OPMERKINGEN VAN DE AUTEUR

Voor dit boek ben ik eerst naar Frankrijk en daarna naar Londen gereisd. Elizabeth en ik hebben dagen lang door Parijs gezworven en iedere locatie bezocht die voorkomt in dit boek. Ik voelde me niet zo op mijn gemak onder de grond en zij was minder enthousiast over de hoogte van de Eiffeltoren. Maar afgezien van onze respectieve neurosen ontdekten we alles wat we wilden weten. Net als bij de totstandkoming van mijn andere zeven boeken is de plot ontstaan door het bedenken, combineren, corrigeren en met elkaar verweven van een aantal schijnbaar losstaande elementen.

Nu is het tijd het onderscheid aan te geven tussen feit en fictie.

Generaal Napoleon Bonaparte heeft inderdaad in 1799 Egypte veroverd en hij heeft dat land geregeerd in afwachting van het juiste moment om weer terug te keren naar Frankrijk en daar de absolute macht op te eisen. Het staat vast dat hij de piramiden heeft gezien, maar niets bewijst dat hij er ooit een heeft betreden. Er doet een verhaal de ronde dat hij de Grote Piramide van Gizeh is binnen gegaan en daar geschokt weer uit tevoorschijn is gekomen, maar dit is nooit bevestigd door enig gerenommeerd historicus. Ik vond het echter een intrigerende gedachte dus kon ik de verleiding niet weerstaan mijn eigen versie ervan op te nemen in het voorwoord. Wat er binnen is voorgevallen met een mysterieuze ziener (hoofdstuk 37) heb ik zelf bedacht. Napoleons savants hebben echter wel degelijk bestaan en samen hebben zij een antieke beschaving blootgelegd die tot dan toe onbekend was; ze hebben daarmee de grondslag gelegd voor de egyptologie.

Corsica lijkt me een fascinerend eiland, al ben ik niet in de gelegenheid geweest het daadwerkelijk te bezoeken. Bastia (hoofdstukken 2 en 14) is zo goed mogelijk beschreven aan de hand van foto’s, net als Cap Corse met zijn oude wachttorens en kloosters. Rommels goud is een feitelijke verloren schat uit de Tweede Wereldoorlog met een Corsicaanse connectie zoals beschreven in hoofdstuk 6. Het enige wat ik eraan heb toegevoegd zijn de vijfde betrokkene en de aanwijzingen in een negentiende-eeuws boek over Napoleon. De bewuste schat is tot op de dag van vandaag nog steeds zoek.

De Moorse Knoop zoals ik die heb beschreven in de hoofdstukken 6, 12 en 39 is fictie, maar de codeertechniek zelf is afkomstig uit The Chalice of Magdalene door Graham Phillips, een boek over de Heilige Graal. Dat boek bracht mij ook op de psalmen en het gebruik van de vele verzen als aanwijzingen (hoofdstuk 77). De specifieke verzen die ik heb gekozen zijn opvallend toepasselijk.

Er bestaat echt een Club van Parijs, zoals beschreven in hoofdstuk 4. Het is een keurige organisatie met een staf die wordt geleverd door enkele van de rijkste landen ter wereld. Deze club stelt zich ten doel ontwikkelingslanden te helpen bij het herstructureren van hun schuldenlast en staat in geen enkele relatie tot de Club van Parijs van Eliza Larocque. Ook de historische relatie met Napoleon is volkomen fictief.

Het incident in Egypte waarbij Napoleon getuige was van de moord op een moeder en haar kind (hoofdstuk 4) is waar gebeurd, maar Napoleon heeft die dag geen papyrusvellen gevonden. Dat is een bedenksel mijnerzijds.

Alles wat is verteld over de Rothschilds (hoofdstukken 5 en 24) berust op historische gegevens. Ze hebben inderdaad koningshuizen, regeringen en oorlogen gefinancierd en enorm van alle betrokken partijen geprofiteerd.

Louis Etienne Saint-Denis (hoofdstuk 16) was een trouw dienaar van Napoleon. Hij heeft zijn meester vergezeld tijdens diens ballingschap op zowel Elba als St.-Helena en hij heeft alle notities van Napoleon geschreven (hoofdstuk 40). Napoleon liet Saint-Denis vierhonderd boeken uit zijn persoonlijke bibliotheek na (hoofdstukken 16, 17 en 25) met de opdracht ze in bewaring te houden totdat zijn zoon de leeftijd van zestien jaar zou hebben bereikt. De toevoeging van een specifiek boek over de Merovingers, dat in het testament zou zijn vermeld, is door mij verzonnen, net als de wijze waarop Saint-Denis de collectie uiteindelijk heeft afgestaan (hoofdstuk 16).

De beschrijvingen van Parijs (beginnend in hoofdstuk 18) zijn accuraat, met inbegrip van Shakespeare & Company, de boekhandel die zich bevindt op de linkeroever van de Seine, tegenover de Notre-Dame.

The Creature from Jekyll Island: A Second Look at the Federal Reserve, door G. Edward Griffin, was me behulpzaam bij het formuleren van de economische samenzweringen zoals die werden gezien door Sam Collins en Meagan Morrison. Dat boek zette me ook op het spoor van het presidentieel decreet 11110 (hoofdstuk 24), dat president Kennedy uitvaardigde vlak voor hij werd vermoord.

De Westminster Abbey in Londen met zijn Poet’s Corner (hoofdstuk 19) is fascinerend. De Jack the Ripper-rondleidingen (hoofdstuk 43) vinden iedere avond plaats in de Londense East Side; ik heb er zelf een mogen meemaken.

Het Loiredal in Frankrijk (hoofdstuk 20) is schitterend. Het kasteel van Eliza Larocque is ontsproten aan mijn fantasie, maar ik heb het gebaseerd op het legendarische Chenonceau, dat eveneens de rivier de Cher overspant. Het Parijse Quartier Latin (hoofdstuk 23), waar het leven vierentwintig uur per etmaal doorgaat, heb ik waarheidsgetrouw beschreven, net als het Cluny Museum (dat voor het eerst voorkomt in hoofdstuk zesentwintig) met zijn uitgebreide collectie middeleeuwse kunstvoorwerpen (hoofdstuk achtentwintig). Les Invalides en de koepelkerk (hoofdstuk 36) zijn bekende Parijse bezienswaardigheden. De sarcofaag van Napoleon is zonder meer indrukwekkend. Het gedeelte van het militaire museum van Les Invalides dat is gewijd aan Napoleon werd tijdens mijn bezoek gerenoveerd, dus heb ik die renovatie in het verhaal verwerkt (hoofdstuk 38). Alleen de toevoeging van het boek over de Merovingers (hoofdstukken 36 en 38) is fictief. Het Ritz-hotel met zijn Bar Hemingway (hoofdstuk 33) en restaurant Le Grand Véfour (hoofdstuk 37) bestaan beide echt. Meagan Morrisons fascinatie voor de Parijse catacomben (hoofdstuk 44) komt overeen met mijn eigen belangstelling voor dit ondergrondse gangenstelsel.

Pozzo di Borgo (hoofdstukken 20, 23 en 35) heeft daadwerkelijk geleefd. Hij was Napoleons beste jeugdvriend maar werd later zijn gezworen vijand. Het leven van Di Borgo en zijn Corsicaanse vendetta zijn beschreven overeenkomstig de werkelijkheid. Hij heeft ervoor gezorgd dat tsaar Alexander geen afzonderlijke vrede met Frankrijk heeft gesloten, wat uiteindelijk leidde tot Napoleons ondergang. Di Borgo’s belangstelling voor een verloren schat en zijn familieconnectie met Eliza Larocque zijn volledig verzonnen.

Abbé Buonavita (hoofdstukken 25 en 46) was tegelijk met Napoleon op St.-Helena en vertrok vlak voor de keizer stierf. Hij kreeg toestemming een paar persoonlijke brieven mee te nemen voor Napoleons vrouw en kind. De toevoeging van geheime boodschappen aan die brieven is een bedenksel van mij. Het bezoek aan St.-Helena van Prince de Joinville in 1840 met als doel het stoffelijk overschot van Napoleon mee terug te nemen naar Frankrijk heeft plaatsgevonden zoals ik het heb beschreven (hoofdstuk 37). De beschrijving van degenen die daarbij aanwezig waren en hun commentaar is eveneens waarheidsgetrouw.

De Eiffeltoren speelt een integrale rol in dit verhaal. Net als Sam, Stephanie en Meagan heb ik de honderden metalen treden naar het eerste en tweede platform beklommen (hoofdstuk 39). Het interieur en de architectuur van de toren, inclusief La Salle Gustav Eiffel (hoofdstukken 39, 48 en 49) zijn waarheidsgetrouw beschreven. En het verbazingwekkende effect van een serieuze tongzoen op de menselijke levensverwachting (hoofdstuk 44) bestaat, net als het onderzoek waarnaar Meagan Morrison in dit verband verwijst.

De veertien regels tekst met een code in de vorm van hoger geplaatste letters (hoofdstukken 39 en 77) zijn afgeleid van de legende die in verband wordt gebracht met Rennes-Le-Château en die ik heb verwerkt in mijn boek De Erfenis van de Tempeliers. Bij de research voor dat boek kwam ik de twee legendarische perkamentrollen tegen. Aangezien niemand deze documenten ooit in het echt heeft gezien en omdat hun geheime boodschap – Aan koning Dagobert II en aan Zion behoort deze schat en hij ligt daar dood – van toepassing was op dit verhaal, heb ik die gebruikt. De enige verandering die ik aanbracht was het weglaten van de toevoeging II. Dagobert 1 was een groot Merovingisch koning en zijn 13e-eeuwse grafmonument bevindt zich in de basiliek van Saint-Denis (hoofdstuk 61). Het klopt dat Napoleon gefascineerd was door de Merovingers (hoofdstuk 33). Het leek me gepast al deze ogenschijnlijk ongerelateerde feiten die zich desalniettemin plotseling aan me opdrongen met elkaar in verband te brengen. Hopelijk zullen de Rennes-le-Château-puristen het me vergeven.

De basiliek van Saint-Denis is een magnifiek Frans nationaal erfgoed. Door de wat afgelegen ligging ten noorden van het centrum van Parijs komen er maar weinig toeristen, wat doodzonde is. Ze missen iets dat nog indrukwekkender is dan de Notre-Dame. In de hoofdstukken 67 tot en met 77 wordt deze kerk accuraat beschreven, inclusief de renovatie die daar tijdens mijn bezoek plaatsvond. Alleen de olijfboom op de marmeren gedenkplaat en de tunnel daaronder (hoofdstuk 77) zijn ontsproten aan mijn fantasie.

De in de hoofdstukken 51 en 52 vermelde wetgeving die bekend staat als de Financial Service Modernization (Gramm-Leach-Bliley) Act en de Commodity Futures Modernization Act, aangenomen door het Congres in respectievelijk 1999 en 2000, bestaat en de meeste deskundigen zijn het er intussen over eens dat deze dramatische pogingen tot deregulering in belangrijke mate hebben bijgedragen aan de economische ineenstorting van 2008. Het programma 60 Minutes heeft uitgebreid aandacht besteed aan de effecten van deze regelgeving.

Het idee dat Osama bin Laden financieel zou hebben geprofiteerd van de aanslagen op 9/11 door short te gaan op aandelen is jarenlang door aanhangers van samenzweringstheorieën gepropageerd. Er is in Amerika onderzoek naar gedaan en het Franse artikel dat in hoofdstuk 52 wordt vermeld is daadwerkelijk gepubliceerd, maar het bewijs is nooit geleverd.

Het idee dat chaos prima winstkansen biedt (hoofdstuk 52) is niet nieuw. Wat in hoofdstuk 24 is beschreven over Joegoslavië is daadwerkelijk gebeurd. De politieke wijsheden die zijn vastgelegd in de vier papyrusvellen (hoofdstukken 27, 29 en 40) zijn afgeleid van The Report from Iron Mountain. Volgens dit document zou in 1963 een groep van vijftien wetenschappers, de Special Study Group genaamd, zijn geformeerd om te onderzoeken welke problemen de Verenigde Staten het hoofd zouden moeten bieden tijdens een eventuele langdurige periode van vrede. Ze zouden bijeen zijn gekomen in een ondergrondse nucleaire bunker, de Iron Mountain, en twee jaar lang in het diepste geheim hebben gewerkt. Een lid van de groep, een anonieme hoogleraar aan een universiteit in het midden-westen, besloot het rapport aan de openbaarheid prijs te geven en Dial Press publiceerde het in 1967.

Vanzelfsprekend klopt alleen de bewering over de publicatie door Dial Press. Nadat het was uitgebracht werd het boek een bestseller. De algemene opvatting is dat het hele rapport was verzonnen. Het Guinness Book of World Records bestempelde The Report from Iron Mountain zelfs tot Meest Succesvolle Literaire Canard. De ideeën die in het ‘rapport’ worden geventileerd over oorlog, vrede en het behoud van politieke stabiliteit zijn desalniettemin intrigerend te noemen. De gedachte dat een samenleving die bloot staat aan dreigingen zaken toelaat die in een toestand van vrede nooit zouden worden getolereerd, is met name in het huidige tijdsgewricht bijzonder relevant.

Het orakel waarop Eliza Larocque zich verliet, bestaat echt. The Book of Fate, Formerly in the Possesion of and Used by Napoleon, is nog steeds in druk verkrijgbaar. Alle vragen en antwoorden die staan vermeld in de hoofdstukken 8, 10, 29 en 67 zijn afkomstig uit dit boek. De dubieuze geschiedenis van het orakel (hoofdstuk 8) wordt gekenmerkt door tegenstrijdigheden. Napoleon was bijzonder bijgelovig en het noodlot speelde een rol bij zijn beslissingen (hoofdstuk 10), maar raadpleegde hij daadwerkelijk iedere dag een orakel? Niemand die het weet. De gedachte is echter fascinerend.

Het is waar, zoals Eliza Larocque opmerkte, dat er meer boeken zijn geschreven over Napoleon dan over enige andere figuur uit de wereldgeschiedenis, afgezien van Jezus Christus, en dat hij desalniettemin raadselachtig blijft. Aan de ene kant was hij een capabel en competent leider, maar aan de andere kant (zoals Eliza Larocque opmerkt in hoofdstuk 35) was hij een man die geen loyaliteit kende, iemand die zich met een zekere mate van consistentie keerde tegen zijn familie, zijn vrienden en zijn vaderland. Zijn afkeer van geldschieters en het aangaan van schulden (hoofdstuk 16) is een historisch feit. Bovendien was hij niet afkerig van het plunderen van zijn tegenstanders. In dat opzicht was hij echt een modern Merovingisch heerser. Natuurlijk beweerde hij dat het vergaren van oorlogsbuit nu eenmaal hoorde bij oorlogvoering en misschien had hij daarin ook wel gelijk. Of hij een deel van die oorlogsbuit inderdaad voor zichzelf heeft bewaard – de geheime schat van Napoleon, die een centrale rol speelt in dit verhaal – blijft onderwerp van discussie.

Niemand weet het. En waarschijnlijk blijft dat ook zo.

Hoe dan ook: Napoleon zal ongetwijfeld nog lang onderwerp blijven van onderzoek en discussie. Iedere publicatie die hem neerzet als een heilige zal worden gevolgd door een andere waarin hij wordt geportretteerd als een duivel.

Uiteindelijk heeft hij het zelf misschien nog het best verwoord.

Ondanks alle pogingen mij te belemmeren, te dwarsbomen en het zwijgen op te leggen, zal het moeilijk zijn mij geheel uit het publieke bewustzijn te laten verdwijnen.