CYCLISCHE METAMORFOSEN: MULTATULI, HAMELINK

 

 

Soms is de metamorfose niet alleen thema, maar ook het structuurprincipe dat de verhaalvorm beheerst. Er bestaat zelfs een type verhalen waarin de metamorfose tot een soort verhaalconventie is geworden. Dat is het soort verhalen dat gebaseerd is op wat Canetti (in Masse und Macht) de circulaire ‘Fluchtverwandlung’ noemt: een reeks metamorfosen waarbij degene die van gedaante verandert uiteindelijk zijn eigen gedaante weer aanneemt. Maar dan is er intussen toch iets veranderd. Ook in het verhaal over de metamorfosen van Proteus is een dergelijke structuur te herkennen, en mogelijk is het zelfs het oervoorbeeld van het genre.

 

Een van de mooiste voorbeelden daarvan in onze literatuur is Multatuli’s parabel van de Japanse steenhouwer (in Max Havelaar): het is het verhaal van een steenhouwer die voor zijn zware arbeid een karig loon ontvangt en ontevreden is met zijn huidige bestaan. Hij zou wel rijk willen zijn, ‘om te rusten op een baleh-baleh met een klamboe van rode zijde’. En onmiddellijk wordt zijn wens vervuld door een engel uit de hemel. Maar hij is nog niet tevreden: steeds is er iets wat hem nog benijdenswaardiger lijkt. Als hij rijk is geworden, wil hij koning zijn. En wanneer hij koning is wil hij de zon zijn. Als zon merkt hij dat zelfs nu zijn soevereiniteit niet onbeperkt is: dus wil hij de wolk zijn die de zonnestralen kan tegenhouden, en als wolk de rots die de waterstromen trotseert. Maar als rots moet hij zijn meerdere erkennen in de steenhouwer - en zo wordt hij ten slotte zichzelf, en is tevreden.

 

Multatuli’s verhaaltje is een variant op dit oude sprookjestype, waarvan Canetti meerdere voorbeelden geeft. Deze cyclus van metamorfosen heeft een didactische strekking: de metamorfose is hier een literaire kunstgreep geworden om een inzicht te bewerkstelligen dat op het eerste gezicht nogal quiëtistisch aandoet: wees maar tevreden met wat je bent.

 

Maar bij nader inzien gaat deze parabel heel wat dieper. De cyclus van metamorfosen heeft uiteindelijk toch een wezenlijke verandering bewerkstelligd: de steenhouwer is na zijn metamorfosen niet meer dezelfde als daarvoor: ook al is hij teruggekeerd in zijn eigen gestalte - zijn inzicht heeft hem veranderd. Met andere woorden: de steenhouwer heeft geleerd zichzelf te willen, om het maar eens nietzscheaans uit te drukken. Je zou dus kunnen zeggen dat zijn metamorfosen, net als die van Lucius in De gouden ezel en de metamorfosen in Faust II, ook de functie van een initiatie hebben.

 

 

In het merkwaardige epos Ranonkel, dat Jacques Hamelink schreef in 1969, neemt het metamorfosemotief weer een heel andere vorm aan. Wat hij beschrijft is nog het best te karakteriseren als een reeks metamorfosen van een samenleving: het uitgangspunt is een min of meer normale situatie, die uit zijn voegen barst wanneer een onooglijk plantje plotseling wonderbaarlijk begint te groeien. Niet alleen overwoekert het binnen korte tijd het hele huis van Evarist Schouwvagher, wiens vrouw kort tevoren is overleden, maar de onstuitbare groei verandert de hele straat in een jungle, en algauw de hele stad. De bewoners geven de strijd tegen de woekering op, en passen hun levenswijze aan. Ze vallen terug in een paradijselijk soort natuurleven, en dat gaat gepaard met het ontstaan van een nieuwe religie, waarvan de verdwenen Evarist Schouwvagher, onder de naam ‘Ranonkel’, het middelpunt is.

 

Deze nieuwe religie verdringt de oude, katholieke. Na verloop van tijd ondergaat deze woudsamenleving opnieuw een transformatie doordat een raadselachtige verstening een eind maakt aan de vegetatieve woekering. En ten slotte monden alle ontwikkelingen weer uit in het herstel van de aanvankelijke samenleving - uiteindelijk blijft van alle wonderbaarlijke gebeurtenissen niet meer over dan een soort bakerpraatje, bij onweer, over ‘Ranko de trommelslager’, die in zijn naam nog vaag verwijst naar Ranonkel.

 

In Ranonkel wordt de metamorfose verbeeld als een raadselachtig en onstuitbaar verschijnsel, een onheilspellende dynamiek die de hele natuur beheerst en de condities van het menselijk leven bepaalt. In de wereld die Hamelink beschrijft ligt het accent zo sterk op deze onbeheersbare gedaanteverwisselingen van de natuur, dat de mensen nietige figuurtjes blijven die zich zo goed en zo kwaad als het gaat aanpassen aan de omstandigheden, en wier religie een afspiegeling vormt van de onbegrepen processen die zich in deze zichzelf transformerende wereld afspelen. De verhouding tussen mens en natuur heeft hier - net als in sommige van zijn eerdere verhalen - een mythisch karakter en Hamelink presenteert zijn metamorfosen ook als een soort grondwet van de natuur, die zijn parallel vindt in de dynamiek van de taal waarin dit alles beschreven wordt.

 

Opmerkelijk is overigens dat de ondertitel van dit sprookjesachtig epos luidt: ‘of de geschiedenis van een verzelving’. Het woord ‘verzelving’ suggereert een overeenkomst met wat ik over de parabel van de Japanse steenhouwer schreef. En inderdaad is ook in dit geval sprake van een cyclus van metamorfosen, die terugkeert op haar uitgangspunt. Wat deze ondertitel kan betekenen in een verhaal dat de lotgevallen van een hele samenleving vertelt, blijft raadselachtig. Tenzij de hele geschiedenis gelezen wordt als een metafoor voor het creatieve proces, voor de manier waarop de verbeelding met een paar alledaagse gegevens aan de haal kan gaan: een onooglijke aanleiding is voor haar voldoende om de hele wereld binnenstebuiten te keren. Tot ze er ten slotte, met een fraaie parabool, weer in terugkeert - om niets dan een mythische anekdote achter te laten.
De Jacht Op Proteus
titlepage.xhtml
proteus(800x600)_split_0.htm
proteus(800x600)_split_1.htm
proteus(800x600)_split_2.htm
proteus(800x600)_split_3.htm
proteus(800x600)_split_4.htm
proteus(800x600)_split_5.htm
proteus(800x600)_split_6.htm
proteus(800x600)_split_7.htm
proteus(800x600)_split_8.htm
proteus(800x600)_split_9.htm
proteus(800x600)_split_10.htm
proteus(800x600)_split_11.htm
proteus(800x600)_split_12.htm
proteus(800x600)_split_13.htm
proteus(800x600)_split_14.htm
proteus(800x600)_split_15.htm
proteus(800x600)_split_16.htm
proteus(800x600)_split_17.htm
proteus(800x600)_split_18.htm
proteus(800x600)_split_19.htm
proteus(800x600)_split_20.htm
proteus(800x600)_split_21.htm
proteus(800x600)_split_22.htm
proteus(800x600)_split_23.htm
proteus(800x600)_split_24.htm
proteus(800x600)_split_25.htm
proteus(800x600)_split_26.htm
proteus(800x600)_split_27.htm
proteus(800x600)_split_28.htm
proteus(800x600)_split_29.htm
proteus(800x600)_split_30.htm
proteus(800x600)_split_31.htm
proteus(800x600)_split_32.htm
proteus(800x600)_split_33.htm
proteus(800x600)_split_34.htm
proteus(800x600)_split_35.htm
proteus(800x600)_split_36.htm
proteus(800x600)_split_37.htm
proteus(800x600)_split_38.htm
proteus(800x600)_split_39.htm
proteus(800x600)_split_40.htm
proteus(800x600)_split_41.htm
proteus(800x600)_split_42.htm
proteus(800x600)_split_43.htm
proteus(800x600)_split_44.htm
proteus(800x600)_split_45.htm
proteus(800x600)_split_46.htm
proteus(800x600)_split_47.htm
proteus(800x600)_split_48.htm
proteus(800x600)_split_49.htm
proteus(800x600)_split_50.htm
proteus(800x600)_split_51.htm
proteus(800x600)_split_52.htm
proteus(800x600)_split_53.htm
proteus(800x600)_split_54.htm
proteus(800x600)_split_55.htm
proteus(800x600)_split_56.htm
proteus(800x600)_split_57.htm
proteus(800x600)_split_58.htm
proteus(800x600)_split_59.htm
proteus(800x600)_split_60.htm
proteus(800x600)_split_61.htm
proteus(800x600)_split_62.htm
proteus(800x600)_split_63.htm