12

Corsica

ASHBY ZAT OP DE BANK, NIPTE VAN ZIJN RUM EN KEEK NAAR DE Corsicaan terwijl de Archimedes zijn weg vervolgde langs de rotsachtige oostkust van Cap Corse.

‘Die vier Duitsers hebben iets bij de vijfde achtergelaten,’ zei Ashby ten slotte. ‘Daarover deden al heel lang geruchten de ronde. Maar ik heb ontdekt dat het inderdaad zo is.’

‘Dankzij informatie die ik u maanden geleden heb gegeven.’

Hij knikte. ‘Dat is juist. Je had de ontbrekende puzzelstukjes in handen. Daarom ben ik naar je toegekomen met het genereuze aanbod de kennis die ik had met je te delen en je een aandeel te geven in de vondst. Daarmee ben je akkoord gegaan.’

‘Dat klopt. Maar we hebben niets gevonden. Dus vanwaar dit gesprek? Waarom houdt u me hier gevangen?’

‘Gevangen? Hoe kom je erbij? We zijn gewoon twee vrienden die elkaar hebben opgezocht en een tochtje maken op mijn boot.’

‘Vrienden vallen elkaar doorgaans niet aan.’

‘En ze liegen ook niet tegen elkaar.’

Hij had de man meer dan een jaar geleden benaderd, nadat hij had ontdekt dat hij contact had gehad met de vijfde Duitser die in september 1943 op het eiland was geweest. Volgens de overlevering had een van de vier soldaten die Hitler had laten executeren de locatie van de schat weten te achterhalen en geprobeerd die kennis te gebruiken om ermee te onderhandelen over zijn vrijlating. Jammer genoeg hadden de nazi’s niet de gewoonte te onderhandelen. In ieder geval deden ze dat nooit te goeder trouw. De Corsicaan die nu tegenover hem zat en waarschijnlijk probeerde uit te zoeken hoelang hij deze vertoning nog kon rekken, had ontdekt wat die ongelukkige Duitser had achtergelaten. Een boek. Een onbenullig boek over Napoleon, dat de soldaat tijdens zijn gevangenschap in Italië moest hebben gelezen.

‘Die man’, zei Ashby, ‘heeft de Moorse Knoop ontdekt.’ Hij wees naar de tafel. ‘Dus stelde hij deze brieven op. Die zijn uiteindelijk na de oorlog door de vijfde man ontdekt in archieven die de Duitsers in beslag hadden genomen. Helaas is hij er nooit in geslaagd de titel van het boek te achterhalen. Verbazingwekkend genoeg is jou dat wél gelukt. Ik heb die brieven boven tafel gekregen en ze je tijdens onze laatste ontmoeting in goed vertrouwen laten zien. Maar je hebt me niet verteld dat je de titel van het boek kende.

‘Wie zegt dat ik die ken?’

‘Gustave.’

De uitdrukking op het gezicht van de man sprak boekdelen.

‘Hebt u hem iets aangedaan?’ vroeg de Corsicaan opnieuw.

‘Ik heb hem voor deze informatie betaald. Gustave is een spraakzaam man met een aanstekelijk optimistische inborst. Hij is nu bovendien tamelijk rijk.’

Hij keek toe hoe zijn gast het verraad van zijn beste vriend verwerkte.

Guildhall verscheen in de salon en knikte kort. Het betekende dat ze bijna op de plaats van bestemming waren. De motoren verstomden en het schip minderde vaart. Ashby gebaarde zijn ondergeschikte te vertrekken.

‘En als ik de Moorse Knoop ontcijfer?’ vroeg de Corsicaan, die zich intussen realiseerde hoe de zaken ervoor stonden.

‘Dan ben jij eveneens een rijk man.’

‘Hoe rijk?’

‘Een miljoen euro.’

De Corsicaan lachte. ‘Die schat is honderd keer zoveel waard.’

Ashby stond op van de bank. ‘Gesteld dat er een is. Zelfs jij moet toch toegeven dat het mogelijk niet meer dan een legende zal blijken te zijn.’

Hij liep naar de andere kant van de salon en haalde een zwarte tas tevoorschijn. Hij liep ermee terug en strooide de inhoud op de bank: bundels eurobiljetten.

De ogen van de ambtenaar puilden uit.

‘Een miljoen. Voor jou. Dan hoef je niet meer te jagen.’

De Corsicaan boog zich onmiddellijk naar voren en sloeg het boek dicht. ‘U weet wél hoe u iemand moet overhalen, lord Ashby.’

‘Iedereen heeft zijn prijs.’

‘Deze Romeinse cijfers zijn duidelijk. De bovenste rij verwijst naar paginanummers, de middelste naar de regel. En de laatste geeft de positie van het woord aan.’

images

Hij keek toe hoe de Corsicaan door het boek bladerde naar pagina 95, regel 4 en woord 7. ‘“Santa”. Dat zegt niets. Maar als je de twee woorden erachter eraan toevoegt, staat er “Santa Maria-toren”.’

De procedure werd vier keer herhaald.

‘Santa Maria-toren, klooster, begraafplaats, baken, Ménéval’.

Ashby keek toe en zei toen: ‘Een goed gekozen boek. Het beschrijft de periode die Napoleon als balling op St.-Helena doorbracht en ook zijn vroegere jaren op Corsica. Alle correcte antwoorden zullen erin te vinden zijn. Die Duitser was slim.’

De Corsicaan leunde naar achteren. ‘Zijn geheim is zestig jaar verborgen gebleven. Nu hebben we het ontrafeld.’

Hij glimlachte vriendelijk om de indruk te wekken dat de lucht was geklaard.

De Corsicaan bekeek de euro’s. ‘Lord Ashby, er is iets wat ik niet begrijp. Het is duidelijk dat u een zeer vermogend man bent. U hebt deze schat beslist niet nodig.’

‘Waarom denk je dat?’

‘U jaagt erop vanwege de sensatie, nietwaar?’

Ashby dacht aan zijn zorgvuldige planning en alle risico’s die hij had ingecalculeerd. ‘Verloren kostbaarheden interesseren me.’

Het schip dreef uit en kwam tot stilstand.

‘En ik,’ zei de Corsicaan terwijl hij een pakketje euro’s omhoog hield, ‘ben geïnteresseerd in het geld. Ik heb niet zo’n grote boot als u.’

De ongerustheid die Ashby tijdens de reis vanuit het zuiden van Frankrijk had gevoeld, was eindelijk afgenomen. Zijn doel was nu in zicht. Hij vroeg zich af of de buit de moeite waard zou blijken te zijn. Dat was het probleem met verloren schatten – soms had je er beter niet aan kunnen beginnen. Dit was een goed voorbeeld. Niemand wist of er daadwerkelijk zes houten kratten waren verstopt en zo ja, wat zich er dan in bevond. Misschien was het niet veel meer dan zilveren bestek en wat gouden juwelen. De nazi’s waren niet kieskeurig geweest in wat ze hun slachtoffers afhandig maakten.

Maar hij had geen belangstelling voor rommel. Want de Corsicaan had het bij het verkeerde eind: hij had deze schat wel degelijk nodig.

‘Waar zijn we?’ vroeg zijn gast.

‘Bij de kust, ten noorden van Macinaggio. Bij de Site Naturel de la Capandula.’

Het boven Bastia gelegen Cap Corse was bedekt met oude uitkijktorens, lege kloosters en in romaanse stijl gebouwde kerken. Het noordelijkste punt bestond uit een nationaal wildpark met weinig wegen en nog minder mensen. Het gebied werd uitsluitend bewoond door meeuwen en aalscholvers. Ashby had het terrein grondig bestudeerd. De Santa Maria-toren was een ruïne van drie verdiepingen hoog die een paar meter voor de kust oprees vanuit zee. De Genuezen hadden hem in de zestiende eeuw gebouwd als uitkijkpost. Na een korte wandeling over land bereikte je de Santa Maria-kapel, een klooster uit de elfde eeuw dat nu een toeristische attractie was.

Santa Maria-toren, klooster, begraafplaats, baken, Ménéval.

Hij keek op zijn horloge. Nog niet, iets later.

Hij gebaarde naar het glas van de Corsicaan. ‘Geniet maar rustig van je drankje. Als je het op hebt, gaan we met een sloep aan land. Dan gaan we op zoek naar het goud van Rommel.’