69

MALONE WRONG ZICH DOOR DE ZWARE EIKEN DEUREN DE ST. AN-dré-kerk binnen. Een typische Parijse kerk met nissen, spitsbogen, een kooromgang met een hoge galerij en luchtbogen aan de buitenkant om de muren te stutten. Pure gotische pracht.

In de dwarsschepen aan weeszijden van het lange, smalle hoofdschip zaten de bezoekers opeengepakt op de kerkbankjes. Hoewel de kerk werd verwarmd was het er nog dermate koud dat de meeste mensen een jas droegen. Veel gelovigen hadden een handtas, een boodschappentas of een rugzak bij zich, wat het vinden van een bom of een wapen van enig soort een miljoen keer moeilijker maakte.

Hij wandelde nonchalant langs de bankjes. Het interieur van de kerk was een aaneenschakeling van nissen en schaduwen. De vele pilaren hielden niet alleen het dak op zijn plaats, ze konden ook een eventuele zelfmoordterrorist de nodige dekking bieden.

Hij was gewapend en klaar om op te treden.

Maar waartegen?

Zijn mobiele telefoon vibreerde. Hij ging achter een van de pilaren staan en nam op.

‘De dienst is hier afgelopen,’ zei Stephanie. ‘De mensen gaan naar huis.’

Het gevoel dat hem had bekropen zodra hij de kerk was binnen gegaan werd sterker.

‘Kom hierheen,’ fluisterde hij.

Ashby liep naar het hoofdaltaar. Ze waren de basiliek door een zijingang binnen gegaan, vlak bij een binnentrap die omhoog liep naar het koor en een andere die omlaag leidde naar een grafkelder. Van het altaar tot het noordelijke zijschip strekten zich talloze rijen houten stoelen uit en in de noordgevel was een enorm roosvenster aangebracht waarachter het daglicht langzaam uitdoofde. Tussen de stoelen en in de zijschepen bevonden zich overal graftomben, het merendeel voorzien van marmeren gedenkplaten. Het hoofdschip, dat wel honderd meter lang was, stond van het begin tot het eind vol monumenten.

‘Napoleon wilde dat zijn zoon de schat zou erven,’ zei Caroline. Er klonk pure angst door in haar stem. ‘Hij heeft zijn schat goed verstopt. Op een plaats waar niemand hem kon vinden. Behalve degene voor wie hij bestemd was.’

‘Zoals iedere machthebber behoort te doen,’ zei Lyon.

Het regende nog steeds; in het hoofdschip hoorde je de echo van het constante getik op het koperen dak.

‘Na vijf jaar ballingschap realiseerde hij zich dat hij nooit meer naar Frankrijk zou terugkeren. Hij wist bovendien dat hij stervende was. Dus besloot hij de locatie aan zijn zoon door te geven.’

‘Het boek dat die Amerikaan je in Londen heeft gegeven,’ vroeg Lyon aan Ashby. ‘Is dat belangrijk?’

Hij knikte.

‘Je hebt me toch verteld dat Larocque je het had gegeven?’ zei Caroline.

‘Dat was gelogen,’ zei Lyon. ‘Niet dat het er nog wat toe doet. Waarom is dat boek zo belangrijk?’

‘Het bevat een boodschap,’ zei Caroline.

Ze gaf al te snel te veel prijs, maar Ashby had geen idee hoe hij haar moest afremmen.

‘Ik denk dat ik de laatste boodschap van Napoleon heb ontcijferd,’ verklaarde ze.

‘Vertel op,’ zei Lyon.

Sam zag dat Thorvaldsen wegliep van Meagan, die de regen in rende in de richting van het naar voren stekende stuk muur waarachter hij zich verschool. Hij drukte zijn rug tegen de natte, koude steen en wachtte tot ze de hoek om was. Hij was zo gespannen dat hij geen last meer had van de ijzige kou; het weer was wel het laatste wat hem bezig hield.

Meagan kwam in zijn gezichtsveld.

‘Waar ga jij naartoe?’ vroeg hij zachtjes.

Ze bleef staan en draaide zich met een ruk om. ‘Verdomme, Sam, ik schrik me dood.’

‘Wat gebeurt er allemaal?’

‘Die vriend van jou staat op het punt iets heel stoms te doen.’

Dat vermoedde hij al. ‘Wat was dat voor herrie, daarstraks?’

‘Ashby en twee anderen hebben een ingang geforceerd.’

Hij wilde weten wie Ashby bij zich had dus vroeg hij dat. Ze beschreef een vrouw die hij niet kende, maar de tweede man leek verdacht veel op de kerel in de geelgroene jas op de rondvaartboot. Peter Lyon. Hij moest Stephanie bellen. Hij stak zijn hand in zijn zak en pakte zijn telefoon.

‘Er zitten volgsensors in,’ zei Meagan, terwijl ze naar het toestel wees. ‘Ze weten waarschijnlijk al waar je bent.’

Niet per se. Stephanie en Malone waren bezig de nieuwste dreiging af te wenden die Lyon had veroorzaakt. Maar hij was hierheen gestuurd als kindermeisje voor Thorvaldsen, niet om een internationaal gezochte terrorist aan te pakken.

En er was nóg een probleem.

Doordat hij de metro had genomen had de reis hierheen maar twintig minuten geduurd. Deze verlaten wijk, die werd geteisterd door regen en storm, lag op grote afstand van het centrum van Parijs. Dat betekende dat hij er alleen voor stond.

Roekeloosheid kan je het leven kosten, Sam. Vergeet dat nooit. Norstrum had gelijk, de beste man, maar Henrik had hem nodig.

Hij stopte de telefoon weer in zijn zak.

‘Je gaat toch niet naar binnen, hè?’ vroeg Meagan, die kennelijk zijn gedachten had gelezen.

Nog voordat hij het had gezegd besefte hij al hoe dom het klonk. Maar het was de waarheid. ‘Het kan niet anders.’

‘Net zoals daar op het hoogste platform van de Eiffeltoren? Toen je bijna naar de andere wereld was geholpen, samen met de rest van het stelletje?

‘Ja, net zoiets.’

‘Sam, die ouwe wil Ashby vermoorden en volgens mij laat hij zich door niets en niemand tegenhouden.’

‘Ik moet het proberen.’

Ze schudde haar hoofd. ‘Sam, ik mag je graag. Echt waar. Maar je bent niet goed bij je hoofd. Dit wordt me te veel.’

Terwijl ze in de regen voor hem stond met dat gekwelde gezicht, moest hij weer denken aan de vorige avond, toen ze elkaar in de catacomben hadden gekust. Er was iets tussen hen. Een verwantschap. Aantrekkingskracht. Hij zag het ook nu in haar blik.

‘Ik kan het niet,’ zei ze met gebroken stem.

Ze draaide zich om en rende weg.

Thorvaldsen koos het moment zorgvuldig uit. Ashby en zijn twee metgezellen waren nergens te bekennen in het duistere hoofdschip van de kerk. Het was buiten bijna even donker als binnen dus kon hij ongemerkt naar binnen glippen, onder dekking van de wind en de regen.

De deur kwam uit op het midden van de lange zuidkant. Hij sloop onmiddellijk naar links en hurkte achter een barok grafmonument, compleet met een triomfboog waaronder twee marmeren figuren lagen. Het marmer zag er verweerd uit en de uitgestrekte gestalten zagen er eerder uit als uitgemergelde lijken dan als levende wezens. Op een koperen plaat stond te lezen dat het ging om de zestiende-eeuwse koning Frans I en zijn koningin.

Verderop, achter de pilaren waarop indrukwekkende kruisribgewelven rustten, hoorde hij ijl klinkende stemmen. In het zwakke licht zag hij meer grafmonumenten en talloze lege stoelen die in keurige rijen stonden opgesteld. De stemmen bereikten hem bij vlagen. Zijn gehoor was niet meer zo scherp als vroeger en het gekletter van de regen op het dak hielp ook niet. Hij moest dichterbij zien te komen.

Hij verliet zijn schuilplaats en sloop zo snel mogelijk naar het volgende grafmonument, een delicate beeltenis van een vrouw, kleiner dan het vorige. Vanuit een nabijgelegen rooster in de vloer werd warme lucht naar binnen geblazen. Het regenwater drupte van zijn jas op de leistenen vloer. Voorzichtig knoopte hij het vochtige kledingstuk los. Hij haalde het pistool uit een van de zakken en trok de jas toen uit.

Verderop was een pilaar die het zuidelijke transept scheidde van het hoofdschip. Hij kroop erheen, goed oplettend dat hij niet tegen een van de stoelen stootte.

Hij hoefde maar één geluid te maken en het verrassingseffect was verdwenen.

Ashby luisterde terwijl Caroline probeerde haar angst te onderdrukken en Peter Lyon vertelde wat hij wilde weten. Ze haalde een stuk papier uit haar jaszak tevoorschijn.

‘Deze Romeinse cijfers vormen een boodschap,’ zei ze. ‘We noemen dit een Moorse Knoop. Het is een techniek die de Corsicanen hebben afgekeken van de Arabische piraten die hun kust onveilig maakten. Het is een code.’

Lyon griste het stuk papier uit haar hand.

image

‘Meestal verwijzen ze naar een pagina, een regel en een woord in een specifiek manuscript,’ legde ze uit. ‘De afzender en de ontvanger beschikken over dezelfde tekst. Zolang zij de enigen zijn die weten welk manuscript moet worden gebruikt, is het voor iemand anders zo goed als onmogelijk de code te ontcijferen.’

‘Hoe heb jij het dan gedaan?’

‘Napoleon heeft deze cijfers in 1821 naar zijn zoon gestuurd. De jongen was toen tien jaar oud. In zijn testament heeft Napoleon zijn zoon vierhonderd boeken nagelaten. Eén vermelde hij in het bijzonder. Maar de jongen zou de boeken pas op zijn zestiende in bezit krijgen. Het vreemde aan deze code is dat er maar twee rijen cijfers zijn, die waarschijnlijk alleen maar verwijzen naar pagina’s en regels. Om die te kunnen ontcijferen moest de zoon, of liever de moeder – want zij was degene aan wie Napoleon in feite schreef – weten welke tekst hij gebruikte. Het boek dat is vermeld in het testament kan het niet zijn, want dat hadden ze helemaal nog niet gezien. Napoleon leefde immers nog.’

In haar angst klonk ze steeds onsamenhangender, maar Ashby liet haar begaan.

‘Dus gokte ik erop dat Napoleon een universele tekst gebruikte. Een tekst die algemeen bekend was. En waar je gemakkelijk aan kon komen. Toen realiseerde ik me dat hij daarvoor ook een duidelijke aanwijzing had gegeven.’

Lyon leek daadwerkelijk onder de indruk. ‘Je bent een echte speurneus.’

Als het compliment al was bedoeld om haar doodsangst wat te verminderen, had het weinig of geen effect.

Voor Ashby was deze informatie helemaal nieuw en hij was even nieuwsgierig naar de oplossing als Lyon.

‘De Bijbel,’ zei Caroline. ‘Napoleon heeft de Bijbel gebruikt.’