7

Denemarken
01:50 uur

HENRIK THORVALDSEN CONTROLEERDE HET MAGAZIJN. NADAT HIJ zich ervan had overtuigd dat het semiautomatische geweer gebruiksklaar was legde hij het voorzichtig op de enorme eettafel. Hij zat in de grote zaal van het landhuis, onder een balkenplafond en omringd door schilderijen en wapenschilden die getuigden van zijn adellijke afkomst. Zijn voorouders hadden aan dezelfde tafel gezeten, die al bijna vierhonderd jaar oud was.

Over minder dan drie dagen was het Kerstmis.

Hoelang was het geleden dat Cai op de tafel was geklommen? Bijna dertig jaar, realiseerde hij zich.

‘Kom eraf,’ beval zijn echtgenote. ‘Kom er onmiddellijk af, Cai.’

De jongen rende naar de andere kant, terwijl hij met de palmen van zijn platte handen op de hoge rugleuningen van de eettafelstoelen aan weerszijden van de tafel sloeg. Thorvaldsen keek toe hoe zijn zoon het vergulde middenstuk ontweek en doorholde, recht in zijn geopende armen.

Jullie zijn allebei onmogelijk,’ zei zijn vrouw. ‘Volslagen onmogelijk.’

Lisette, het is Kerstmis. Laat die jongen toch spelen.’ Hij drukte hem dicht tegen zich aan. ‘Hij is nog maar zeven. En die tafel heeft wel meer overleefd.’

Papa, komt Nisse dit jaar?

Cai was gek op de ondeugende kabouter, die volgens de overlevering gekleed ging in een grijs wollen pak, een muts, rode kousen en witte klompen. Hij woonde op de zolders van oude boerderijen en was een echte grapjas.

Laten we voor de zekerheid maar zorgen dat we wat pap hebben klaarstaan.

Thorvaldsen glimlachte. Zijn eigen moeder had hem hetzelfde verhaal verteld over de schaal met pap die je op kerstavond moest klaarzetten om ervoor te zorgen dat de grappen en grollen van Nisse binnen de perken bleven. Maar dat was voordat de nazi’s een eind hadden gemaakt aan het leven van bijna alle Thorvaldsens, zijn vader inbegrepen.

Natuurlijk hebben we pap,’ zei Lisette. ‘En gebraden gans met rode kool, gebakken aardappelen en rijstpudding met kaneel.’

Met de toveramandel?’ vroeg Cai opgetogen.

Zijn vrouw streek de jongen door zijn dunne, bruine haar. ‘Ja, lieverd, met de toveramandel. En als jij hem vindt, krijg je iets moois.’

Lisette en hij zorgden er altijd voor dat Cai de toveramandel vond. Hoewel hij joods was, waren Thorvaldsens vader en zijn vrouw christenen, dus had de kerstviering een plaats verworven in zijn leven. Ieder jaar had hij met Lisette een geurende dennenboom versierd met zelfgemaakte kerstballen van hout en stro. Volgens de traditie lieten ze Cai hun creatie pas zien na het diner op kerstavond, als ze met zijn allen kerstliederen zongen.

Wat had hij toch van het kerstfeest genoten. Totdat Lisette was gestorven.

Twee jaar later, toen Cai werd vermoord, had de viering iedere betekenis voor hem verloren. De laatste drie jaar – inclusief het huidige – waren een kwelling voor hem geweest. Ieder jaar opnieuw zat hij hier, aan het hoofd van de tafel, en vroeg hij zich af waarom het leven zo wreed was geweest.

Maar dit jaar was anders.

Hij strekte zijn arm en streek over het zwarte metaal van het geweer. Semiautomatische geweren waren verboden in Denemarken, maar de wet interesseerde hem niet. Gerechtigheid, dát interesseerde hem.

Hij keek zwijgend voor zich uit. In geen van de eenenveertig kamers van Christiangade brandde licht. Hij genoot van een wereld zonder verlichting. In zo’n wereld merkte niemand zijn misvormde ruggengraat op. Niemand kon er zijn getaande gelaat zien. Zijn wilde zilvergrijze haar en zijn borstelige wenkbrauwen zouden nooit hoeven te worden geknipt. Het enige wat er in het donker toe deed, waren je zintuigen. En zijn zintuigen waren scherp.

Zijn blik ging door de donkere ruimte terwijl de herinneringen bleven komen.

Hij kon Cai overal zien. Lisette ook. Hij was onmetelijk rijk en machtig. Er waren maar weinig staatshoofden en monarchen die hem iets zouden weigeren. Niet alleen zijn naam, maar ook zijn porselein had wereldwijd een uitstekende reputatie. Het joodse geloof had hij nooit gepraktiseerd, maar hij was een trouwe vriend van Israël. Vorig jaar nog had hij alles op alles gezet om een extremist te dwarsbomen die het heilige land wilde vernietigen. Als privépersoon doneerde hij wereldwijd miljoenen van zijn familiekapitaal aan goede doelen.

Hij was echter de laatste Thorvaldsen. Er waren alleen nog wat verre verwanten over die hij op de vingers van één hand kon tellen. Het geslacht Thorvaldsen, dat eeuwen had bestaan, liep ten einde.

Maar eerst moest er nog gerechtigheid geschieden.

Hij hoorde een deur opengaan en voetstappen echoden in de donkere zaal. Ergens in de nacht sloeg een klok twee uur.

De voetstappen stopten op een paar meter afstand en een stem sprak: ‘De sensoren zijn zojuist geraakt.’

Jesper was al lang bij hem; hij was getuige geweest van zijn geluk en zijn verdriet en Thorvaldsen was er zeker van dat zijn vriend intens met hem had meegeleefd.

‘Waar?’ vroeg hij.

‘Het zuidoostelijke kwadrant, vlak bij de kust. Er komen twee indringers aan.’

‘Je weet dat je dit niet hoeft te doen,’ zei hij tegen Jesper.

‘We moeten ons voorbereiden.’

Hij glimlachte, blij dat zijn oude vriend hem niet kon zien. De afgelopen twee jaar waren emotioneel slopend geweest en alleen dankzij de ondernemingen en goede doelen waar hij zijn energie in had gestoken kon hij af en toe vergeten dat pijn, verdriet en eenzaamheid zijn naaste metgezellen waren geworden.

‘En Sam?’ vroeg hij.

‘Niets meer sinds zijn laatste telefoontje. Maar Malone heeft twee keer gebeld. Ik heb de telefoon laten overgaan, zoals u me had opgedragen.’

Dat betekende dat Malone had gereageerd zoals hij had verwacht. Hij had de val zorgvuldig voorbereid. Nu was het zaak dat het eindspel met even grote precisie werd uitgevoerd.

Hij pakte het geweer.

‘Tijd om onze gasten te verwelkomen.’