak zullen vinden in de roman: dat is wat hij de ‘polyhistorisering’ van de roman noemt, en hij ziet dat gebeuren in het werk van Joyce, Gide, Thomas Mann en Huxley:

 

‘Maar deze romanschijvers hebben - met uitzondering van Joyce - geen juist begrip van de wetenschap; zij proberen “Bildungs”-elementen in de roman onder te brengen; de wetenschap is voor hen als een kristallen blok, waarvan ze een of ander stuk afbreken om daarmee hun vertelling op een meestal ongeschikte plaats te versieren of er een wetenschapsman als romanfiguur mee toe te rusten. Ook mijn vriend Musil, die toch het voordeel heeft over een uitstekend wetenschappelijk en getraind denken te beschikken, gaat in dezen niet vrijuit. In tegenstelling daarmee probeer ik nu, en vooral dat is het “waagstuk” waarover ik sprak, levende wetenschap, dat wil hier zeggen productieve wetenschap in de roman onder te brengen (met de beperking dat ze mijns inziens geen zuivere wetenschap meer is), enerzijds doordat ik haar immanent onderbreng in een handeling en in figuren die niets meer met “Bildung” te maken hebben, bij wie dus die vreselijke geleerde gesprekken niet gevoerd worden, anderzijds doordat ik haar naakt en rechtstreeks en juist niet als gespreksvulling tot uitdrukking breng. Dat het “Zerfall”-essay in een zeker verband gebracht werd met de ikfiguur van het verhaal over het Leger des Heils-meisje is bijna een concessie, maar wordt gelegitimeerd door de interne structuur van alle drie de boeken.’

 

Het probleem is dus hoe in de roman een synthese kan worden bereikt tussen het dichterlijk-artistieke en het cognitieve aspect. En Broch verzet zich tegen oplossingen op het niveau van de fabel, zoals de invoering van wetenschappers als verhaalfiguren en het inlassen van geleerde gesprekken waarin allerlei wetenschappelijke kennis geventileerd wordt. Zulke oplossingen acht hij naïef en oppervlakkig. Hij noemt dat zelfs, in een brief aan zijn uitgever, een ‘absolute Verkitschung’.

 

In het essay ‘Das Unmittelbare in Philosophie und Dichtung’, dat niet lang na de voltooiing van Die Schlafwandler ontstond, ontwikkelt hij de these dat de literatuur de historische erfgename is van de metafysica, voorzover die door Kant definitief uit de wetenschap verbannen werd.

 

‘Er moest iets komen,’ schrijft hij daar, ‘wat uit de irrationaliteit van het artistieke de rationaliteit laat ontstaan van de reflectie, iets wat ingesloten moet liggen tussen de grens van het wetenschappelijke en de grens van het mystieke, een nieuw autonoom waardegebied en de logische plaats van het metafysische: het was het gebied van de literatuur dat in de loop van de achttiende eeuw uit het dichterlijke is ontsproten, het werd de roman. Niet Kant werd de metafysische woordvoerder van de nieuwe geest, maar Goethe. Bijna in hetzelfde jaar waarin de Kritik der reinen Vernunft de metafysica verbande uit de wetenschap vond zij met Wilhelm Meister in de literatuur het huis dat voor haar gebouwd was.’

 

Waar dus de filosofie, tot wetenschappelijke discipline versmald, het af liet weten, kreeg de roman de taak om de wereld van de feiten voortaan in een metafysisch verband als eenheid te verbeelden. Want ‘metafysica is kosmogonie’, aldus Broch. Dat betekende dat de ‘Bildung’ zijn intrede deed in de literatuur. Wat hij een ‘polyhistorische roman’ noemt is dus, als ik het goed begrijp, een roman waarin geprobeerd wordt de wereld te verbeelden overeenkomstig de kennis die op alle mogelijke gebieden van wetenschap is verworven. Maar die kennis moet niet op het verhaalniveau geïntegreerd worden, ze moet eerder het auteursstandpunt en de verteltechniek bepalen, en kan van daaruit pas werkelijk effect sorteren. Zo is bijvoorbeeld de manier waarop Broch een vertellerssubject introduceert (in het Berlijnse verhaal) te beschouwen als de literaire pendant van de natuurwetenschappelijke introductie van de waarnemer in het waarnemingsveld, die in het essay over het verval der waarden ook ter sprake komt.

 

Broch zelf beschouwde Die Schlafwandler, en met name Huguenau oder die Sachlichkeit, als een eerste stap in de richting van zo’n polyhistorische roman. Dat hij daarmee nog niet volkomen gerealiseerd had wat hem voor ogen stond blijkt onder andere uit een brief aan Frank Thiess uit 1932. Daarin schrijft hij: ‘Ik ben het ook volkomen met u eens dat de additieve werkwijze die ik voor de Huguenau-roman heb gekozen - of waartoe ik me met het oog op het programmatische punt “zakelijkheid” stilistisch heb verplicht - slechts een rationele benadering vormt van die irrationele totaalkennis. En als ik een voortzetting van de met Huguenau ingeslagen weg voor me zie, en mijn hoop daarop vestig, dan ligt die in het veranderen van de optelling in een echte synthese: een eenheid te scheppen van rationele kennis, epiek, lyriek en nog vele andere expressieve elementen, een eenheid waarvan iedere zin tot op zekere hoogte bezwangerd moet zijn.’

 

Dat ideaal heeft hij vermoedelijk dichter benaderd in Der Tod des Vergil, een boek dat, met alle respect, wel de langste en diepste zucht mag heten die ooit op schrift werd geslaakt.
De Jacht Op Proteus
titlepage.xhtml
proteus(800x600)_split_0.htm
proteus(800x600)_split_1.htm
proteus(800x600)_split_2.htm
proteus(800x600)_split_3.htm
proteus(800x600)_split_4.htm
proteus(800x600)_split_5.htm
proteus(800x600)_split_6.htm
proteus(800x600)_split_7.htm
proteus(800x600)_split_8.htm
proteus(800x600)_split_9.htm
proteus(800x600)_split_10.htm
proteus(800x600)_split_11.htm
proteus(800x600)_split_12.htm
proteus(800x600)_split_13.htm
proteus(800x600)_split_14.htm
proteus(800x600)_split_15.htm
proteus(800x600)_split_16.htm
proteus(800x600)_split_17.htm
proteus(800x600)_split_18.htm
proteus(800x600)_split_19.htm
proteus(800x600)_split_20.htm
proteus(800x600)_split_21.htm
proteus(800x600)_split_22.htm
proteus(800x600)_split_23.htm
proteus(800x600)_split_24.htm
proteus(800x600)_split_25.htm
proteus(800x600)_split_26.htm
proteus(800x600)_split_27.htm
proteus(800x600)_split_28.htm
proteus(800x600)_split_29.htm
proteus(800x600)_split_30.htm
proteus(800x600)_split_31.htm
proteus(800x600)_split_32.htm
proteus(800x600)_split_33.htm
proteus(800x600)_split_34.htm
proteus(800x600)_split_35.htm
proteus(800x600)_split_36.htm
proteus(800x600)_split_37.htm
proteus(800x600)_split_38.htm
proteus(800x600)_split_39.htm
proteus(800x600)_split_40.htm
proteus(800x600)_split_41.htm
proteus(800x600)_split_42.htm
proteus(800x600)_split_43.htm
proteus(800x600)_split_44.htm
proteus(800x600)_split_45.htm
proteus(800x600)_split_46.htm
proteus(800x600)_split_47.htm
proteus(800x600)_split_48.htm
proteus(800x600)_split_49.htm
proteus(800x600)_split_50.htm
proteus(800x600)_split_51.htm
proteus(800x600)_split_52.htm
proteus(800x600)_split_53.htm
proteus(800x600)_split_54.htm
proteus(800x600)_split_55.htm
proteus(800x600)_split_56.htm
proteus(800x600)_split_57.htm
proteus(800x600)_split_58.htm
proteus(800x600)_split_59.htm
proteus(800x600)_split_60.htm
proteus(800x600)_split_61.htm
proteus(800x600)_split_62.htm
proteus(800x600)_split_63.htm