METAMORFOSE EN METAFOOR

 

 

Valt er uit deze even bonte als beperkte verzameling van literaire voorbeelden iets af te leiden? Duidelijk is in elk geval dat het metamorfosemotief op heel verschillende manieren wordt gebruikt. Maar in die diversiteit is wel een aantal terugkerende aspecten te onderscheiden: de diverse interpretaties spelen zich af op het niveau van:

 

  1 de natuurbeschouwing: de metamorfose wordt gepresenteerd als een ‘grondwet’ van de natuur (bijvoorbeeld bij Ovidius, bij Hamelink, bij Ransmayr, en ook bij Goethe, in zijn botanisch onderzoek ‘Die Metamorphose der Pflanzen’ meer nog dan in zijn Faust).

 

  2 de psychologie: de metamorfose wordt als een psychologisch proces voorgesteld (bij Cervantes en bij Ransmayr heeft dat vooral betrekking op wat we gemakshalve ‘verbeelding’ noemen; bij Apuleius en bij Multatuli meer op een psychische verandering die ik ‘initiatie’ heb genoemd).

 

  3 de taal: namelijk voorzover de beschreven metamorfose duidelijk een metafoor impliceert, of een metaforische bedoeling heeft (zoals bij veel auteurs het geval is).

 

  4 de logica: dat is het duidelijkst het geval in Valéry’s interpretatie van de dans als metamorfose, en tegelijk als een beeld voor het kennen als paradox: het verlangen om te zijn wat men niet is.

 

Deze niveaus sluiten elkaar niet uit. Integendeel: alles wijst erop dat ze vaak nauw met elkaar samenhangen. Daaruit laat zich, ook zonder dat ik dat uitvoerig ga aantonen, wel vermoeden hoe veelomvattend en verreikend de implicaties van dat metamorfosemotief zijn.

 

Aan de constatering dat de voorstelling van de metamorfose een metafoor kan zijn voor heel verschillende dingen valt niet te ontkomen. Maar interessanter dan de vraag waarvoor de metamorfose een metafoor is, lijkt me de vaststelling dát zij in de literaire traditie vrijwel steeds als een metafoor functioneert. Dat we bijna niet meer in staat zijn, haar anders dan als een metafoor te begrijpen.

 

 

Dat is niet altijd zo geweest. Allerlei mythen die in een nog min of meer archaïsch - dat wil zeggen: nog niet literair vervormd - stadium bij natuurvolken zijn opgetekend, wijzen daarop. Canetti geeft in Masse und Macht een paar interessante voorbeelden. De metamorfosen hebben daar een ongecompliceerd ‘reëel’ karakter en lijken eerder te wijzen op de relatie van onderlinge afhankelijkheid of zelfs verwantschap tussen mens en dier, of mens en plant. Een relatie zoals die met name in sommige vormen van totemisme tot uiting komt.

 

De voorstelling van de metamorfose is dus vrijwel zeker ouder dan de metafoor. Ooit bestond er een magisch geloof in de realiteit van metamorfosen, en er is reden om aan te nemen dat dat iets te maken had met de manier waarop de primitieve mens zijn taal gebruikte: die taalpraktijk was - zeker in de manier waarop de mythen ontstonden - magisch.

 

Abram Terts ofwel Andrej Sinjavksi, een groot kenner en liefhebber van sprookjes, noteerde in Een stem uit het koor: ‘Een metafoor is een herinnering aan dat gouden tijdperk waarin alles alles was. Een scherf van de metamorfose.’ En naar aanleiding van een middeleeuwse tekst waarin Alquinus metaforische raadsels opgeeft aan Pepijn, de zoon van Karel de Grote, schrijft hij even verderop: ‘Hier wordt duidelijk dat de dichter, zelfs in de nieuwe, eigentijdse betekenis van dat woord, een mislukte tovenaar-wonderdoener is, die de metamorfose heeft vervangen door de metafoor, de act door het woordenspel.’

 

Terts ziet in de metafoor dus een relict van de (magische) metamorfose, en als dat klopt dan is ook duidelijk waarom metaforische interpretaties van de metamorfose nooit tot de kern van de zaak kunnen doordringen: het vroegere laat zich nu eenmaal slecht herleiden tot het latere. Als de metamorfose inderdaad de oudste rechten heeft, en zelf als een bron van metaforen kan worden beschouwd, dan wordt een heel ander soort interpretatie mogelijk. Een interpretatie die misschien een nieuw licht kan werpen op de eigenlijke functie van dit mythisch motief.

 

 

Het verdwijnen van dat magische geloof in de mythische metamorfosen hangt waarschijnlijk samen met een groeiende bewustwording van het eigenaardige karakter van een taalhandeling, met het ontluikende inzicht in de metaforische mogelijkheden van de taal.

 

Wanneer in een mythe een metamorfose plaatsvindt, dan is dat een gebeurtenis die deel uitmaakt van het verhaal - een verhaal waarvan de waarheid aanvankelijk zonder meer werd aanvaard: x verandert in y. Maar wanneer een dichter in metaforen spreekt, zegt hij y waar hij x bedoelt. Dat wil zeggen: door zijn manier van spreken wordt x in y veranderd - en blijft tegelijkertijd x. De metafoor is een bewuste taalhandeling, ofwel: een abstrahering, en een functionalisering van wat in de mythische metamorfose nog als verhaalhandeling gebeurt.

 

Wat in de oorspronkelijke mythe nog inhoud was, is daarmee vorm geworden. En waar die vorm functioneert, kan het magische geloof in de inhoud vervallen. Dat wil zeggen: dan is er een taalstructuur geschapen die het mogelijk maakt x in y te laten veranderen zonder dat dit ook als feitelijke waarheid hoeft te worden begrepen.

 

Het is niet ondenkbaar dat de absolute autoriteit van de (archaïsche) mythe verviel vanaf het moment waarop het metaforisch spreken haar intrede deed. Het metamorfosemotief zou zo haar magische betekenis hebben verloren en wat er uiteindelijk van overbleef was een soort mythische arabesk: zo veranderde de mythe in literatuur. En met dit verlies van absolute autoriteit verviel ook de gesloten wereld van de mythe, waarin alles voor eeuwig vastlag. (Want weliswaar kon alles in alles veranderen in de mythe, maar alleen binnen de tovercirkel van een absoluut geloof in het magische woord.)

 

Dat verleidt mij tot de volgende interpretatie van het metamorfosemotief: in de metamorfosevoorstelling spiegelt de mythe als het ware zichzelf en haar functioneren. Als de mythe zegt: ‘x verandert in y’, dan betekende dat tegelijkertijd: doordat dat gezegd wordt is dat zo. Want in de archaïsche samenleving was het de mythe die bepaalde wat waar en werkelijk was. (Zie bijvoorbeeld wat Eliade daarover heeft geschreven in Aspects du mythe, 1963) De eigenlijke, en meest wezenlijke metamorfose was dus de act van het vertellen, van het reciteren van de mythe zelf. Daardoor veranderde de actuele realiteit van de archaïsche mens in de eeuwige, sacrale realiteit van de mythe. En die metamorfose, die door het woord werd voltrokken, was tegelijk een elementaire gedaanteverwisseling van de mens: van een natuurwezen veranderde hij in een cultuurwezen.

 

Die oorspronkelijke ‘toverkracht’ van het woord (waarvan tegenwoordig alleen nog een zwakke nagalm klinkt in de Latijnse formules van de katholieke eucharistieviering) is geleidelijk aan verdwenen, is met de ‘ontmythologisering’ van de mythe opgegaan in symbool en metafoor. En de voorstelling van de gedaanteverwisseling is blijven voortbestaan als een poëtisch beeld - een lege huls, een aangespoelde schelp, waarop dichters als Homerus, Vergilius en Ovidius bij wijze van spreken al hun eigen deuntje bliezen. Bij Ovidius is in elk geval al duidelijk zichtbaar hoe de metamorfosen iets metaforisch krijgen.

 

Dat zegt iets over de aard van zijn metamorfosen, maar de voorstelling van de gedaanteverwisseling kan op haar beurt ook het wezen van de metafoor verhelderen. Want de transformerende taalbeweging die de metafoor is, heeft haar wortels niet alleen in het magisch-mythische spreken, maar ook in een eerdere beweging, de mimetische, die zowel fysiek als psychisch was. En als Paul Valéry het wezen van de dans op zijn manier karakteriseert als metamorfose, dan ben ik geneigd daaraan toe te voegen: hoeveel te meer zal dat niet gegolden hebben in die archaïsche culturen waarin de dans nog een cultische, magische betekenis had?

 

 

Wat ooit een concrete, psychosomatische ervaring was, een transformatie die men onderging, is blijkbaar geleidelijk aan veruitwendigd tot een voorstelling, een beeld dat ‘geobjectiveerd’ wordt, en dat ten slotte als symbool of metafoor gaat functioneren. Daarom kan Terts spreken over de metafoor als een scherf van de metamorfose: de gesloten mythische wereld, waarin de mens zich ooit verbonden voelde met alles om hem heen en zich ervan afhankelijk wist, waarin hij zich bedreigd, maar ook geborgen voelde, is geleidelijk in taalscherven uiteengevallen die alleen nog ‘bij wijze van spreken’ in elkaar passen. En de dichter is van oudsher degene die deze wijze van spreken handhaaft.

 

Bij Cervantes en Goethe, en recentelijk bij Ransmayr, is te zien hoe het motief in verband gebracht wordt met de transformerende macht van de verbeelding, waardoor de ene realiteit in een andere kan veranderen. Zulke transformaties nemen in de literatuur de trekken van een spel aan, maar dat spel is minder vrijblijvend dan vaak wordt gedacht. Want de macht van het beeld beperkt zich niet tot het rijk van de vrije fantasie: ze laat zich voelen in alles wat mensen denken over de wereld waarin ze leven. Je kunt je meester maken van de realiteit door haar in beelden te vangen, maar in hoeverre gebeurt dat tegen de prijs dat je zelf op jouw beurt de gevangene wordt van die beelden? Dat is een reële transformatie: beeldvorming is een proces waarin men zelf met huid en haar betrokken is (en een proces met enorme sociale en politieke consequenties).

 

Misschien blijven daarom die interpretaties, waarin de metamorfose de functie van een initiatie heeft, nog het dichtst bij de oorspronkelijke, mythische betekenis ervan: de kwalitatieve verandering die plaatsgrijpt in de metamorfose gaat dieper dan die van ‘letterlijk’ in ‘figuurlijk’, of van ‘fysisch’ in ‘psychisch’- zoals de metafoor suggereert - het is een verandering van de ene realiteit in de andere.

 

Dat proces correspondeert met de betekenis van initiatieriten: ook daarin wordt een overgang voltrokken die voor de betrokkene volstrekt reëel en onomkeerbaar is. Een overgang die gelijkgesteld wordt aan die tussen leven en dood. Een initiatie is een proces van sterven en (opnieuw) geboren worden. Zoals Ovidius bij monde van Pythagoras zegt: ‘...geboren worden betekent beginnen iets anders te zijn dan voordien, en sterven ophouden hetzelfde te zijn.’

 

Zo duidt de voorstelling van de metamorfose dus op de transformerende kracht van de (verbeeldende) taal zelf. Op het fantastische gebaar waarmee de archaïsche mens zich, als een baron von Münchhausen, aan zijn eigen haren uit het moeras van zijn natuurstaat omhoogtrok. En daarmee kom ik weer uit bij de these van Walter Benjamin, die veronderstelde dat de mimetische vermogens van de oermens getransformeerd en opgegaan zijn in taal en schrift.
De Jacht Op Proteus
titlepage.xhtml
proteus(800x600)_split_0.htm
proteus(800x600)_split_1.htm
proteus(800x600)_split_2.htm
proteus(800x600)_split_3.htm
proteus(800x600)_split_4.htm
proteus(800x600)_split_5.htm
proteus(800x600)_split_6.htm
proteus(800x600)_split_7.htm
proteus(800x600)_split_8.htm
proteus(800x600)_split_9.htm
proteus(800x600)_split_10.htm
proteus(800x600)_split_11.htm
proteus(800x600)_split_12.htm
proteus(800x600)_split_13.htm
proteus(800x600)_split_14.htm
proteus(800x600)_split_15.htm
proteus(800x600)_split_16.htm
proteus(800x600)_split_17.htm
proteus(800x600)_split_18.htm
proteus(800x600)_split_19.htm
proteus(800x600)_split_20.htm
proteus(800x600)_split_21.htm
proteus(800x600)_split_22.htm
proteus(800x600)_split_23.htm
proteus(800x600)_split_24.htm
proteus(800x600)_split_25.htm
proteus(800x600)_split_26.htm
proteus(800x600)_split_27.htm
proteus(800x600)_split_28.htm
proteus(800x600)_split_29.htm
proteus(800x600)_split_30.htm
proteus(800x600)_split_31.htm
proteus(800x600)_split_32.htm
proteus(800x600)_split_33.htm
proteus(800x600)_split_34.htm
proteus(800x600)_split_35.htm
proteus(800x600)_split_36.htm
proteus(800x600)_split_37.htm
proteus(800x600)_split_38.htm
proteus(800x600)_split_39.htm
proteus(800x600)_split_40.htm
proteus(800x600)_split_41.htm
proteus(800x600)_split_42.htm
proteus(800x600)_split_43.htm
proteus(800x600)_split_44.htm
proteus(800x600)_split_45.htm
proteus(800x600)_split_46.htm
proteus(800x600)_split_47.htm
proteus(800x600)_split_48.htm
proteus(800x600)_split_49.htm
proteus(800x600)_split_50.htm
proteus(800x600)_split_51.htm
proteus(800x600)_split_52.htm
proteus(800x600)_split_53.htm
proteus(800x600)_split_54.htm
proteus(800x600)_split_55.htm
proteus(800x600)_split_56.htm
proteus(800x600)_split_57.htm
proteus(800x600)_split_58.htm
proteus(800x600)_split_59.htm
proteus(800x600)_split_60.htm
proteus(800x600)_split_61.htm
proteus(800x600)_split_62.htm
proteus(800x600)_split_63.htm