l6

ASHBY WAS OPGETOGEN. HET GOUD VAN ROMMEL BEVOND ZICH veilig aan boord van de Archimedes. Volgens een snelle schatting, uitgaande van de huidige goudprijs, was de schat minstens zestig à zeventig miljoen euro waard, misschien zelfs wel honderd miljoen. Die leugenachtige Corsicaan had het goed gezien. Hij zou het goud aan land brengen in Ierland waar hij het in een van zijn banken kon opslaan, buiten het bereik van de Britse belastinginspecteurs. Het was niet nodig het om te zetten in contanten. Nog niet, in ieder geval. De wereldprijs zat in de lift en dat zou nog wel even zo blijven. Bovendien was goud altijd een goede belegging. Hij had nu meer dan genoeg om als onderpand te kunnen dienen voor de leningen die hij in de nabije toekomst misschien zou moeten afsluiten.

Al met al een geslaagde avond.

Hij liep de grote salon van de Archimedes binnen. Het glas van de Corsicaan stond nog op de tafel tussen de banken. Hij pakte de tumbler op, liep ermee naar het dek en gooide hem in zee. De gedachte dat hij ooit zelf zou drinken uit het glas dat de Corsicaan aan zijn lippen had gehad vervulde hem met walging. De schoft was van plan geweest niet alleen het goud in te pikken maar hem bovendien nog eens een miljoen euro afhandig te maken. Zelfs toen hij wist dat het spel uit was, was de ambtenaar nog gewoon doorgegaan met zijn leugenachtige vertoning.

‘Meneer.’

Hij draaide zich om. Guildhall stond in de deuropening.

‘Ze is aan de telefoon.’

Hij had het telefoontje al verwacht en liep naar een aangrenzende salon, een intiem vertrek met glanzend hout, zachte stoffen en sfeervol reliëfbehang aan de muur. Hij liet zich zakken in een lederen fauteuil en nam op.

‘Bonsoir, Graham,’ zei Eliza Larocque.

‘Zit je nog in het vliegtuig?’ vroeg hij in het Frans.

‘Inderdaad. Maar we hebben een uitstekende vlucht gehad. Signor Mastroianni is bereid de overeenkomst te tekenen. Hij zal zijn borgsom onmiddellijk voldoen, dus je kunt een overmaking tegemoet zien.’

‘Je intuïtie is juist gebleken.’

‘Hij is zonder twijfel een waardevolle aanvulling voor de groep. We hebben een uitstekend gesprek gehad.’

Wat je verder ook van haar kon zeggen, Eliza Larocque kreeg meestal haar zin. Ze had zijn landgoed in Engeland bezocht en daar drie dagen op hem ingepraat om hem te overtuigen van de mogelijkheden die haar plan bood. Hij had haar nagetrokken en ontdekt dat ze afstamde van vermogende Corsicaanse rebellen die later tot de aristocratie waren gaan behoren, tijdig waren gevlucht voor de Franse Revolutie en op het juiste moment weer waren teruggekeerd. Economie was haar passie. Ze was afgestudeerd aan drie Europese universiteiten. Ze behartigde haar familiekapitaal, dat voornamelijk was belegd in draadloze communicatie, petrochemie en onroerend goed, op een pragmatische en doortastende manier. Forbes had haar vermogen geschat op bijna twintig miljard. Hij had die schatting altijd nogal aan de hoge kant gevonden, maar het was hem opgevallen dat ze die nooit had gecorrigeerd. Ze woonde in Parijs en in het zuiden, op een familielandgoed in het Loiredal. Ze was ongetrouwd, wat hij tamelijk merkwaardig vond. Naar verluidt hield ze van klassieke kunst en van hedendaagse muziek. Vreemd, al die tegenstellingen.

En haar tekortkomingen?

Ze was te snel geneigd haar toevlucht te nemen tot geweld, dat ze als een geëigend middel zag om vrijwel ieder denkbaar doel te bereiken. Zelf had hij ook geen principiële bezwaren tegen het gebruik van geweld – deze nacht was het weer eens noodzakelijk gebleken – maar hij was er meer terughoudend in.

‘Hoe is jouw weekend tot dusver verlopen?’ vroeg Larocque hem.

‘Ik heb een rustig tochtje gemaakt over de Middellandse Zee. Ik ben verzot op mijn jacht. Jammer dat ik er maar zo zelden gebruik van kan maken.’

‘Veel te langzaam voor mij, Graham.’

Allebei hielden ze van hun speeltjes. Larocque gaf de voorkeur aan vliegtuigen; hij wist dat ze net een nieuwe Gulfstream had gekocht.

‘Kom je maandag op de vergadering?’ vroeg ze.

‘We varen nu naar Marseille. Daar neem ik het vliegtuig.’

‘Dan zie ik je maandag.’

Hij hing op.

Het klikte tussen hem en Larocque. Hij had zich vier jaar geleden bij haar club aangesloten, na betaling van het inschrijfgeld van twintig miljoen euro. Helaas was het sindsdien bergafwaarts gegaan met zijn beleggingsportfolio, zodat hij gedwongen was geweest een flinke hap te nemen uit het familievermogen. Zijn grootvader zou hem niet in dank hebben afgenomen dat hij zulke dwaze risico’s nam. Zijn vaders reactie zou heel anders zijn geweest: Wat maakt het uit, er is genoeg. In veel opzichten waren zijn huidige financiële moeilijkheden te wijten aan die tweestrijd. Beide mannen waren allang dood, maar hij probeerde nog steeds ze allebei tevreden te stellen.

Toen de Redders van Verdwenen Kunstschatten waren ontmaskerd had het hem de grootste moeite gekost Europol op afstand te houden. Gelukkig was er weinig bewijs en beschikte hij over goede politieke contacten. Zijn geheime kunstverzameling was niet ontdekt en nog steeds in zijn bezit. Jammer genoeg kon die waardevolle collectie niet in de boeken worden opgenomen maar hij beschikte nu gelukkig over een berg goud.

Probleem opgelost, in ieder geval voor de nabije toekomst.

Op de stoel naast zich zag hij het boek van de Corsicaan liggen –Napoleon, van de Tuilerieën tot St.-Helena. Een van de stewards had het daar neergelegd, samen met de tas waarin de eurobiljetten weer waren opgeborgen. Hij pakte het boek op.

Hoe was het mogelijk dat dit kind van doodgewone Corsicaanse ouders het zover had geschopt? Het Franse rijk bestond op zijn hoogtepunt uit honderddertig departementen, beschikte over zeshonderdduizend soldaten, telde zeventig miljoen onderdanen en hield een formidabele militaire macht op de been in Duitsland, Italië, Spanje, Pruisen en Oostenrijk. Tijdens die overheersing verzamelde Napoleon de grootste oorlogsbuit uit de menselijke geschiedenis, op ongeëvenaarde schaal geroofd uit elk land dat hij veroverde. Edelmetalen, schilderijen, juwelen, regalia, tapijten, munten – alles van waarde wat ter meerdere eer en glorie van Frankrijk in beslag genomen kon worden.

Veel ervan was na Waterloo teruggevorderd, maar niet alles. En de verhalen over wat er nog werd vermist tartten de verbeeldingskracht.

Hij sloeg het boek open en bladerde naar het hoofdstuk dat hij een paar dagen geleden had gelezen. Gustave had zijn exemplaar zonder protest afgestaan toen hij een voorschot kreeg op de beloofde miljoen euro. De schrijver van het boek, Louis Etienne Saint-Denis, had van 1806 tot 1821 gediend als Napoleons lijfknecht. Hij had Napoleon vrijwillig vergezeld bij diens verbanning, eerst naar Elba en later naar St.-Helena. Hij onderhield Napoleons bibliotheek en aangezien deze een abominabel handschrift had, schreef hij doorgaans op wat de keizer dicteerde en vervaardigde hij kopieën van alle keizerlijke notities. Bijna ieder geschreven verslag dat op St.-Helena was gemaakt, was in zijn handschrift geschreven. Ashby voelde zich aangetrokken tot de memoires van Saint-Denis. Eén hoofdstuk in het bijzonder had zijn aandacht getrokken. Hij las de pagina opnieuw.

Zijne Majesteit haatte St.-Helena, een Britse stip op de wereldkaart ten westen van Afrika, omringd door steile kliffen, gegeseld door wind en regen. Napoleons eerste indruk, in 1815, van het eiland dat zijn gevangenis zou worden, heeft hij nooit bijgesteld. ‘Schandelijk. Helemaal geen aangename plek. Ik had nog beter in Egypte kunnen blijven.’

Maar ondanks de beproevingen die Napoleon moest doorstaan, bleef de herinnering aan zijn vroegere macht altijd een aangename dagdroom. ‘Ik heb het altijd een eer gevonden,’ placht hij te zeggen, ‘ernaar te streven van de Fransen het leidende volk van het universum te maken. Mijn hoop en streven was dat ze de Perzen, de Grieken en de Romeinen zouden overtreffen, niet alleen qua militair overwicht maar ook op het gebied van de wetenschap en de kunst. Frankrijk is altijd al het mooiste en vruchtbaarste land geweest. Kortom: het was, net als Rome, waardig de wereld te leiden. Ik had mijn doel zeker bereikt als spelbrekers, samenzweerders, geldwolven en ander immoreel volk niet het ene na het andere obstakel hadden opgeworpen om me te dwarsbomen. Het was geen geringe prestatie het grootste deel van Europa te besturen en te onderwerpen aan een uniform wettelijk regime. Landen die waren onderworpen aan een dusdanig rechtvaardige, verstandige en verlichte regering zouden gaandeweg een voorbeeld zijn geworden voor andere landen zodat zich uiteindelijk één grote familie zou hebben gevormd. Dan had ik een regering kunnen vestigen waaronder niemand meer zou lijden onder willekeur. Iedereen zou voor de wet gelijk zijn geweest. Mensen hadden zich niet meer kunnen beroepen op privileges, maar uitsluitend op hun verdiensten. Maar dat kwam sommigen niet goed uit. Leenheren die welvaren bij de hebzucht en domheid van anderen. Mijn doel was altijd Frankrijk te bevrijden van schulden. Hun doel was Frankrijk dieper in het ravijn te storten. Leningen zijn nooit bedoeld geweest om lopende uitgaven te financieren, of dat nu militaire of andere overheidsuitgaven zijn. Bedenk waartoe leningen kunnen leiden en je ziet hoe gevaarlijk ze kunnen zijn. Ik heb ertegen gevochten. Geld zou nooit de kans moeten krijgen regeringen in verlegenheid te brengen, want dat zou immers betekenen dat de bankiers aan de macht zijn in plaats van de staat. De hand die geeft, gaat boven de hand die neemt. Geld heeft geen vaderland. Financiers kennen geen patriottisme en geen fatsoen. Winst is hun enige doel.’

Hij had zich nooit gerealiseerd dat Napoleon zulke uitgesproken ideeën had over staatsleningen en de rol van het geld. Eerdere en latere Franse monarchen waren gemakkelijk gezwicht voor de verleiding om schulden te maken, wat hun ondergang slechts had bespoedigd. Napoleon had zich ertegen verzet. Wat, ironisch genoeg, ook zíjn ondergang had bespoedigd.

Er was nog andere een passage in het boek die zijn aandacht had getrokken. Hij bladerde door de broze, vergeelde pagina’s en vond de verwijzing in het voorwoord, in 1922 geschreven door een hoogleraar aan de Sorbonne.

Saint-Denis stierf in 1856. Hij heeft de stad Sens enkele voorwerpen nagelaten die hij had bewaard ter nagedachtenis aan zijn Keizer: twee delen van Fleury de Chaboulon met aantekeningen in het handschrift van Napoleon; twee atlassen waarin Napoleon wat potloodaantekeningen had gemaakt; de folio-uitgave van de Italiaanse veldtochten; een exemplaar van De Merovingische Koninkrijken 450-751 A.D.; persoonlijke relikwieën; een jas met epauletten; een kokarde; een deel van de grafkist van St.-Helena en een stuk van een van de wilgen die boven de graftombe van de keizer groeiden. Zijn laatste woorden waren persoonlijk en luidden: ‘Mijn dochters mogen nooit vergeten dat de Keizer mijn weldoener was en daardoor ook de hunne. Het merendeel van wat ik bezit, heb ik te danken aan zijn goedheid.’

Ashby wist van het bestaan van sommige van de voorwerpen die Saint-Denis aan de stad Sens had nagelaten. De twee delen van Fleury de Chaboulon. De atlassen. De folio-uitgaven over de Italiaanse veldtochten. Maar een exemplaar van De Merovingische Koninkrijken 450-751 A.D.? Dat was nieuw voor hem.

Misschien lag het antwoord dat hij zocht daarin besloten?