67

ELIZA LAROCQUE LIEP ROND IN HAAR PARIJSE APPARTEMENT EN probeerde haar chaotische gedachten te ordenen. Ze had het orakel al geraadpleegd door een gerichte vraag te stellen: Zullen mijn vijanden succesvol zijn? Het antwoord dat de strepen die ze had getrokken opleverde, was verbijsterend: De gevangene zal spoedig thuis welkom worden geheten, al zucht hij nu nog onder het juk van zijn vijanden.

Wat betekende dat in godsnaam?

Paulo Ambrosi stond klaar om zijn werk te doen en wachtte op haar telefoontje. Ze wilde Graham Ashby uit de weg hebben, maar niet voordat ze antwoord had gekregen op een flink aantal vragen. Ze moest weten hoever het verraad van Ashby precies reikte. Pas dan kon ze de potentiële schade inventariseren. Alles was nu anders. De aanblik van dat vliegtuig, dat recht op haar af was gevlogen toen ze op het hoogste punt van de Eiffeltoren stond, stond nog vers in haar geheugen gegrift. Bovendien moest ze de controle zien terug te krijgen over de honderden miljoenen euro’s van de Club van Parijs die bij de bank van Ashby waren ondergebracht. Maar het was Kerstmis. Dat moest dus wachten. Ze zou het morgenochtend meteen regelen.

Ze had veel te veel vertrouwen in Ashby gesteld. En Henrik Thorvaldsen? Hij had haar verteld dat de Amerikanen volledig op de hoogte waren van wat er speelde. Betekende dit dat ze volledig was ontmaskerd? Liepen al haar plannen gevaar? Als de connectie met Ashby was ontdekt, zouden ze toch zeker bij haar uitkomen?

De telefoon op de bijzettafel rinkelde. Haar vaste lijn. Niemand kende het nummer, met uitzondering van enkele intimi en een paar hooggeplaatste medewerkers.

En Ashby.

Ze nam op.

‘Madame Larocque, u spreekt met de man die lord Ashby heeft ingehuurd om die voorstelling van vanochtend voor u op touw te zetten.’

Ze reageerde niet.

‘Ik zou ook voorzichtig zijn, in uw geval,’ zei de stem. ‘Ik bel u om u te melden dat ik lord Ashby gevangen houd. We hebben nog wat kwesties te regelen. Daarna ben ik van plan hem te doden. Dus u kunt erop rekenen dat u krijgt wat u nog van hem te vorderen hebt.’

‘Waarom vertelt u me dit?’

‘Ik hoop u in de toekomst mijn diensten te mogen aanbieden. Ik ben me ervan bewust wie de rekening in feite betaalde en dat Ash-by handelde in opdracht van u. Via deze weg wil ik me verontschuldigen voor het ongelukkige verloop. Helaas heeft onze wederzijdse Britse kennis ook mij voorgelogen. Hij was van plan u en uw compagnons te doden. Gelukkig maar dat niemand iets is overkomen.’

Inderdaad had niemand lichamelijk schade opgelopen, dacht ze. Maar schade was er wel degelijk.

‘U hoeft niets te zeggen, madame. Ik wilde u er alleen maar van verzekeren dat het probleem wordt opgelost.’

De verbinding werd verbroken.

Ashby luisterde hoe Peter Lyon Larocque bespotte. De opmerking Daarna ben ik van plan hem te doden joeg hem de stuipen op het lijf. Caroline had het ook gehoord. Haar ongerustheid sloeg onmiddellijk om in doodsangst, maar hij maande haar tot zwijgen met een blik die haar vertrouwen leek in te boezemen.

Lyon borg zijn mobiele telefoon op. ‘Je wilde toch geen last meer van haar hebben? Nu houdt ze zich wel even koest. Ze kan niets doen en dat weet ze.’

‘Je onderschat haar.’

‘Geen sprake van. Ik heb jou onderschat. Een vergissing die ik niet nog eens zal begaan.’

‘Je hoeft ons toch niet te doden?’ riep Caroline uit.

‘Dat hangt er helemaal van af hoe goed jullie meewerken.’

‘En wat weerhoudt je ervan ons alsnog te doden nadat we volledig hebben meegewerkt?’ vroeg Ashby.

Lyon zag eruit als een schaakmeester die rustig wacht op de volgende zet van zijn opponent, maar al weet hoe het spel zal verlopen. ‘Helemaal niets. Maar meewerken is helaas de enige optie die jullie hebben.’

Henrik stapte uit de taxi en keek omhoog naar de enige resterende laterale toren van de basiliek van Saint-Denis. De tweede toren ontbrak, waardoor het gebouw eruitzag als een invalide met een geamputeerd lichaamsdeel.

‘De andere toren is in de negentiende eeuw afgebrand nadat de bliksem was ingeslagen,’ vertelde Meagan hem. ‘Die is nooit meer vervangen.’

Tijdens de rit naar het noorden had ze hem verteld dat dit de plaats was waar eeuwen lang alle Franse koningen waren bijgezet. Vijftig jaar voor de Notre-Dame was de kerk al een nationaal monument. Het was de bakermat van de gotische architectuur. Tijdens de Franse Revolutie waren veel van de grafmonumenten verwoest, maar ze waren weer hersteld. Nu was de kerk staatseigendom.

Het gebouw stond aan de noord- en de westkant in de steigers, die tot minstens driekwart van de totale hoogte waren opgetrokken. Een op het oog haastig neergezette wand van multiplex omringde het fundament en blokkeerde de hoofdingang. Aan weerszijden van de provisorische afscheiding stond een bouwkeet.

‘Het ziet ernaar uit dat er renovatiewerkzaamheden aan de gang zijn,’ merkte hij op.

‘Ze zijn in deze stad altijd wel ergens iets aan het renoveren.’

Hij keek naar de lucht. De zon ging schuil achter staalgrijze wolken die de omgeving in het duister hulden en de temperatuur verder deden dalen. Er was een winterse storm op komst.

De buurt lag tien kilometer ten noorden van Parijs en werd doorsneden door de Seine en een kanaal. Het was een industriële buitenwijk met veel fabrieken.

Het begon mistig te worden.

‘We krijgen noodweer,’ zei Meagan.

De mensen op het betegelde plein voor de kerk haastten zich weg.

‘Dit is een arbeiderswijk,’ merkte Meagan op. ‘Er komen niet veel toeristen. Daarom is Saint-Denis ook niet zo bekend, al is het volgens mij interessanter dan de Notre-Dame.’

Hij had niet zo veel belangstelling voor geschiedenis, tenzij die te maken had met Ashby’s speurtocht. Professor Murad had hem iets verteld over de tekst die hij net had ontcijferd. Ashby zou daar ook wel van afweten, tenslotte was Caroline Dodd minstens even deskundig als Murad.

De mist veranderde in regen.

‘Wat gaan we nu doen?’ vroeg Meagan. ‘De basiliek is gesloten.’

Hij vroeg zich af waarom Murad er nog niet was. De professor had hem bijna een uur geleden gebeld en toen zei hij dat hij onderweg was.

Hij pakte zijn telefoon, maar voordat hij een nummer kon bellen ging het apparaat over. Hij dacht dat het Murad was maar op het schermpje verscheen: COTTON MALONE.

Hij nam op.

‘Henrik, je moet even naar me luisteren.’

‘Waarom zou ik dat doen?’

‘Ik probeer je te helpen.’

‘Je hebt een vreemde manier om dat te doen. Het is onvergeeflijk dat je dat boek aan Stephanie hebt gegeven. Daarmee heb je Ashby in de kaart gespeeld.’

‘Je weet heus wel beter.’

‘Nee, ik meen het.’

Zijn stem sloeg bijna over, merkte Meagan tot haar verbazing. Hij probeerde zichzelf te dwingen kalm te blijven. ‘Het enige wat ik weet is dat je haar het boek hebt gegeven. Toen was je ineens op die rondvaartboot, kennelijk om te doen wat er volgens jou en je voormalige baas moest gebeuren. Maar zonder mij erin te kennen. Ik heb geen boodschap aan wat er volgens jullie moet gebeuren, Cotton.’

‘Henrik, laat het alsjeblieft aan ons over.’

‘Cotton, ik dacht dat je mijn vriend was. Sterker nog: ik dacht dat je mijn beste vriend was. Ik heb altijd voor je klaargestaan, hoe dan ook. Dat was ik ook aan je verschuldigd.’ Hij probeerde een golf van emotie te onderdrukken. ‘Vanwege Cai. Jij was daar. Jij hebt zijn moordenaars tegengehouden. Ik bewonderde en respecteerde je. Twee jaar later ging ik naar Atlanta om je te bedanken en daar vond ik een vriend.’ Hij moest opnieuw even stoppen. ‘Maar je hebt me niet met hetzelfde respect behandeld. Je hebt me verraden.’

‘Ik heb gedaan wat ik doen moest.’

Hij had geen zin om naar rationalisaties te luisteren. ‘Was er verder nog iets?’

‘Murad komt niet.’

De volledige reikwijdte van het verraad kwam hard aan.

‘Wat daar ook is, in Saint-Denis, je zult het zonder zijn hulp moeten zien te vinden,’ maakte Malone hem duidelijk.

Hij wist zijn emoties in bedwang te houden. ‘Dag Cotton. Dit was ons laatste gesprek.’

Hij verbrak de verbinding.

Malone sloot zijn ogen. Die laatste zin – Dit was ons laatste gesprek – sneed hem door de ziel. Een man als Henrik Thorvaldsen deed dit soort uitspraken niet lichtzinnig. Hij was zojuist een vriend kwijtgeraakt.

Stephanie, die naast hem zat op de achterbank, keek hem zwijgend aan. Ze waren de Notre-Dame gepasseerd en reden nu, volgens de instructies die Lyon hun tijdens een tweede telefoontje had gegeven, in de richting van het Gare du Nord, een druk treinstation.

Regendruppels tikten tegen de voorruit.

‘Hij trekt wel bij,’ zei ze. ‘We kunnen ons nu niet met zijn emoties bezighouden. Je kent de regels. We moeten ons concentreren op het werk.’

‘Hij is een goede vriend. En bovendien weet je dat ik een bloedhekel heb aan regels.’

‘Je helpt hem alleen maar.’

‘Hij ziet dat anders.’

Er was veel verkeer en de regen maakte het er niet beter op. Hij keek naar de balustrades, balkons en daken van de statige huizen aan weerszijden van de straat die omhoog reikten naar de steeds grijzer wordende lucht. Hij zag verschillende tweedehandsboekwinkels, met reclameteksten en afgezaagde posters voor de ramen en stapels boeken en bibliofiele uitgaven in de etalages.

Hij moest denken aan zijn eigen zaak, die hij had overgenomen van zijn huisbaas en vriend Thorvaldsen. Hij dacht aan hun wekelijkse etentjes op donderdagavond. Zijn vele bezoekjes aan Christiangade. De avonturen die ze hadden beleefd. Ze hadden samen heel wat tijd doorgebracht.

‘Sam krijgt er een harde dobber aan,’ mompelde hij.

Aan de stroom taxi’s verderop zagen ze dat ze het Gare du Nord bijna hadden bereikt. Lyon had opdracht gegeven hem te bellen zodra ze in de buurt van het station waren.

Stephanie pakte haar telefoon.

Sam verliet het metrostation en liep de regen in, waarbij hij de luifels van de gesloten winkels gebruikte als paraplu. Hij haastte zich in de richting van een plein dat PL. JEAN JAURÈS heette. Links van hem verrees de basiliek van Saint-Denis. De middeleeuwse, esthetische harmonie van het bouwwerk werd verstoord door het feit dat een van de twee torens vreemd genoeg ontbrak. Hij had de metro genomen omdat een taxirit naar het noorden veel meer tijd had gekost.

Hij keek rond of hij op het kille plein Thorvaldsen ontwaarde. De straatlantaarns wierpen speervormige lichtbundels op het natte plaveisel, dat er uitzag als zwart lakleer.

Misschien was hij de kerk al binnen gegaan.

Hij sprak een jong stel aan dat op weg was naar de metro en stelde hun een paar vragen over de basiliek. Het gebouw bleek al vanaf de zomer gesloten te zijn wegens ingrijpende onderhoudswerkzaamheden, een feit dat werd onderstreept door de steigers rond het gebouw.

Toen zag hij Thorvaldsen en Meagan. Ze stonden ongeveer zestig meter verderop bij een van de twee bouwketen aan de linkerkant.

Hij liep op hen af.

Ashby zette de kraag van zijn jas op tegen de regen terwijl hij met Caroline en Peter Lyon door de vrijwel verlaten straat liep. Het was zo bewolkt dat het leek alsof iemand een staalgrijze deken over de stad had gedrapeerd. Ze hadden de motorboot genomen en waren via de Seine naar het westen gevaren totdat die in noordelijke richting de stad verliet. Ten slotte waren ze een kanaal op gevaren en hadden aangemeerd bij een betonnen kade vlak bij een viaduct. De basiliek van Saint-Denis lag een paar straten verderop.

Ze passeerden een gebouw met zuilen dat het opschrift LE MUSÈE D’ART ET D’HISTOIRE droeg en Lyon gebaarde hun onder de overkapping te wachten.

De telefoon van hun gijzelnemer ging.

Lyon nam op, luisterde even en zei toen: ‘Neem de Boulevard de Magenta naar het noorden en sla dan linksaf, de Boulevard de Rochechouart op. Bel me terug als jullie bij Place de Clichy zijn.’

Lyon verbrak de verbinding.

Caroline was nog steeds doodsbang. Ashby maakte zich zorgen dat ze in paniek zou raken en zou proberen te vluchten. Dat zou erg dom zijn. Iemand als Lyon had er geen enkele moeite mee haar dan onmiddellijk neer te schieten, schat of geen schat. Het verstandigste wat ze konden doen, het enige wat ze konden doen, was afwachten en hopen dat hij een fout maakte. Gebeurde dat niet, dan kon hij dit monster misschien een aanbod doen waar hij wat aan had, zoals een bank die geld voor hem kon witwassen zonder dat er lastige vragen werden gesteld.

Hij zou dat ter sprake brengen als het nodig mocht blijken.

Nu hoopte hij alleen maar dat Caroline het antwoord wist op Lyons vragen.