2

 

 

Huguenau, aanvankelijk gepland als een korte epiloog bij de eerste twee romans, groeide ten slotte uit tot het omvangrijkste deel.

 

In het hoofdverhaal, dat speelt in het laatste jaar van de Eerste Wereldoorlog, keren de beide hoofdfiguren uit de vorige romans terug: Pasenow is als stadscommandant gedetacheerd in een stadje in een zijdal van de Moezel, waar Esch inmiddels via een erfenis eigenaar is geworden van de plaatselijke krant, de Kurtrierse Bode.

 

Wilhelm Huguenau is gedeserteerd van het front in Vlaanderen en strijkt na wat omzwervingen door België in het stadje neer, waar hij zich binnen korte tijd met een verbluffende listigheid weet in te dringen in het krantenbedrijf van Esch. Ook slaagt hij erin, majoor Von Pasenow keer op keer voor zijn karretje te spannen. Via hem verovert hij zich een positie onder de plaatselijke notabelen, en wanneer hij het initiatief neemt tot de oprichting van een charitatieve vereniging vergeet hij niet, de majoor voor te dragen voor het beschermheerschap. Maar ongewild brengt hij ook het contact tot stand tussen Pasenow en Esch, en algauw blijkt zich tussen deze twee mannen een schuchtere vriendschap te ontwikkelen. Huguenau voelt zich buitengesloten en, intrigant die hij is, doet hij al het mogelijke om Esch bij de majoor in diskrediet te brengen. Maar met een averechts resultaat.

 

Toch is uiteindelijk Huguenau de enige van het drietal die in de catastrofale gebeurtenissen na de ineenstorting van het Duitse front niet ten onder gaat. Hij weet ze zelfs op zijn eigen doortrapte manier te gebruiken om met Esch af te rekenen en op een onopvallende manier de benen te nemen. Voor hem was deze hele geschiedenis niet meer dan een episode, ‘een vakantie’, zoals Broch het herhaaldelijk noemt.

 

Deze verwikkelingen tussen Huguenau, Pasenow en Esch vormen slechts het kernverhaal van de roman; daardoorheen lopen een aantal andere verhaallijnen, die zich min of meer zelfstandig ontwikkelen. Zo is er het verhaal van Hanna Wendling, de vereenzaamde vrouw van een advocaat die al sinds twee jaar aan het front is. Ze zinkt na een verlofperiode van haar man definitief weg in lethargie. Daarnaast is er het verhaal over het leven in het militair hospitaal, grotendeels opgebouwd uit korte scènes met veel dialoog. Hierin zijn weer twee verhaallijnen te onderscheiden: enerzijds het verhaal van luitenant Jaretzki, wiens arm wordt afgezet en die, volkomen gedesillusioneerd, aan de drank is geraakt, anderzijds het verhaal van de metselaar Gödicke, die meer dood dan levend uit een ingestorte loopgraaf werd gehaald en zijn leven in feite aan een weddenschap heeft te danken. In zijn pijnlijke worsteling om, zoals Broch het zegt, ‘zijn ziel weer te verzamelen rond zijn Ik’ is Gödicke misschien wel de aangrijpendste figuur van het boek.

 

Op deze manier krijgt de lezer een geschakeerd beeld van het leven in het stadje waar al deze verhalen, overschaduwd door de gruwelijke werkelijkheid van de Eerste Wereldoorlog, zich afspelen. En elk van deze verhaallijnen heeft een eigen stijl, toon en tempo. Het is mogelijk dat Broch zich bij deze opzet van een los vlechtwerk van onafhankelijke parallelverhalen heeft laten inspireren door The 42nd Parallel van Dos Passos, dat in 1930 verscheen en dat hij blijkens een brief uit 1930 nog datzelfde jaar las.

 

Toch was Broch daarmee nog niet tevreden. In een vergevorderd stadium besloot hij er nog een dimensie aan toe te voegen: het verhaal van een Leger des Heils-meisje in Berlijn, waarin een ikfiguur aan het woord komt. Deze ikfiguur, de filosoof Bertrand Müller, woont in armoedige omstandigheden in een huis vol gevluchte joden. Hij raakt daar gefascineerd door deze mensen en probeert een van hen, Nuchem Sussin, te koppelen aan een heilssoldate die hij bij toeval heeft ontmoet.

 

Dit verhaal is deels in proza, deels in verzen geschreven. Omdat het is opgezet als een soort metaverhaal is het voor de interpretatie van de roman als geheel van groot belang. Temeer omdat deze ikfiguur ook de schrijver blijkt te zijn van het filosofische essay over het verval van de waarden, dat in tien hoofdstukken van toenemende omvang door de hele roman is verspreid.

 

Hoewel deze filosofische verhandeling als een losse draad door de roman loopt heeft Broch toch voor allerlei verbindingen gezorgd: in de eerste plaats door duidelijk te maken dat zij het werk is van Bertrand Müller, maar ook doordat in deze theoretiserende hoofdstukken herhaaldelijk expliciet verwezen wordt naar de figuur Huguenau. Bovendien bestaat er meestal een commentariërend verband met voorgaande of volgende hoofdstukken.

 

 

Zo is het geheel van Huguenau - en daarmee ook de hele cyclus - te reconstrueren als een conglomeraat van verhalen die in Berlijn bedacht of geschreven worden door de filosoof Bertrand Müller, terwijl deze in de stukken over Nuchem Sussin en de heilssoldate Marie tevens een beeld geeft van zijn eigen teruggetrokken leven. Het Berlijnse verhaal vormt dus het kader dat de overige, in Kurtrier spelende verhalen en het essay over het waardeverval omsluit.

 

Broch zelf heeft in zijn brieven aan de Schotse vertaalster Willa Muir het concept van de roman ook in die zin beschreven: het essay en het Berlijnse verhaal zijn contrapuntisch met elkaar verbonden en vormen de beide polen waartussen de roman zich beweegt. Enerzijds de puur theoretische reflectie als de rationele pool, anderzijds het tot lyriek vervloeiende, symbolisch geladen verhaal over Nuchem en Marie: de irrationele pool.
De Jacht Op Proteus
titlepage.xhtml
proteus(800x600)_split_0.htm
proteus(800x600)_split_1.htm
proteus(800x600)_split_2.htm
proteus(800x600)_split_3.htm
proteus(800x600)_split_4.htm
proteus(800x600)_split_5.htm
proteus(800x600)_split_6.htm
proteus(800x600)_split_7.htm
proteus(800x600)_split_8.htm
proteus(800x600)_split_9.htm
proteus(800x600)_split_10.htm
proteus(800x600)_split_11.htm
proteus(800x600)_split_12.htm
proteus(800x600)_split_13.htm
proteus(800x600)_split_14.htm
proteus(800x600)_split_15.htm
proteus(800x600)_split_16.htm
proteus(800x600)_split_17.htm
proteus(800x600)_split_18.htm
proteus(800x600)_split_19.htm
proteus(800x600)_split_20.htm
proteus(800x600)_split_21.htm
proteus(800x600)_split_22.htm
proteus(800x600)_split_23.htm
proteus(800x600)_split_24.htm
proteus(800x600)_split_25.htm
proteus(800x600)_split_26.htm
proteus(800x600)_split_27.htm
proteus(800x600)_split_28.htm
proteus(800x600)_split_29.htm
proteus(800x600)_split_30.htm
proteus(800x600)_split_31.htm
proteus(800x600)_split_32.htm
proteus(800x600)_split_33.htm
proteus(800x600)_split_34.htm
proteus(800x600)_split_35.htm
proteus(800x600)_split_36.htm
proteus(800x600)_split_37.htm
proteus(800x600)_split_38.htm
proteus(800x600)_split_39.htm
proteus(800x600)_split_40.htm
proteus(800x600)_split_41.htm
proteus(800x600)_split_42.htm
proteus(800x600)_split_43.htm
proteus(800x600)_split_44.htm
proteus(800x600)_split_45.htm
proteus(800x600)_split_46.htm
proteus(800x600)_split_47.htm
proteus(800x600)_split_48.htm
proteus(800x600)_split_49.htm
proteus(800x600)_split_50.htm
proteus(800x600)_split_51.htm
proteus(800x600)_split_52.htm
proteus(800x600)_split_53.htm
proteus(800x600)_split_54.htm
proteus(800x600)_split_55.htm
proteus(800x600)_split_56.htm
proteus(800x600)_split_57.htm
proteus(800x600)_split_58.htm
proteus(800x600)_split_59.htm
proteus(800x600)_split_60.htm
proteus(800x600)_split_61.htm
proteus(800x600)_split_62.htm
proteus(800x600)_split_63.htm