65

SAM ZAG DAT TWEED OVEREIND SPRONG EN DE MAN IN DE GEEL-groene jas wegtrok van de reling. Ashby was er al vanaf gesprongen. Hij vroeg zich af wat er daar beneden was. De rivier moest ijskoud zijn. Die idioot was beslist niet zomaar in het water gesprongen.

Tweed en Groene Jas belandden languit op het dek en de angstige passagiers deinsden achteruit.

Hij besloot iets aan de rook te doen. Hij haalde diep adem, rende het overdekte compartiment in, vond de metalen koker en raapte hem op.

Hij rende ermee terug naar het open dek en smeet het ding overboord.

De twee vechtersbazen rolden nog over het dek, terwijl de rook snel wegtrok in de koude, droge lucht.

Hij wilde iets doen maar had geen idee wat.

De motoren verstomden. Voorin ging een deur open en een bemanningslid haastte zich naar buiten. Tweed en Groene Jas gingen door met hun worstelpartij, die nog steeds onbeslist leek. Tweed wist zich los te maken, rolde weg en krabbelde overeind op het dek. Groene Jas kwam eveneens overeind. Maar in plaats van zich weer op zijn tegenstander te storten perste hij zich door de omstanders en sprong over de zijreling.

Tweed rende naar de zijkant en probeerde hem nog te pakken te krijgen, maar Groene Jas was verdwenen.

Sam liep naar de reling en zag een kleine boot die vaart minderde, zich liet wegzakken tot de achtersteven van de rondvaartboot en toen wegvoer in de tegenovergestelde richting.

Tweed keek er ook naar.

Toen trok de man een pruik van zijn hoofd en rukte wat plukken gezichtsaanplant van zijn wangen en kin.

Sam herkende hem onmiddellijk.

Cotton Malone.

Thorvaldsen liet het pistool in zijn zak los. Hij haalde zijn hand achteloos tevoorschijn en keek naar Stephanie, die naar hem toe liep.

‘Dit betekent niet veel goeds,’ mompelde Meagan.

Dat was hij met haar eens.

De rondvaartboot naderde de brug. Hij had gezien dat het voorwerp dat de rook veroorzaakte overboord was gegooid en dat Ash-by en een andere man in een kleinere boot waren gesprongen, die nu in tegenovergestelde richting stroomafwaarts wegvoer over de Seine, dieper de stad in.

De rondvaartboot gleed onder de brug door en hij ving een glimp op van Sam en Cotton Malone die, leunend op de reling van de achtersteven en omring door de andere opvarenden, de kleine motorboot nakeken. Door het hoogteverschil en het feit dat ze met hun rug naar hem toe stonden, konden ze hem onmogelijk zien.

Meagan en Stephanie zagen het tweetal ook.

‘Zie je nu waarmee je je bemoeit?’ vroeg Stephanie, toen ze op een meter afstand was blijven staan.

‘Hoe wist u waar we waren?’ vroeg Meagan.

‘Door jullie mobiele telefoons,’ antwoordde Stephanie. ‘Daarmee konden we jullie traceren. Toen Henrik even geleden aan de telefoon kwam, realiseerde ik me dat er problemen zouden komen. Sindsdien hebben we jullie in de gaten gehouden.’

Stephanie richtte zich nu tot Thorvaldsen. ‘Wat was je van plan? Wilde je Ashby hiervandaan neerschieten?’

Hij keek haar fel en tegelijkertijd verontwaardigd aan. ‘Dat leek me niet zo moeilijk.’

‘Dus je bent niet van plan dit aan ons over te laten?’

Hij wist precies wie ze bedoelde met ‘ons’. ‘Het is voor Cotton blijkbaar te veel moeite mijn telefoontjes te beantwoorden maar hij heeft wel tijd om jou behulpzaam te zijn bij je operatie.’

‘Hij doet zijn best onze problemen op te lossen. Ook het jouwe.’

‘Ik heb zijn hulp niet nodig.’

‘Waarom heb je hem er dan bij gehaald?’

Omdat hij toen nog dacht dat Cotton een vriend was. Iemand die voor hem zou klaarstaan. Net zoals hij voor Malone had klaargestaan toen die hem nodig had.

‘Wat gebeurde er op die boot?’ vroeg hij.

Stephanie schudde haar hoofd. ‘Alsof ik jou dat ga vertellen. En jij,’ voegde ze eraan toe, terwijl ze naar Meagan wees, ‘jij vond het wel best dat hij iemand ging neerknallen?’

‘Ik werk niet voor u.’

‘Dat kun je wel zeggen, ja.’ Ze gebaarde naar een Franse politieman die naast de auto stond. ‘Neem haar mee.’

‘Dat is niet nodig,’ kwam Thorvaldsen tussenbeide. ‘We gaan samen weg.’

‘Jij gaat met mij mee.’

Dat antwoord had hij al verwacht en daarom stak hij zijn rechterhand weer in zijn zak en greep hij opnieuw het pistool vast. Hij haalde het wapen tevoorschijn.

‘Wat ben je nu van plan? Ga je me neerschieten?’ vroeg Stephanie kalm.

‘Ik raad je aan me niet op de proef te stellen. Ik schijn op dit moment niet veel meer te zijn dan een gehoorzame figurant in het treurspel van mijn eigen vernedering, maar het is mijn probleem, Stephanie, niet het jouwe, en ik ben van plan af te maken waaraan ik ben begonnen.’

Ze antwoordde niet.

‘Hou een taxi aan,’ zei hij tegen Meagan.

Ze rende naar het eind van de brug en zwaaide naar de eerste taxi die op de drukke boulevard naderde. Stephanie zweeg, maar hij zag het in haar ogen. Een combinatie van introspectie en ingehouden verontwaardiging. En nog iets anders. Ze was niet van plan hem tegen te houden.

Hij handelde impulsief, meer gedreven door paniek dan op basis van een weloverwogen plan, en ze leek begrip te hebben voor zijn dilemma. Ondanks haar positie, haar expertise en haar ervaring kon deze vrouw hem niet helpen, maar diep in haar hart wilde ze het hem ook niet moeilijk maken.

‘Ga nou maar,’ fluisterde ze.

Hij liep naar de wachtende taxi, zo snel als zijn kromme ruggengraat het toeliet. Toen hij was ingestapt beet hij Meagan toe: ‘Je telefoon.’

Ze gaf hem het toestel.

Hij deed het raampje omlaag en smeet het mobieltje naar buiten.

Ashby was als de dood.

De motorboot verdween, behendig laverend langs het tegemoetkomende scheepsverkeer, achter het Île de la Cité.

Het was allemaal zo snel gebeurd.

Hij had staan praten met Peter Lyon, waarna hevige rook voor een enorm tumult had gezorgd. De man in de geelgroene jas had nog steeds het pistool in de hand dat hij had getrokken zodra hij van de rondvaartboot was gesprongen. Wie was hij? Werkte hij voor de Amerikanen?’

‘Je bent echt een idioot,’ zei de man.

‘Wie ben je?’

De man richtte het pistool.

Toen zag hij de geelbruine ogen.

‘Iemand wie je heel veel geld schuldig bent.’

Malone verwijderde de resten plaksel en haar van zijn gezicht. Daarna trok hij zijn oogleden omhoog om de geelbruine contactlenzen uit te doen.

De rondvaartboot had aangemeerd bij de dichtstbijzijnde kade zodat de geschrokken passagiers konden uitstappen. Malone en Sam verlieten de boot als laatsten. Stephanie wachtte boven aan de stenen trap die naar straatniveau leidde.

‘Wat was dat allemaal?’ vroeg ze.

‘Een enorme puinhoop,’ zei Malone. ‘Het is niet bepaald gegaan volgens plan.’

Sam keek hem stomverbaasd aan.

‘We moesten Ashby in de val zien te lokken,’ zei Malone. ‘Dus heb ik hem gebeld, me uitgegeven voor Lyon en een ontmoeting geregeld.’ ‘En die vermomming?’

‘Daarmee hebben de Fransen ons geholpen. Hun inlichtingendienst heeft een grimeur opgetrommeld. Ze hebben ook opnameapparatuur in mijn kleding verborgen, in de hoop een bekentenis op band te kunnen krijgen. Maar Peter Lyon bleek andere plannen te hebben.’

‘Was hij dat?’ vroeg Sam. ‘In die groene jas?’

Malone knikte. ‘Kennelijk zit hij ook achter Ashby aan. Goed werk trouwens, met die rookbom.’

‘Henrik was hier,’ vertelde ze hem.

‘Hoe kwaad is hij?’

‘Hij is gekwetst, Cotton. En hij is niet in staat helder te denken.’

Hij moest nodig met zijn vriend praten, maar hij had daar die dag nog geen seconde de gelegenheid voor gehad. Hij pakte zijn mobiele telefoon, die hij had uitgezet voor hij aan boord van de rondvaartboot ging. Hij zag dat er meer gemiste oproepen van Henrik waren en nog drie van een ander nummer dat hij herkende.

Dr. Joseph Murad.

Hij drukte op de terugbeltoets. De professor nam vrijwel onmiddellijk op.

‘Ik ben erachter,’ zei Murad.

‘Weet je de locatie?’

‘Ik denk van wel.’

‘Heb je Henrik al gebeld?’

‘Ja, zojuist. Ik kon jou niet bereiken dus heb ik hem gebeld. Hij wil me ontmoeten.’

‘Dat gaat niet, professor. Vertel me maar waar jullie hebben afgesproken, dan neem ik het wel over.’