43

Londen
18:40 uur

ASHBY ZOCHT IN DE DUISTERNIS TUSSEN DE ONGEVEER HONDERD gezichten naar een Harrods-sjaal in de kleuren groen en goud. De meeste mensen om hem heen waren duidelijk toeristen, luisterend naar de gids die met luide stem vertelde over de mistige sfeer van de gaslampen in 1888, het jaar waarin Jack the Ripper door de drank bedwelmde prostituees in East End de stuipen op het lijf had gejaagd.

Hij grinnikte. Alleen buitenlanders leken zich voor de Ripper te interesseren. Hij vroeg zich af of deze mensen in hun eigen land ook bereid zouden zijn geld te betalen voor een rondleiding langs de plekken waar een massamoordenaar had toegeslagen.

Hij bevond zich op een druk trottoir in Whitechapel, aan de oostkant van de stad. Links van hem, aan de andere kant van een drukke weg, verrees de grijze Tower of Londen, fel verlicht door natriumlampen. De enorme voormalige walgracht was nu niet meer dan een zee van smaragdgroen wintergras. Vanaf de nabijgelegen Thames woei een kille wind landinwaarts en verderop stond de verlichte Tower Bridge.

‘Goedenavond, lord Ashby.’

De tengere vrouw die naast hem was komen staan had kort haar, was eind vijftig of begin zestig en duidelijk een Amerikaanse. Ze droeg een sjaal in de kleuren groen en goud, precies zoals hem was verteld.

Maar toch.

‘U bent nieuw,’ zei hij.

‘Ik heb de leiding van de operatie.’

Die informatie trok zijn aandacht.

Zijn gebruikelijke contactpersonen van de Amerikaanse inlichtingendienst had hij altijd ontmoet tijdens toeristische rondleidingen, bijvoorbeeld door het British Museum, het Londen van Shakespeare, het oude Mayfair. En nu dus het Londen van Jack the Ripper.

‘En u bent?’ vroeg hij op nonchalante toon.

‘Stephanie Nelle.’

De groep bleef staan voor een gebouw waar volgens de gids het eerste slachtoffer van Jack the Ripper was gevonden. Ze nam hem bij de arm en leidde hem wat verder weg van de gids.

‘Het is toepasselijk dat we elkaar ontmoeten bij deze rondleiding,’ zei ze. ‘Ook Jack the Ripper terroriseerde mensen en is nooit gepakt.’

Hij kon niet glimlachen om haar poging tot ironie. ‘Ik zou nu een einde kunnen maken aan mijn betrokkenheid en weg kunnen lopen, als u niet langer van mijn hulp gebruik wenst te maken.’

De groep liep weer verder.

‘Ik realiseer me dat uw vrijheid de prijs is die we moeten betalen. Maar dat betekent niet dat ik daar blij mee ben.’

Hij dwong zichzelf kalm te blijven. Deze vrouw, en degenen die ze vertegenwoordigde, moest hij paaien. Nog minstens vierentwintig uur en in ieder geval tot hij het boek in handen had.

‘De laatste keer kreeg ik nog te horen dat we in deze onderneming samenwerkten,’ merkte hij op.

‘U had beloofd ons vandaag informatie te leveren. Ik wilde zelf horen wat u te bieden hebt.’

De groep bleef staan bij een volgende bezienswaardigheid.

Ashby liet zijn stem een octaaf zakken en zei: ‘Peter Lyon gaat morgen de koepelkerk van Les Invalides opblazen. Demonstratief op eerste kerstdag.’

‘Wat voor boodschap wil hij daarmee afgeven?’

‘Eliza Larocque is een fanaticus. Ze beroept zich op een of andere oude wijsheid die van generatie op generatie binnen haar familie zou zijn doorgegeven. Nogal ingewikkeld en als u het mij vraagt niet erg relevant. Maar er is een Franse groep extremisten die ergens een punt van wil maken. Ach, dat soort groepen is er altijd.’

‘Wie zijn het deze keer?’

‘Het gaat om Franse wetgeving die immigranten discrimineert. Noord-Afrikanen die jaren geleden naar Frankrijk zijn gekomen en destijds als gastarbeiders zijn verwelkomd. Nu maken ze tien procent van de bevolking uit en hebben ze er genoeg van onderdrukt te worden. Ze willen zich laten gelden. Larocque heeft de middelen maar wil het niet voor zichzelf opeisen, dus heeft Peter Lyon hen bij elkaar gebracht.’

‘Ik wil weten wat er achter die samenwerking steekt.’

Hij zuchtte. ‘Snapt u dat niet? De demografie van Frankrijk verandert dramatisch. Die Algerijnse en Marokkaanse immigranten beginnen een probleem te vormen. Ze zijn intussen veel meer Frans dan Afrikaans, maar xenofobisch rechts en de linkse secularisten hebben een bloedhekel aan hen. Als de geboortecijfers niet veranderen, zijn er over twintig jaar meer immigranten van autochtone Fransen.’

‘Maar wat heeft het opblazen van de koepelkerk met die onvermijdelijke ontwikkeling te maken?’

‘Het heeft puur symbolische betekenis. Die immigranten zijn hun status van tweederangsburger beu. Ze willen hun moskeeën. Hun vrijheid. Ze willen zich politiek kunnen uitspreken. Ze willen invloed en macht. Ze willen wat de rest ook heeft. Maar de autochtone Fransen verzetten zich daartegen. Ik heb begrepen dat er nogal wat wetten zijn aangenomen om deze mensen op afstand te houden.’ Hij liet even een stilte vallen. ‘Bovendien zie je in heel Frankrijk een opleving van het antisemitisme. De Joden beginnen weer bang te worden.’

‘En zijn de immigranten daar de schuld van?’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Sommigen misschien. Als je het mij vraagt is dat meer een gevolg van de opstelling van de radicale Fransen. Maar de rechtse politici en extreem links slagen er goed in de immigranten de schuld te geven van alles wat er verkeerd gaat in het land.’

‘Ik heb nog steeds geen antwoord op mijn vraag.’

De groep bleef staan bij de volgende bezienswaardigheid en de stem van de gids dreunde maar door.

‘Eliza voert een experiment uit,’ zei hij. ‘Ze zoekt naar een andere manier dan oorlog om de Franse nationale agressie te kanaliseren. Ze gelooft dat de aanval van een vermeende radicale groep op een van de nationale monumenten van Frankrijk – het graf van Napoleon, een man die ze overigens verafschuwt – collectieve agressie zou kunnen opwekken. Zo heeft ze het mij in ieder geval uitgelegd.

‘Waarom heeft ze zo’n hekel aan Napoleon?’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Hoe moet ik dat weten? Familietraditie, neem ik aan. Een van haar voorouders voerde een Corsicaanse vendetta tegen Napoleon. Waarom, dat heb ik nooit goed begrepen.’

‘Klopt het dat de Club van Parijs morgen vergadert in de Eiffeltoren?’

Hij knikte. ‘U bent druk geweest. Was het niet verstandiger geweest me een open vraag te stellen om te zien of ik het juiste antwoord gaf?’

‘Ik heb geen tijd voor spelletjes en ik ben sowieso niet geneigd ook maar een woord te geloven van wat u zegt.’

Hij schudde meewarig zijn hoofd. ‘Waarom zo onnodig grof en arrogant? Ik werk toch al tijden goed samen met uw mensen en...’

‘Dat doet u alleen maar als het u goed uitkomt. De informatie over die aanslag hebt u moedwillig achtergehouden.’

‘Dat had u in mijn plaats ook gedaan. Maar u weet het nu en er is nog ruim voldoende tijd om er iets aan te doen.’

‘Maar ik heb nauwelijks informatie. Hoe gaat hij het doen?’

‘Lieve hemel, hoe zou ik dat moeten weten?’

‘U bent degene die het contact met Lyon onderhoudt.’

‘Die duivel geeft echt geen details prijs, geloof me. Die vertelt je alleen maar waarheen en wanneer zijn geld moet worden overgemaakt. Afgezien daarvan geeft hij geen uitleg.’

‘Meer weet u niet?’

‘Les Invalides is op eerste kerstdag gesloten. Dus u hoeft zich in ieder geval geen zorgen te maken over grote aantallen slachtoffers.’

Ze leek niet gerustgesteld. ‘U hebt mijn vraag over de Club van Parijs nog niet beantwoord.’

‘We komen morgen bij elkaar in de Eiffeltoren. Eliza heeft een zaal op het eerste platform afgehuurd en ze is van plan iedereen om twaalf uur mee te nemen naar boven. Zoals ik al zei houdt Lyon van een strakke planning. Om twaalf uur zal de explosie plaatsvinden en de leden van de club hebben dan een uitstekend uitzicht op het evenement.

‘Weten de leden wat er staat te gebeuren?’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Lieve hemel, nee! Behalve onze Zuid-Afrikaan alleen zijzelf en ik. Voor de anderen zal het een onaangename verrassing zijn, neem ik aan.’

De groep trok verder het donkere hart van Oost-Londen in.

‘Maar ze zullen het niet erg vinden er financieel profijt van te trekken.’

‘Winstbejag en moraal gaan nu eenmaal moeilijk samen,’ antwoordde hij.

‘Vertel me dan nu maar eens wat ik écht wil weten. Hoe komen we uiteindelijk in contact met Lyon?’

‘Net zoals ik.’

‘Dat is niet goed genoeg. Ik wil hem op een dienblaadje.’

Hij bleef staan. ‘Hoe zou ik dat voor elkaar moeten krijgen? Ik heb hem maar één keer ontmoet en hij was onherkenbaar. Hij dicteert hoe ik met hem communiceer.’

Ze liepen achter de meute toeristen aan en spraken op onderdrukte toon. Hoewel hij zijn dikste wollen jas aan had en handschoenen droeg met een bontvoering had hij het toch koud. De lucht die hij uitademde vormde een wolkje voor zijn gezicht.

‘Gezien het feit dat we u niet vervolgen, neem ik aan dat u wel iets zult kunnen regelen,’ zei ze.

De onuitgesproken dreiging ontging hem niet. ‘Is dat de reden dat ik vanavond de eer heb u te ontmoeten? Bent u gekomen om me een ultimatum te stellen? Was uw ondergeschikte daar niet voldoende voor gekwalificeerd?’

‘Het spel is over, Ashby. De waarde die u voor ons heeft, neemt snel af. Ik raad u aan iets te doen om die weer op te krikken.’

Dat had hij zojuist in feite al gedaan, maar hij was niet van plan deze vrouw ook maar een fractie wijzer te maken. Dus vroeg hij: ‘Waarom hebt u uw mensen dat boek uit Les Invalides laten weghalen?’

Ze grinnikte. ‘Om u te laten zien dat de leiding in andere handen is overgegaan. Van nu af aan gelden er nieuwe regels.’

‘Ben ik even blij dat u uw taak zo serieus neemt.’

‘Gelooft u echt dat Napoleon ergens een geheime oorlogsbuit heeft verstopt?’

‘Eliza Larocque is daar in ieder geval van overtuigd.’

Ze haalde iets onder haar jas vandaan en gaf het hem. ‘Zie dit als een teken van goede wil.’

Hij nam het boek aan met zijn gehandschoende handen en las de titel onder het licht van een straatlantaarn. De Merovingische koninkrijken 450-751 A.D.

Het boek uit Les Invalides.

‘Geef mij nu wat ík wil hebben,’ zei ze.

De rondleiding was aangeland bij de Ten Bells-pub en hij hoorde de gids vertellen dat veel slachtoffers van Jack the Ripper vaste klant waren geweest in deze kroeg en de massamoordenaar zelf misschien ook wel. Er werd een pauze van een kwartier aangekondigd zodat iedereen binnen een drankje kon nemen.

Het werd tijd dat hij terugging naar Salen Hall en Caroline. ‘Zijn we klaar?’

‘Tot morgen wel.’

‘Ik zal mijn uiterste best doen te zorgen dat u krijgt wat u wilt.’

‘Dat hoop ik,’ zei ze. ‘Ook voor u.’

En met die opmerking verdween de vrouw die Stephanie Nelle heette in de nacht.

Hij staarde naar het boek. Eindelijk begonnen alle stukjes op hun plaats te vallen.

‘Goedenavond, lord Ashby.’

De onverwachte, donkere en schorre stem klonk in zijn linkeroor en overstemde het ritmische geluid van de voetstappen op het trottoir. Hij draaide zich om en in het licht van een andere straatlantaarn zag hij een rossig gezicht met dik haar en dunne wenkbrauwen, een haviksneus, littekens en een bril. Net als de overige mensen op straat droeg de man dikke winterkleding, compleet met sjaal en handschoenen. In één hand hield hij het hengsel van een boodschappentas van Selfridges.

Toen zag hij de ogen.

Broeierige, geelbruine ogen.

‘Ziet u er ooit wel eens hetzelfde uit?’ vroeg hij aan Peter Lyon.

‘Zelden.’

‘Het moet lastig zijn geen identiteit te hebben.’

‘Ik heb geen probleem met mijn identiteit. Ik weet precies wie en wat ik ben.’ Dit keer klonk de stem bijna Amerikaans.

Ashby was enigszins verontrust. Wat deed Peter Lyon hier?

‘We moeten even praten, lord Ashby.’