75

ASHBY KEEK HEM STOMVERBAASD AAN. ‘THORVALDSEN?’

‘Sta op,’ beval de Deen.

Hij krabbelde overeind. Het pistool bleef op hem gericht.

‘Was jij daarnet op Lyon aan het schieten?’ vroeg hij.

‘Ik wilde hem niet laten doen waar ik zelf voor gekomen ben.’

‘En dat is?’

‘Jou afmaken.’

Sam hoorde ruim dertig meter verderop stemmen, vlak bij de uitgang. Maar door de herrie van het noodweer en de echo in het middenschip kon hij niet goed verstaan wat er werd gezegd. Hij wist dat Thorvaldsen zich daar moest ophouden. En Ashby was gevlucht, dus hij nam aan dat Henrik de Brit had belet de kerk te verlaten. Ashby had eindelijk zijn nemesis ontmoet.

Maar Lyon was er ook nog.

Misschien had Lyon al in de gaten dat maar één van zijn drie belagers een wapen had. Tenslotte hadden de andere twee niet op hem geschoten.

Sam zag dat Lyon zijn schuilplaats verliet en zich onder dekking van het altaar en de monumenten door het middenschip in de richting van de stemmen bewoog.

Zelf liep hij die kant ook op.

Malone keek op zijn horloge. De wind beukte tegen de romp van de helikopter en de regen droop langs de ramen. De herrie van de rotoren was in harmonie met zijn geestesgesteldheid. Parijs gleed onder hen langs terwijl ze naar de noordelijke buitenwijk Saint-Denis vlogen.

Het was lang geleden dat hij zich zo hulpeloos had gevoeld.

Stephanie keek op haar horloge en stak vier vingers op.

Minder dan vijf minuten.

Thorvaldsen wist dat hij snel moest handelen, maar hij wilde deze klootzak duidelijk maken waarom hij eraan ging.

‘Twee jaar geleden,’ zei hij. ‘Mexico-Stad. ‘Mijn zoon was een van de zeven mensen die die dag zijn afgeslacht. Een schietpartij waartoe jij opdracht hebt gegeven en die Amando Cabral voor je heeft uitgevoerd. Hem heb ik al gedood. Nu is het jouw beurt.’

Herre Thorvaldsen, u maakt een vreselijke vergissing...’

‘Hou toch op.’ Het volume van Thorvaldsens stem ging omhoog. ‘Beledig mij en de nagedachtenis van mijn zoon niet met leugens. Ik weet tot in detail wat er is gebeurd. Ik zit al twee jaar achter je aan. En nu heb ik je.’

‘Ik wist helemaal niet wat Cabral ging doen, geloof me. Ik wilde alleen maar dat die aanklagers een beetje werden ontmoedigd.’

Hij deed een stap achteruit, dichter naar het graf van Frans I, de rijkelijk bewerkte bogen en pilaren van het monument gebruikend als dekking tegen Lyon, die ongetwijfeld ergens achter hem op de loer lag.

Maak het af, dacht hij.

Nu.

Met zijn rechterhand nog steeds tegen de wond gedrukt liep Sam voorzichtig door. Lyon, die hij eerder op een afstand van ongeveer vijftien meter van Thorvaldsen en Ashby langs het hoofdaltaar had zien lopen, zag hij niet meer.

Hij moest zijn vriend waarschuwen en besloot wat risico te nemen.

‘Henrik. Lyon is naar jou onderweg.’

Ashby was in paniek. Hij moest weg uit deze hel.

Twee mannen met een pistool wilden hem doden, en iemand had zojuist geroepen dat Lyon eraan kwam.

‘Thorvaldsen, luister nou. Ik heb je zoon niet vermoord.’

De echo van een schot klonk door de kerk en deed zijn oren suizen. In een reflex sprong hij opzij en hij begreep dat Thorvaldsen op de vloer had gericht, vlak bij zijn linkervoet. Het geluid van metaal op steen deed hem naar achteren wankelen, in de richting van de uitgang. Maar hij was verstandig genoeg het niet op een rennen te zetten.

Hij zou voor de tweede stap al dood zijn.

Sam hoorde een schot.

‘Blijf waar je bent.’ Thorvaldsen moest schreeuwen om boven het geluid van de wind en de regen uit te komen. ‘Weet je wel wat je hebt gedaan? Hij was de mooiste zoon die een man zich kon wensen en jij hebt hem neergeknald alsof hij een stuk vuil was. Jij walgelijk onmens!’

Sam bleef staan en dwong zichzelf te situatie te analyseren. Hij moest zijn hersenen gebruiken. Doen wat Norstrum zou hebben gedaan. Die was altijd verstandig.

Hij sloop naar een van de pilaren en wierp voorzichtig een blik in het middenschip.

Rechts van het altaar, vlak bij een andere pilaar, stond Lyons geconcentreerd te kijken en te luisteren.

‘Ik zei dat je stil moest blijven staan,’ zei Thorvaldsen. ‘De volgende kogel is niet bestemd voor de vloer.’

Hij had heel vaak aan dit moment gedacht en zich afgevraagd hoe het zou voelen als hij eindelijk oog in oog zou staan met Cais moordenaar. Maar hij had ook Sam gehoord, die waarschuwde dat Lyon eraan kwam.

‘Thorvaldsen,’ zei Ashby, ‘gebruik je verstand. Lyon zal ons allebei afmaken.’

Hij hoopte maar dat Sam en Meagan voor dekking zouden zorgen, al hoorden ze hier eigenlijk helemaal niet te zijn. Grappig. Hij was meervoudig miljardair, maar hier had hij helemaal niets aan al die euro’s. In de wereld waarin hij zich nu bevond telde alleen nog wraak. In de duisternis binnen de kerk zag hij beelden voor zich van Cai als baby en als adolescent. Hij was het aan Lisette verplicht geweest ervoor te zorgen dat hij opgroeide tot een man. Vier eeuwen lang hadden de Thorvaldsens in Denemarken gewoond. De nazi’s hadden hun best gedaan de familie uit te roeien, maar die slachtpartij hadden ze doorstaan. Toen Cai werd geboren was hij uitzinnig geweest van vreugde. Een kind. Om de familietraditie voort te zetten. Een jongen of een meisje, dat maakte hem niet uit. Als het maar gezond was. Daarvoor had hij gebeden.

Papa, pas goed op jezelf. Tot over een paar weken.

Dat waren de laatste woorden die Cai tegen hem had gezegd tijdens hun laatste telefoongesprek.

Een paar weken later had hij Cai inderdaad gezien. Liggend in een doodskist.

En dat allemaal dankzij het stuk vuil dat nu tegenover hem stond.

‘Dacht je ook maar één moment dat ik zijn dood ongewroken zou laten? Dacht je dat je zo slim was? Zo belangrijk dat je mensen kon vermoorden zonder daar ooit verantwoording over te hoeven afleggen?’

Ashby zweeg.

‘Geef antwoord!’ schreeuwde hij.

Ashby had er genoeg van.

Deze oude, haatdragende man was gestoord. De beste aanpak was het gevaar gewoon onder ogen te zien. Zeker omdat hij in de gaten had dat Peter Lyon de situatie vanachter een van de pilaren schijnbaar onbewogen stond te bekijken. Thorvaldsen moest zich ook bewust zijn van Lyons aanwezigheid.

En alle overige aanwezigen leken op de hand van de Deen te zijn.

‘Ik deed wat ik moest doen,’ verklaarde Ashby.

‘Precies. En mijn zoon werd het slachtoffer.’

‘Je moet weten dat dat nooit mijn bedoeling is geweest. Het ging me alleen om de aanklager. Cabral is te ver gegaan. Het was niet nodig al die mensen te vermoorden.’

‘Heb jij kinderen?’ vroeg Thorvaldsen.

Hij schudde zijn hoofd.

‘Dan kun je het onmogelijk begrijpen.’

Hij moest tijd zien te winnen. Lyon was nog niet in beweging gekomen. Hij bleef achter zijn pilaar. En waar waren die andere twee?

‘Ik heb je twee jaar lang in de gaten gehouden,’ zei Thorvaldsen. ‘Alles wat je onderneemt mislukt. Al je ondernemingen maken verlies. Je bank zit in de problemen. Je hebt vrijwel geen activa meer. Het was bijna grappig om te zien hoe jij en je maîtresse bezig waren met die speurtocht naar de schat van Napoleon. Nu sta je hier en je hebt hem nog steeds niet gevonden.’

Deze malloot gaf veel te veel informatie prijs aan Peter Lyon.

Maar wat zou het.

‘Je vergist je. Ik heb ruim voldoende vermogen. Alleen is het niet zo gemakkelijk te traceren. Alleen al de afgelopen dagen heb ik de hand weten te leggen op een hoeveelheid goud ter waarde van honderd miljoen euro.’

Hij wilde Lyon laten weten dat er voldoende redenen waren om hem niet neer te schieten.

‘Ik ben niet geïnteresseerd in je geld,’ beet Thorvaldsen hem toe.

‘Maar ik wel,’ zei Lyon, terwijl hij opdook vanuit de duisternis en Henrik Thorvaldsen neerschoot.

Sam bleef als aan de grond genageld staan toen hij een geluid hoorde dat alleen maar een schot uit een pistool met geluiddemper kon zijn. Omdat hij zich op een afstand van ongeveer vijftien meter bevond, had hij niet kunnen horen wat er was gezegd.

Hij keek rond in het middenschip.

Peter Lyon was weg.

Thorvaldsen voelde niets toen de kogel zijn borst binnen drong, maar toen hij er aan de achterkant weer uit schoot, creëerde dat een ondraaglijke pijn. Zijn hersenen leken alle controle over zijn zenuwen en spieren in één klap te hebben verloren. Zijn benen begaven het terwijl zijn brein een nieuwe pijngolf registreerde.

Was dit wat Cai had gevoeld? Was zijn jongen blootgesteld geweest aan deze intense pijnen? Wat verschrikkelijk.

Zijn ogen draaiden omhoog en zijn lichaam zakte ineen.

Zijn rechterhand verloor de greep op het pistool en hij viel stuiptrekkend neer, waarbij zijn hoofd tegen de harde stenen vloer sloeg.

Iedere ademhaling leek zijn longen te verscheuren. Hij probeerde de steken in zijn borst op te vangen.

Het geluid stierf langzaam weg.

Waar was hij eigenlijk?

Toen verdween alle kleur uit zijn wereld.