3

 

 

Voor Ter Balkt spiegelt elk ding op zijn eigen manier de wereld waarvan het deel uitmaakt - en zo spiegelt de dichter zich op zijn beurt in de wereld van de dingen. Sterker nog: hij verklaart zich solidair, hij vereenzelvigt zich met de dingen.

 

In een typisch Ter Balkt-gedicht als ‘Een ui’ gaat dat bijvoorbeeld zo:

 

 

    EEN UI

Ik heb nooit geloofd in applaus noch in zilverglans.
Nee heer. Ik ben het kalf bij de uier. Maskers af,
zonder tatoeëring, naalden, mijn smoel is zuivel;

mijn demonen heb ik altijd bij mij, trouw als kaas
en roggebrood, doorsnee van de ontbijter. Aangaande
taal en haar stampij: geen kunst karn ik: boter!

In de wijdvermaarde karnton van trottoirs genaamd
N. (1850 jaar kultuur; oude trog aan de Waal)
Kroegen
downtown jammeren Black Axe Blues, als
middernacht

zwalkt; men hoort: ik kokhals het gangbaar idioom.
Laf
bij de hazen af ben ik: wat maakt het ei klaar tegen
de eters?
Kaas tegen de kaasschaaf, de bloem tegen de
plukkers?

Haas op de woordheide, schreef Wolfram.
Onder gloei-
draad, hei in vazen, herinner ik mij hoe ik dikwijls
als ui neerlag onder blikkerend keukenmes, tranend
oog;

opziend in oogopslagen, zoete, dappere en glazig; zo
rolt en ligt soms een ei; sprakeloos van ontzetting
want zijn kippekont ontviel hem. O arme dingen!

Spreekstem van eieren, hij in de goocheltoer, hij, zij,
bestemd voor de maag ik blaas tegen giganten;
ik, stem
van de messentrekker die zijn mes trekt
(middernacht!)

omdat zijn tong kleiner dan zijn mes; omdat zijn korte,
te korte strot vermogen mist zijn roede als paraplu
te vermommen; zijn lippen geen storm dragen, zijn
hart

geen mikrofoons vindt. Broeder zool, eierschaal, ui!
Langs jullie trottoirs,
snijders, drijf ik in plassen,
anoniem voorgoed, want jullie ijdelheid verveelt mij.*

 

 

Het is, ondanks de regelmaat van drieregelige strofen, op het eerste gezicht een nogal chaotisch gedicht. Ongeveer alle typische kenmerken van zijn poëzie zijn erin terug te vinden: de verrassende associatieve sprongen, het retorische, de exclamatie, de burleske beelden, het stuwende ritme, en ook inhoudelijk: de toon, de provocerende uitval, de zelfrelativering en - last but not least - zijn houding tegenover de dingen. Of liever: zijn solidariteit met de weerloze dingen.

 

Het kalf, de kaas, de haas, de ui, het ei - ze zijn allemaal voorbestemd, te vallen onder het mes van de ‘snijders’, allemaal slachtoffers van de onverzadigbare maag. (Karnton, trog en maag zijn de analoge beelden die duiden op het proces van vernietiging en verandering dat zich daar voltrekt. Het zijn de plaatsen waar de ene substantie veranderd wordt in de andere.) Dit gedicht gaat over eten en gegeten worden. En opmerkelijk is de verschuiving van het perspectief van de eter (‘Ik ben het kalf bij de uier’), naar het voedsel. Een overgang die plaatsvindt via het beeld van de stad als karnton van trottoirs: ook de eters worden ten slotte gegeten.

 

Maar er gebeurt meer: kunst en cultuur worden nogal hardhandig geconfronteerd met het natuurlijke gegeven van eten en gegeten worden: de kunst wordt afgewezen: ‘geen kunst karn ik: boter!’ En even verderop wordt de parallel tussen voedsel en taal verder doorgetrokken: ‘ik kokhals het gangbaar idioom’. Het werkwoord ‘kokhalzen’ maakt de ambivalentie zichtbaar tegenover het gangbare (taal)voedsel. Het is onmogelijk zich te onttrekken aan de wet van eten-en-gegeten worden. De ontsnapping in de kunst is maar schijn. ‘Wat maakt het ei klaar tegen de eters?’ Hier is de identificatie met het voedsel een feit, dat bezegeld wordt met een citaat van Wolfram (von Eschenbach, neem ik aan): ‘Haas op de woordheide’. Ook de haas is een eter, maar hij is evengoed prooi en slachtoffer - bestemd om gegeten te worden.

 

Haas op de woordheide - het lijkt me een adequate typering van Ter Balkt als dichter, vooral in een gedicht als dit: hij slaat de meest verrassende haken op zijn associatieve vlucht, snelt van het ene beeld naar het volgende en laat de verblufte jager zien dat de rechte weg van zijn kogel op de woordheide niet erg doeltreffend is.

 

Nauwelijks heeft de lezer hem in het vizier of hij is al weer weg: de middeleeuwse dichter gloeit nog even op in de gloeilamp boven de tafel waaraan zijn twintigste-eeuwse collega zit te schrijven - waar de hei is gereduceerd tot een boeketje in een vaas - en inmiddels is hij al onder het keukenmes beland in de gedaante van een ui. En van een ui naar een ei is maar een klein stapje.

 

De komische wending ‘want zijn kippekont ontviel hem’, met zijn onverwachte omkering, onderstreept effectief de hulpeloze kwetsbaarheid van het ei. Maar het komische is intussen niet minder grimmig en werkelijk: de kwestie van eten of gegeten worden is geen kwestie van ‘de kip of het ei’. Zowel de kip als het ei worden vroeg of laat opgediend. En de dichter heeft de kant van de verliezers gekozen: hij is de ‘spreekstem van eieren’. Willens en wetens trekt hij aan het kortste eind. Hij is niet het mes, maar de stem van de messentrekker. Dat wil zeggen: het protest dat niets uitricht, dat tekortschiet. Het hart dat ‘geen mikrofoons vindt’. En ten slotte drijft hij in plassen langs de trottoirs van de snijders - een even cynisch als honend en uitdagend beeld - ‘anoniem voorgoed, want jullie ijdelheid verveelt mij’.

 

Hij kiest voor de messentrekker, en tegen de snijders, blijkbaar omdat de wanhoop en de rebellie van de eerste hem sympathieker is dan de ijdelheid van de laatsten. Die ijdelheid is tenslotte niet veel anders dan een gebrek aan inzicht in het onverbiddelijke verband tussen eten en gegeten worden.

 

De gewraakte ijdelheid van het slot sluit naadloos aan bij de beginregel: ‘Ik heb nooit geloofd in applaus noch in zilverglans.’ En dan lijkt het ook haast onvermijdelijk, de ijdelheid van de ‘snijders’ in verband te brengen met de kritische woorden ‘aangaande/ taal en haar stampij’: ‘geen kunst karn ik: boter!’ Dat is een anti-esthetische beginselverklaring. Zijn woorden willen in eerste instantie voedsel zijn, zij komen tegemoet aan de eerste levensbehoefte. En als zijn woorden voedsel zijn, wat ligt er dan meer voor de hand dan dat zij zich ook daadwerkelijk met het voedsel - boter, kaas, ei, ui - identificeren? (Ook in een latere reeks als ‘weggegooid voedsel op weg naar het bal’, in Aardes deuren, is er een dergelijke identificatie met voedsel, maar nu gekoppeld aan de christelijke eschatologie, aan de idee van dood en wederopstanding. Die koppeling van beelden, ontleend aan de spijsvertering, met de idee van dood en wederopstanding staat overigens niet op zichzelf: het is een topos in de moderne poëzie, zoals Rodenko liet zien in ‘De experimentele explosie in Nederland’)
De Jacht Op Proteus
titlepage.xhtml
proteus(800x600)_split_0.htm
proteus(800x600)_split_1.htm
proteus(800x600)_split_2.htm
proteus(800x600)_split_3.htm
proteus(800x600)_split_4.htm
proteus(800x600)_split_5.htm
proteus(800x600)_split_6.htm
proteus(800x600)_split_7.htm
proteus(800x600)_split_8.htm
proteus(800x600)_split_9.htm
proteus(800x600)_split_10.htm
proteus(800x600)_split_11.htm
proteus(800x600)_split_12.htm
proteus(800x600)_split_13.htm
proteus(800x600)_split_14.htm
proteus(800x600)_split_15.htm
proteus(800x600)_split_16.htm
proteus(800x600)_split_17.htm
proteus(800x600)_split_18.htm
proteus(800x600)_split_19.htm
proteus(800x600)_split_20.htm
proteus(800x600)_split_21.htm
proteus(800x600)_split_22.htm
proteus(800x600)_split_23.htm
proteus(800x600)_split_24.htm
proteus(800x600)_split_25.htm
proteus(800x600)_split_26.htm
proteus(800x600)_split_27.htm
proteus(800x600)_split_28.htm
proteus(800x600)_split_29.htm
proteus(800x600)_split_30.htm
proteus(800x600)_split_31.htm
proteus(800x600)_split_32.htm
proteus(800x600)_split_33.htm
proteus(800x600)_split_34.htm
proteus(800x600)_split_35.htm
proteus(800x600)_split_36.htm
proteus(800x600)_split_37.htm
proteus(800x600)_split_38.htm
proteus(800x600)_split_39.htm
proteus(800x600)_split_40.htm
proteus(800x600)_split_41.htm
proteus(800x600)_split_42.htm
proteus(800x600)_split_43.htm
proteus(800x600)_split_44.htm
proteus(800x600)_split_45.htm
proteus(800x600)_split_46.htm
proteus(800x600)_split_47.htm
proteus(800x600)_split_48.htm
proteus(800x600)_split_49.htm
proteus(800x600)_split_50.htm
proteus(800x600)_split_51.htm
proteus(800x600)_split_52.htm
proteus(800x600)_split_53.htm
proteus(800x600)_split_54.htm
proteus(800x600)_split_55.htm
proteus(800x600)_split_56.htm
proteus(800x600)_split_57.htm
proteus(800x600)_split_58.htm
proteus(800x600)_split_59.htm
proteus(800x600)_split_60.htm
proteus(800x600)_split_61.htm
proteus(800x600)_split_62.htm
proteus(800x600)_split_63.htm