39

12:15 uur

SAM VOLGDE MEAGAN MORRISON EN STEPHANIE NELLE, DIE TOE gangskaarten kochten voor de Eiffeltoren. De rijen voor de twee andere ingangen, vanwaar je de lift kon nemen naar het eerste en het tweede platform, waren eindeloos lang; dat betekende minstens twee uur wachten. Maar hier, bij de pilaar aan de zuidkant, was de rij veel korter, omdat je hiervandaan een trap met driehonderdzevenenveertig treden moest beklimmen om op het eerste platform te komen.

‘We hebben geen tijd om in de rij te gaan wachten,’ had Stephanie Nelle gezegd.

Sam en Meagan hadden de nacht doorgebracht in een hotel op de linkeroever, elk in een andere kamer, met voor de deur een agent van de Secret Service. Stephanie had geluisterd naar wat Meagan te vertellen had en vervolgens een paar telefoongesprekken gevoerd. Nadat ze op zijn minst een deel van de informatie die Meagan haar had gegeven had geverifieerd, had ze erop aangedrongen dat ze allebei persoonsbescherming zouden accepteren.

‘Dragen veldagenten altijd dezelfde kleren?’ vroeg hij Stephanie terwijl ze de trap beklommen. Hij had al drie dagen hetzelfde aan.

‘Je ziet weinig agenten in smoking of dure merkkleding,’ zei ze. ‘Ze roeien met de riemen die ze hebben en zorgen gewoon dat de klus wordt geklaard.’

Ze kwamen bij een trede met het nummer 134. Vier enorme smeedijzeren pijlers droegen het eerste platform, dat zich, volgens een bord onder aan de trap, bevond op een hoogte van zevenenvijftig meter en groter was dan een voetbalveld. De pijlers reikten verder omhoog naar een tweede platform op honderdvijftien meter hoogte en naar het hoogste uitkijkplatform op tweehonderdzesenzeventig meter. De indrukwekkende, met klinknagels in elkaar gezette bruingrijze constructie van ijzer en staal was het hoogste gebouw van Parijs en een van de bekendste monumenten ter wereld.

Meagan had weinig moeite met de beklimming, maar Sams kuiten begonnen pijn te doen. Toen ze de vorige avond naar het hotel waren gebracht, had ze weinig gezegd. Maar hij had er goed aan gedaan na het verlaten van het museum met haar mee te gaan, want nu werkte hij voor het hoofd van Magellan.

Na tien minuten hadden ze de laatste treden bedwongen. Het eerste platform was afgeladen met toeristen die zich ophielden in de souvenirwinkel, het postkantoor, de tentoonstellingsruimte, de snackbar en het restaurant. Aan de andere kant waren liften waarmee je weer naar beneden kon. De volgende driehonderddertig treden voerden omhoog naar het tweede niveau. Vanaf het eerste platform kon je in het midden omlaag kijken naar het plein beneden.

Stephanie leunde tegen de ijzeren balustrade. Meagan en hij voegden zich bij haar. Samen keken ze naar een glazen muur met glazen deuren, waarop de tekst LA SALLE GUSTAV EIFFEL was aangebracht.

‘In die ruimte vergadert morgen de Club van Parijs,’ liet Meagan Stephanie op fluistertoon weten.

‘En hoe weet u dat zo zeker?’

Ze hadden dit gesprek gisteren ook al gevoerd. Kennelijk handelde Stephanie volgens het oude, vertrouwde adagium: stel dezelfde vraag steeds opnieuw en kijk of je hetzelfde antwoord krijgt.

‘Hoor eens, mevrouw van Justitie,’ zei Meagan, ‘ik begin een beetje genoeg te krijgen van die arrogante houding. Ik heb geprobeerd u te helpen. Maar als u me nog steeds niet gelooft, wat doen we dan hier?’

Stephanie ging er niet op in. Ze bleef tegen de balustrade geleund staan en hield haar ogen gericht op de overkant.

‘Ik weet gewoon dat ze hier morgen zijn,’ zei Meagan ten slotte. ‘Het is een heel belangrijke bijeenkomst. De hele club komt hier morgen tijdens de kerst bijeen.’

‘Een vreemd moment voor een vergadering,’ zei Sam.

‘Kerstmis in Frankrijk is een merkwaardige aangelegenheid. Daar ben ik lang geleden al achter gekomen. De Fransen hebben er niet zo veel mee. De meesten verlaten de stad en gaan naar de provincie. De rest gaat naar een restaurant. En iedereen eet een taart die ze bûche de Noël noemen. Die ziet eruit als een boomstam en smaakt als een stuk hout dat is belegd met een laag boter. Dus het verbaast me helemaal niet dat de club tijdens Kerstmis bijeenkomt.’

‘Is de Eiffeltoren dan open morgen?’ vroeg Sam.

Meagan knikte. ‘Vanaf één uur ’s middags.’

‘Vertel me nog eens precies wat u weet,’ vroeg Stephanie.

Meagan leek geïrriteerd, maar ze voldeed aan het verzoek. ‘Larocque heeft deze Gustav Eiffel-zaal afgehuurd. De bijeenkomst begint om elf uur ’s ochtends en gaat door tot vier uur ’s middags. Ze heeft zelfs een cateringbedrijf ingeschakeld om de lunch te verzorgen. Misschien dacht ze dat zij en haar medeplichtigen op deze hoogte wat meer privacy zouden genieten.’

‘Is er beveiliging geregeld?’ vroeg Stephanie.

‘Hoe moet ik dat nu weten? Maar ik wil wedden dat u het wél weet.’

Stephanie leek de felle toon van Meagans opmerking wel te kunnen waarderen. ‘De toren is eigendom van de stad, maar de exploitatie is in handen van de Sociéte Nouvelle d’Exploitation de la Tour Eiffel. Ze maken gebruik van een particulier beveiligingsbedrijf maar ook van de Parijse politie en het Franse leger.’

Sam had naast de ingang aan de zuidzijde een politiepost gezien en ook een paar ernstig kijkende mannen in militair gevechtstenue met mitrailleurs.

‘Ik heb het nagetrokken,’ zei Stephanie. ‘Er is voor morgen inderdaad een reservering voor de tijd die u hebt aangegeven en ze hebben aanvullende beveiliging geregeld. De ruimte waar de bijeenkomst plaatsvindt zal worden afgesloten. De toren is dicht tot één uur. Daarna worden er evenveel bezoekers verwacht als vandaag, en dat is een aanzienlijk aantal.

‘Zoals ik al zei,’ benadrukte Meagan, ‘is het de eerste keer dat de club vergadert buiten het huis in de Marais dat ik gisteren aan Sam heb laten zien.’

‘En heeft dat volgens u bijzondere betekenis?’ vroeg Stephanie aan Meagan.

‘Dat kan niet anders. Deze club betekent slecht nieuws.’

Malone verliet Le Grand Véfour en nam een taxi van het restaurant naar het Louvre. Het was een korte rit. Hij betaalde de chauffeur en liep onder een grootse triomfboog door naar de Cour Napoléon, vanwaar hij onmiddellijk de karakteristieke geometrische glazen piramide zag die diende als lichtkoepel voor de eronder gelegen ingang van het museum. De klassieke gevels van het Louvre omsloten aan drie zijden de enorme paradeplaats terwijl de Arc du Carrousel, een pastische op een Romeinse triomfboog met pilaren van roze marmer, de wacht hield aan de oostkant, die open was.

Zeven driehoekige granieten vijvers omringden de glazen piramide. Op de rand van een ervan zat een slanke man met een mager gezicht en dik, zandkleurig haar dat grijs was bij de slapen. Hij droeg een donkere wollen jas en zwarte handschoenen. Hoewel het niet meer zo koud was als die ochtend, schatte Malone dat het beslist niet warmer was dan een graad of negen. Thorvaldsen had hem verteld dat de man hier op hem zou wachten zodra hij het boek zou hebben bemachtigd. Hij liep naar de man toe en ging naast hem zitten op het koude graniet.

‘U bent zeker Cotton Malone,’ zei professor Murad in het Engels.

In navolging van Jimmy Foddrell had hij het boek opzichtig bij zich gedragen. Hij overhandigde het aan de professor. ‘Net bevrijd uit Les Invalides.’

‘Was het moeilijk om het te stelen?’

‘Het lag gewoon op me te wachten, precies zoals ze me hadden verteld.’

Hij keek toe hoe Murad door de broze pagina’s bladerde. Tijdens de twee taxiritten had hij ze zelf al bestudeerd en hij wist waar het bladeren zou stoppen. De eerste keer gebeurde dat in het midden, waarop het manuscript in twee gelijke delen openklapte. Op een blanco pagina die kennelijk de overgang naar een volgend hoofdstuk markeerde, stond geschreven:

image

De professor fronste zijn wenkbrauwen en er verschenen rimpels op zijn voorhoofd. ‘Dit had ik niet verwacht.’

Malone blies zijn blote handen warm en keek naar de drommen toeristen die van en naar het Louvre liepen.

‘Wat is er aan de hand?’

‘Dit is de Moorse Knoop, een code waarvan bekend is dat Napoleon die gebruikte. Deze rijen met Romeinse cijfers verwijzen naar een specifieke tekst. Er zijn maar twee rijen, die respectievelijk refereren aan de pagina’s en de regels. We moeten weten welke tekst hij gebruikte willen we de specifieke woorden ontcijferen die een boodschap vormen. Maar de derde rij cijfers, die het juiste woord op de juiste regel moet aangeven, ontbreekt.’

‘Hoe heb ik ooit kunnen denken dat dit gemakkelijk zou zijn?’

Murad grinnikte. ‘Met Napoleon ging er nooit iets gemakkelijk. Hij hield nu eenmaal van drama. Ook dit museum is daar een illustratie van. Hij heeft van iedere plek die hij ooit heeft veroverd een aandenken meegenomen en hierheen gebracht, zodat zich hier destijds ’s werelds rijkste collectie bevond.’

‘Maar helaas hebben de geallieerden na 1815 alles – tenminste alles wat hier te vinden was – weer weggehaald.’

‘U bent goed op de hoogte, meneer Malone.’

‘Ik doe mijn best. En zeg maar Cotton.’

‘Een bijzondere naam. Hoe ben je daaraan gekomen?’

‘Daar zit, net als bij Napoleon, te veel drama achter om er nu op in te gaan. Maar hoe zit het met die Moorse Knoop? Is er een manier om die te ontwarren?’

‘Daarvoor moeten we precies weten naar welke tekst de cijfers verwijzen. De gedachte is dat de zender en de ontvanger beschikken over exact dezelfde tekst. En die ontbrekende rij cijfers zou een groot probleem kunnen vormen.’

Thorvaldsen had hem volledig geïnformeerd over Napoleons testament en over het belang van het boek dat Murad nu in zijn handen hield. Dus wachtte hij tot de professor de overige pagina’s had bestudeerd.

‘Tsjongejonge,’ zei Murad, toen hij bij het omslag op de laatste pagina was aangeland. ‘Dat is fascinerend.’

Hij bestudeerde het merkwaardige en nogal slordige handschrift van de tekst die daar met zwarte, deels vervaagde inkt stond geschreven. Zo te zien dezelfde inkt als waarmee de Romeinse cijfers waren genoteerd.

image

‘Weet je misschien wat dat voorstelt?’ vroeg hij.

Murad schudde zijn hoofd. ‘Ik heb geen idee.’

Sam sprong voor Meagan in de bres. ‘Volgens mij hoeft ze niet veel meer te bewijzen. Volgens mij zegt het al genoeg dat u hier bent.’

‘Nou, nou,’ zei Stephanie, ‘meneer Collins begint zowaar te denken als een agent van de Secret Service.’

Hij kon de lichtelijk neerbuigende toon niet erg waarderen maar verkeerde nauwelijks in een positie om te protesteren. Ze had gelijk, het werd tijd dat hij zijn hersens begon te gebruiken. Dus zei hij: ‘Jullie hebben haar website in de peiling gehouden en de mijne ook. En wie weet hoeveel soortgelijke websites. Er moet dus wel iets aan de hand zijn. Iets wat belangrijk genoeg is om jullie aandacht te trekken.’

‘Het is simpel,’ antwoordde Stephanie. ‘We willen de leden van de Club van Parijs achter de tralies hebben.’

Dat geloofde hij niet. ‘Er moet meer zijn, en dat weet u donders goed.’

Stephanie Nelle gaf geen antwoord, waardoor zijn vermoeden alleen maar sterker werd. Hij kon het haar overigens niet kwalijk nemen dat ze niet meer losliet dan strikt noodzakelijk was.

Hij keek naar de mensen die, dik ingepakt tegen de kou, de trap op liepen. Ook van de lift die door het ijzeren rasterwerk naar boven leidde, werd druk gebruikgemaakt. Een rumoerige groep ging het nabijgelegen restaurant binnen voor de lunch. Er woei een kille wind door de spijlen van de bruingrijs geschilderde ijzeren constructie; een indrukwekkend spinnenweb dat naar de hemel reikte.

‘Als u iets mee wilt krijgen van die vergadering morgen,’ zei Meagan, ‘denk dan maar niet dat u er afluisterapparatuur kunt installeren. Mijn informant heeft me verteld dat de club iedere ruimte altijd grondig op de aanwezigheid van dat soort spul controleert. Vóór, tijdens en na iedere bijeenkomst.’

‘Dat soort middelen hebben we ook niet nodig,’ verklaarde Stephanie.

Sam keek haar aan, en ze keek terug met een grijns die hem niet beviel.

‘Hebben jullie toevallig ervaring in de horeca?’