8

ELIZA SCHOOF NAAR HET PUNTJE VAN HAAR STOEL. HET WAS CRUciaal dat Robert Mastroianni begreep waarover ze het had.

‘Tussen 1689 en 1815 hebben de Engelsen drieënzestig jaar oorlog gevoerd. Dat betekent dat ze de helft van die periode strijd hebben geleverd en zich de andere helft op oorlogvoering hebben voorbereid. Kun je je voorstellen wat dat heeft gekost? En dat was niets bijzonders. Ook de andere Europese landen waren destijds vrijwel continu in oorlog.’

‘En je wilt beweren dat veel mensen daar daadwerkelijk van hebben geprofiteerd?’ vroeg Mastroianni.

‘Absoluut. En het maakte niet uit of die oorlogen werden gewonnen dan wel verloren, want iedere keer dat een oorlog werd gevoerd moest door de overheid meer geld worden geleend en verwierven de financiers meer privileges. Farmaceutische bedrijven doen vandaag de dag precies hetzelfde. Door een ziekte niet te genezen maar slechts de symptomen te bestrijden blijft het geld binnenstromen.’

Mastroianni at het laatste stukje van zijn chocoladetaart. ‘Ik heb aandelen in drie van dat soort farmaceutische ondernemingen.’

‘Dan weet je dat het klopt wat ik je zojuist vertelde.’

Ze keek hem uitdagend aan. Hij keek haar in de ogen maar het was geen blik van verstandhouding.

‘Dat taartje was heerlijk,’ zei hij. ‘Ik moet bekennen dat ik gek ben op zoetigheid.’

‘Ik heb er nóg een voor je meegenomen.’

‘Dit begint op omkoping te lijken.’

‘Ik wil je betrekken bij wat er gaat gebeuren.’

‘Waarom?’

‘Mannen zoals jij zijn schaars. Je beschikt over een enorme welvaart, macht en invloed. Je bent intelligent en innovatief. En net als de rest van ons zul je er vast wel genoeg van hebben een groot deel van je winsten te moeten afdragen aan inhalige en incompetente overheden.’

‘En wat gaat er dan precies gebeuren, Eliza? Verklap me het geheim dan eens.’

Zover kon ze niet gaan. Nog niet, in ieder geval. ‘Ik zal je antwoorden door je nog iets meer te vertellen over Napoleon. Hoeveel weet je eigenlijk van hem?’

‘Klein mannetje met een malle hoed die altijd één hand achter zijn revers stak.’

‘Weet je dat er over hem meer boeken zijn geschreven dan over welke historische figuur dan ook, met uitzondering misschien van Jezus Christus?’

‘Ik wist niet dat je zo veel belangstelling had voor geschiedenis.’

‘En ik wist niet dat jij zo koppig kon zijn.’

Ze kende Mastroianni al een aantal jaren, niet als vriend maar meer als een oppervlakkige zakenrelatie. Hij was de enige aandeelhouder van ’s werelds grootste aluminiumfabriek. Daarnaast had hij aanzienlijke belangen in de auto-industrie, het vliegtuigonderhoud en – zoals hij zojuist had aangegeven – de gezondheidszorg.

‘Ik word er een beetje moe van voortdurend te worden belaagd,’ zei hij. ‘En zeker door een vrouw die iets van me wil, maar me niet kan vertellen wat ze dan precies wil en waarom.’

Nu besloot ze hém te negeren. ‘Ik geloof erg in een uitspraak van Flaubert: “Geschiedenis is het voorspellen van de toekomst met behulp van kennis van het verleden.”’

Hij grinnikte. ‘Dat illustreert bij uitstek jouw typisch Franse instelling. Ik heb me altijd geërgerd aan de gewoonte van de Fransen hun conflicten uit te vechten op het slagveld van het verleden. Alsof het glorieuze verleden altijd het juiste antwoord biedt.’

‘Dat ergert de Corsicaanse in mij ook. Maar dat neemt niet weg dat je soms wel iets kunt leren van die oude oorlogen.’

‘Goed, Eliza, vertel me dan maar wat meer over Napoleon.’

De enige reden waarom ze het gesprek voortzette was dat deze ongemanierde Italiaan een ideale aanwinst zou zijn voor haar club. Dit was niet het moment om haar trots te laten prevaleren boven haar zorgvuldige planning.

‘Hij heeft een wereldrijk gesticht op een wijze die na de Romeinse tijd niet meer was vertoond. Hij heeft geheerst over zeventig miljoen mensen. Hij was een man die zich zowel thuis voelde op het slagveld als in de studeerkamer. Hij heeft zichzélf nota bene tot keizer gekroond. Stel je eens voor. Op amper vijfendertigjarige leeftijd schoffeert hij de paus en zet hij een keizerskroon op zijn eigen hoofd.’ Ze liet haar woorden even bezinken en vervolgde: ‘Maar ondanks dat enorme ego heeft Napoleon slechts twee gebouwen ter ere van zichzelf laten neerzetten, kleine theaters die nu niet eens meer bestaan.’

‘Maar al die andere gebouwen en monumenten dan, die hij heeft laten oprichten?’

‘Geen ervan diende ter meerdere eer en glorie van hemzelf en geen ervan draagt zijn naam. Hij heeft zich zelfs nadrukkelijk verzet tegen de plannen om de Place de la Concorde om te dopen tot Place Napoleon.’

Ze zag dat Mastroianni er iets van opstak. Mooi. Dat werd hoog tijd.

‘In Rome gaf hij opdracht het Forum en het Palatium te ontdoen van puin en het Pantheon te restaureren, zonder dat er een plaquette werd aangebracht om te verkondigen dat hij dat had gedaan. In talloze andere steden in Europa heeft hij de ene na de andere verbetering laten doorvoeren, zonder dat er monumenten voor hem werden opgetrokken. Is dat niet vreemd?’

Ze keek toe hoe Mastroianni de smaak van chocola van zijn gehemelte spoelde met een slok mineraalwater.

‘En dan is er nóg iets,’ zei ze. ‘Napoleon weigerde pertinent om schulden te maken. Hij verachtte financiers en was van mening dat veel van de mislukkingen van de Franse Republiek aan hen te wijten waren. Met het in beslag nemen of afpersen van geld en met het deponeren van geld bij de bank had hij geen moeite, maar hij vertikte het om het te lenen. Dat maakte hem totaal anders dan zijn voorgangers en degenen die na hem kwamen.’

‘Geen slechte aanpak,’ mompelde hij. ‘Stuk voor stuk bloedzuigers zijn het, die bankiers.’

‘Ben jij ze ook niet liever kwijt dan rijk?’

Ze zag dat een dergelijk vooruitzicht haar gast wel kon bekoren, maar hij antwoordde niet.

‘Napoleon was het met je eens,’ zei ze. ‘Hij sloeg het Amerikaanse aanbod om New Orleans te kopen vierkant af en verkocht hun in plaats daarvan het gehele grondgebied van Louisiana. Met de miljoenen die hij daarvoor ontving, bouwde hij zijn leger op. Iedere andere monarch had het land gehouden en het geld om oorlog te kunnen voeren geleend van de bloedzuigers.’

‘Napoleon is al een hele tijd dood,’ zei Mastroianni. ‘En de wereld is veranderd. De economie van vandaag staat of valt met kredieten.’

‘Dat is niet waar, Robert. Wat Napoleon heeft geleerd van die papyrusrollen waarover ik je vertelde, gaat vandaag de dag nog steeds op.’

Nu ze de climax van haar betoog naderde zag ze dat zijn belangstelling duidelijk was gewekt.

‘Maar ik neem aan,’ zei hij, ‘dat ik eerst op je voorstel moet ingaan voordat je me daar meer over vertelt?’

Ze voelde dat ze de situatie stevig in de hand begon te krijgen. ‘Ik kan nóg iets met je delen. Iets wat je misschien wel over de streep helpt.’

‘Hoe zou ik zoiets kunnen weigeren aan een vrouw die ik niet mag, maar die me wel een comfortabele vlucht naar huis heeft aangeboden en me heeft verwend met het beste vlees, de beste champagne en, niet te vergeten, de heerlijkste chocoladetaart?’

‘Nogmaals, Robert, als je me niet mag, waarom ben je dan hier?’

Hij keek haar indringend aan. ‘Je hebt mijn belangstelling gewekt, dat weet je. Inderdaad ben ik bankiers en overheden liever kwijt dan rijk.’

Ze stond op, liep naar achteren en opende haar Louis Vuitton-tas die op de leren bank lag. Ze haalde er een klein, in 1822 voor het eerst gepubliceerd en in leer gebonden boek uit: Het Boek over de Lotsbeschikking, voorheen in het bezit van en gebruikt door Napoleon.

‘Ik heb dit gekregen van mijn Corsicaanse grootmoeder, die het weer van haar grootmoeder had gekregen.’ Ze legde het dunne boekwerk op de tafel. ‘Geloof je in orakelboeken?’

‘Niet echt.’

‘Dit is een heel bijzonder exemplaar. Het verhaal gaat dat het door een van Napoleons savants werd aangetroffen in een koningsgraf in de Koningsvallei, vlak bij Luxor. Het was geschreven in hiërogliefen. Nadat ze het aan Napoleon hadden overhandigd liet hij het zien aan een koptische priester, die het mondeling vertaalde voor Napoleons secretaris. Die vertaalde het om veiligheidsredenen vervolgens weer in het Duits, waarna hij het teruggaf aan Napoleon.’ Ze zweeg even. ‘Allemaal leugens, uiteraard.’

Mastroianni grinnikte. ‘Waarom verbaast me dat nou niet?’

‘Het oorspronkelijke manuscript werd inderdaad gevonden in Egypte. Maar in tegenstelling tot de papyrusvellen waaraan ik eerder refereerde –’

‘En waar je me niets over wilde vertellen,’ interrumpeerde hij.

‘Dat kan pas nadat je je hebt gecommitteerd.’

Hij glimlachte. ‘Die Club van Parijs van jou is behoorlijk geheimzinnig.’

‘Ik moet nu eenmaal voorzichtig zijn.’ Ze wees naar het orakelboek op de tafel. ‘De originele tekst was Grieks en waarschijnlijk maakte het boek deel uit van de verloren gegane bibliotheek van Alexandrië. Daar bevonden zich honderdduizenden soortgelijke geschriften, maar tegen de vijfde eeuw na Christus waren die allemaal verdwenen. Inderdaad heeft Napoleon dit werk laten vertalen, maar niet in het Duits. Die taal kon hij helemaal niet lezen, want hij was niet bepaald een talenwonder. Nee, hij liet het vertalen in het Corsicaans. Hij had dit orakelboek altijd bij zich, in een speciaal houten kastje. Tijdens de desastreus verlopen Slag bij Leipzig, toen zijn rijk voor het eerst begon te wankelen, is het verloren gegaan. Het schijnt dat hij zijn leven heeft gewaagd om het terug te vinden. Een Pruisische officier heeft het uiteindelijk gevonden en het verkocht aan een gevangengenomen Franse generaal, die het herkende en wist dat het eigendom was van de keizer. Deze generaal nam zich voor het terug te geven, maar hij stierf voordat hij zijn voornemen ten uitvoer kon brengen. Uiteindelijk kwam het kastje terecht bij Napoleons tweede vrouw, keizerin Marie Louise, die niet met haar echtgenoot was meegegaan toen die werd verbannen naar St.-Helena. Na Napoleons dood in 1821 beweerde een zekere Kirchenhoffer dat de keizerin het manuscript aan hem had gegeven om het te publiceren.’

Ze opende het boek en sloeg voorzichtig de eerste pagina’s om. ‘Hier zie je de opdracht: VOOR HARE HOOGHEID DE VOORMALIGE KEIZERIN VAN FRANKRIJK.

Mastroianni leek niet onder de indruk.

‘Wil je het proberen?’ vroeg ze.

‘Wat heb ik eraan?’

‘Met dit boek kun je je toekomst voorspellen.’