62

ELIZA NAM AFSCHEID VAN DE LAATSTE LEDEN VAN DE CLUB VAN Parijs die La Salle Gustav Eiffel verlieten. Ze had zich de hele middag weten te beheersen en was erin geslaagd de golf van angst die het vertrek had overspoeld te dempen. Toen de bijeenkomst tot een einde kwam leken de beschuldigingen die Thorvaldsen had geuit vergeten, of in ieder geval afdoende weerlegd.

Nu nog haar eigen angst.

Twee uur eerder, tijdens een korte pauze, had ze een telefoongesprek gevoerd. De man die ze belde was blij iets van haar te horen. Zijn toon verraadde geen emotie; hij liet haar alleen weten dat hij beschikbaar was en bereid zaken met haar te doen. Ze was hem een paar jaar geleden tegen het lijf gelopen toen ze op zoek was naar een onorthodoxe manier om een debiteur tot betalen te bewegen, iemand die dacht dat vriendschap een excuus was om onder zijn verplichtingen uit te komen. Ze had wat rondgevraagd en vernomen wat de competenties van deze man waren. Vier dagen nadat ze hem had ontmoet betaalde de debiteur haar het volledige bedrag van een paar miljoen euro in één keer terug. Ze had hem nooit gevraagd hoe hij dat had geflikt, maar was tevreden met het resultaat. Sindsdien waren er nog drie andere ‘situaties’ geweest. Al die keren had ze contact opgenomen. En al die keren was het gewenste resultaat bereikt.

Ze hoopte dat vandaag geen uitzondering zou zijn.

Hij woonde in Montmartre, in de schaduw van de koepels en torens die oprezen op het hoogste punt van Parijs. Ze vond het gebouw aan de Rue Chappe, een schaduwrijke straat met huizen die waren gebouwd gedurende het keizerrijk van Napoleon III, waar je nu veel modieuze winkels, cafés en dure penthouses aantrof.

Ze beklom de trap naar de derde verdieping en klopte zachtjes op de deur met het koperen plaatje met het nummer 5. De man die opendeed was klein en slank. Hij had dun, stroachtig grijs haar. De kromming van zijn neus en de vorm van zijn kin deden haar denken aan een havik, wat goed beschouwd wel een passende typering was van Paolo Ambrosi.

Hij nodigde haar uit binnen te komen.

‘Wat kan ik vandaag voor u doen?’ vroeg Ambrosi op kalme toon.

‘U bent altijd zo heerlijk direct.’

‘U bent een belangrijk persoon. Tijd is geld. Ik neem aan dat u hier niet op eerste kerstdag bent langsgekomen om over koetjes en kalfjes te praten.’

Ze vatte de onuitgesproken boodschap. ‘En het soort honorarium te betalen dat u verlangt?’

Hij knikte even; zijn hoofd was minstens één maat te klein voor zijn lichaam.

‘Dit is een bijzonder geval,’ zei ze.

‘Het moet snel gebeuren.’

‘Wat bedoelt u met “snel”?’

‘Vandaag.’

‘Ik neem aan dat u me alle informatie kunt geven die nodig is voor een degelijke voorbereiding?’

‘Ik zal u rechtstreeks naar het doelwit leiden.’

Ambrosi droeg een zwarte coltrui, een zwart-grijs geblokt tweed colbertje en een donkere corduroy broek, kleding die scherp contrasteerde met zijn bleke gelaatskleur. Ze vroeg zich af wat deze sombere man dreef, maar realiseerde zich dat dit hoogstwaarschijnlijk een complex verhaal was.

‘Hebt u voorkeur voor een bepaalde methode?’

‘Als het maar pijnlijk en langzaam is.’

Achter de kille ogen leek geen enkel gevoel voor humor schuil te gaan. ‘Zijn verraad moet nogal onverwachts zijn gekomen.’

Ze had bewondering voor zijn uitstekende intuïtie. ‘Dat is zacht uitgedrukt.’

‘Is uw behoefte aan genoegdoening zó groot?’

‘Onmetelijk.’

‘Dan zullen we zorgen voor volledige absolutie.’

Sam gebruikte zijn mobiele telefoon. Er werd vrijwel onmiddellijk opgenomen.

‘Wat is er, Sam?’ vroeg Stephanie.

‘Ik heb Ashby.’ Hij vertelde haar precies wat er was gebeurd sinds hij de Eiffeltoren had verlaten.

‘Het was niet de bedoeling dat je hem zou schaduwen,’ maakte ze hem duidelijk.

‘En het was ook niet de bedoeling dat we te pletter zouden worden gevlogen.’

‘Ik waardeer je vindingrijkheid. Blijf waar je bent, dan...’

Henrik nam de telefoon van hem over. Het was duidelijk dat zijn vriend Stephanie Nelle wilde spreken en Sam was benieuwd waarom. Dus gaf hij Henrik de ruimte en luisterde.

‘Het is goed te weten dat de Amerikaanse regering hier bovenop zit,’ zei Thorvaldsen.

‘Jij ook een goede middag, Henrik,’ antwoordde Stephanie, op een toon die duidelijk maakte dat ze klaar was om de strijd met hem aan te gaan.

‘Je hebt je in mijn zaken gemengd,’ zei hij.

‘Integendeel. Jij mengde je in ónze zaken.’

‘Hoe zou dat nou kunnen? Dit gaat de Verenigde Staten toch helemaal niet aan?’

‘Daar zou ik maar niet zo zeker van zijn. Jij bent niet de enige die belangstelling heeft voor Ashby.’

Thorvaldsen voelde zijn maag verkrampen. Hij was er al bang voor geweest maar had gehoopt dat hij zich vergiste. ‘Is hij voor jullie van betekenis?’

‘Je weet heel goed dat ik daar niet op kan antwoorden.’

Maar hij had geen bevestiging meer nodig. Wat er zojuist bij de Eiffeltoren was gebeurd verklaarde alles. ‘Het is niet zo moeilijk te raden wat er hier speelt.’

‘Laat ik alleen maar zeggen dat er meer op het spel staat dan de bevrediging van jouw wraakzucht.’

‘Voor mij is dat het enige wat telt.’

‘Zou het helpen als ik zei dat ik daar begrip voor kan opbrengen? Dat ik in jouw geval precies hetzelfde zou doen?’

‘Je hebt je er toch in gemengd.’

‘We hebben je leven gered.’

‘Jij hebt Ashby dat boek gegeven.’

‘Dat was een goed idee. Daardoor is hij slordig geworden. Gelukkig voor jou, zou ik zeggen, anders was je nu dood geweest.’

Hij was niet in de stemming om dankbaarheid te betuigen. ‘Cotton heeft me verraden. Ik heb nu geen tijd om me met die teleurstelling bezig te houden. Maar dat zal ik te zijner tijd wel degelijk doen.’

‘Cotton heeft zijn verstand gebruikt. Dat zou jij ook moeten doen, Henrik.’

‘Mijn zoon is dood.’

‘Daar hoef je mij niet aan te herinneren.’

‘Kennelijk wél.’ Hij zweeg even om op adem te komen en vervolgde op rustiger toon: ‘Dit zijn mijn zaken. Het gaat jou, Cotton of de regering van de Verenigde Staten niets aan.’

‘Henrik, luister. Dit gaat niet om jou. Er is een terrorist bij betrokken, een zekere Peter Lyon. Die proberen we al een jaar of tien te pakken te krijgen. Eindelijk heeft hij zich nu blootgegeven. Je moet ons dit laten afmaken. We hebben Ashby erbij nodig.’

‘En als het voorbij is? Wat gebeurt er dan met de moordenaar van mijn zoon?’ Het bleef stil aan de andere kant van de lijn. Dat bevestigde wat hij al wist. ‘Dat dacht ik al. Tot ziens, Stephanie.’

‘Wat ga je doen?’

Hij verbrak de verbinding en gaf de telefoon terug aan Sam. De jonge man en Meagan Morrison hadden zwijgend staan luisteren en keken hem bezorgd aan.

‘Ga jij me ook verraden?’ vroeg hij Sam.

‘Nee.’

Het antwoord kwam snel. Té snel, misschien. Maar deze enthousiaste jongeman popelde om zich te bewijzen.

‘Er gebeurt iets,’ zei Meagan.

Hij draaide zich om en keek naar het hotel aan de overkant van de straat. Ashby stond bij de ingang te praten met de portier, die haastig een taxi wenkte. Thorvaldsen wendde zich af en keek naar de gevels achter hem. Hij moest voorkomen dat Ashby hem herkende.

‘Hij is in de taxi gestapt,’ zei Sam.

‘Hou er voor ons ook een aan.’