70

MALONE NAM DE GEZICHTEN VAN DE AANWEZIGEN STUK VOOR STUK in zich op. Hij liet zijn blik rusten op de processiedeuren van de hoofdingang, waardoor nog steeds gelovigen binnenkwamen. Velen van hen bleven even staan bij het decoratieve wijwatervat om een vinger te bevochtigen en een kruis te slaan. Hij richtte zijn aandacht al bijna weer op een ander gedeelte van de kerk toen hij een man zag die haastig naar binnen liep en het wijwatervat negeerde. Klein van stuk, blank, donker haar en een lange haviksneus. Hij droeg een zwarte jas tot op zijn knie, had leren handschoenen aan en zijn gelaat drukte een gekwelde ernst uit. Om zijn schouders hing een grote rugzak.

Een priester en twee misdienaren verschenen voor het altaar.

Een vrouwelijke prediker nam plaats achter de kansel en nam het woord. Haar stem klonk door de geluidsboxen.

Het werd stil.

Malone liep naar het altaar, langs de mensen die in de zijbeuken naar de preek wilden luisteren. Gelukkig waren de beide zijbeuken niet zo vol dat hij er niet door kon. Hij zag dat Haviksneus zich langs de pilaren van de andere zijbeuk een weg baande door de massa.

Hij zag een tweede potentieel doelwit in diezelfde zijbeuk. Olijfkleurige huid, kort haar, een ruimvallende jas, geen handschoenen. Malone vloekte binnensmonds. Hoe kon hij zich in deze situatie hebben gemanoeuvreerd. Een massamoordenaar bespeelde hem terwijl hij hier zonder enig plan en zonder enige voorbereiding spoken aan het najagen was. Niet zijn idee van een verantwoorde operatie.

Hij richtte zijn aandacht op Olijfje.

De man hield zijn rechterhand in de zak van zijn jas; zijn linkerarm hing ontspannen omlaag. De onrustige blik van de man beviel Malone niet, al vroeg hij zich wel af of hij niet bezig was irrationele conclusies te trekken.

Een luide stem verbrak de plechtige stilte. Een vrouw van een jaar of vijfendertig met donker haar en grove gelaatstrekken was opgestaan van haar kerkbank. Ze voegde de man naast haar een verwensing toe. Sommige van de Franse woorden begreep hij.

Een ordinaire ruzie.

Ze riep nog iets en rende vervolgens weg.

Sam sloop gebukt de basiliek van Saint-Denis binnen. Hij hoopte dat niemand hem had gezien. Binnen was het doodstil. Thorvaldsen, Ashby en Peter Lyon waren nergens te bekennen.

Hij was ongewapend maar hij kon zijn vriend niet alleen laten in deze gevaarlijke situatie. De Deen had hem een gunst bewezen en dit was het moment om zijn schuld in te lossen.

Het was zo donker in de kerk dat hij nauwelijks iets kon zien en de regen en de wind buiten maakten het moeilijk iets te horen. Hij keek naar links en zag ongeveer zeventien meter verderop de vertrouwde, gedrongen gestalte van Thorvaldsen, die zich achter een van de massieve pilaren verborgen hield.

Vanuit het midden van de kerk klonken stemmen, als ijle flarden van een conversatie.

Drie gestalten bewogen in het schaarse licht.

Het leek hem te gevaarlijk een poging te doen Thorvaldsen te bereiken, dus kroop hij voorzichtig een meter of wat recht naar voren.

Ashby wachtte tot Caroline zou onthullen wat Napoleon had gedaan.

‘Om precies te zijn,’ vervolgde ze, ‘gebruikte hij psalmen.’ Ze wees naar de eerste combinatie van Romeinse cijfers.

CXXXV
II

‘Psalm 135, vers 2,’ zei ze. ‘Ik heb het opgeschreven.’

Ze rommelde in haar jaszak en haalde een volgend vel papier tevoorschijn.

‘“Gij, die staat in het huis des Heeren, in de voorhoven van het huis onzes Gods.”’

Lyon glimlachte. ‘Slim. Ga door.’

‘Een volgende combinatie slaat op psalm 142, vers 5. “Ik zag uit ter rechterhand, en ziet...’”

‘Maar hoe weet je...’ Lyon zweeg plotseling. Een geluid in de buurt van het hoofdaltaar, vlak bij de deur waardoor ze binnen waren gekomen, had zijn aandacht getrokken.

Lyon stak zijn hand onder zijn jas, greep het pistool en draaide zich razendsnel om teneinde de dreiging het hoofd te bieden.

‘Help!’ riep Caroline uit. ‘Help ons! Er is hier iemand met een pistool.’

Lyon richtte het wapen nu op Caroline.

Ashby moest iets doen.

Caroline liep langzaam achteruit, alsof ze het gevaar op die manier kon afwenden. Ze keek Lyon doodsbang aan.

‘Het zou dom zijn haar dood te schieten,’ probeerde Ashby. ‘Ze is de enige die weet waar de schat is verborgen.’

‘Zeg dat ze blijft staan en haar mond houdt,’ beval Lyon, terwijl hij het pistool op Caroline gericht hield.

Ashby keek zijn geliefde indringend aan en hief bezwerend een hand op. ‘Caroline, hou alsjeblieft op.’

Het leek erop dat de ernst van de situatie tot haar doordrong. Ze bleef doodstil staan.

‘Schat of geen schat,’ zei Lyon, ‘als ze nog één kik geeft gaat ze eraan.’

Thorvaldsen keek toe hoe Caroline Dodd het noodlot tartte. Hij had het geluid ook gehoord. Het kwam uit het portaal waardoor hij binnen was gekomen, ongeveer vijftien meter verderop, achter een reeks horden in de vorm van grafmonumenten.

Er was iemand binnengekomen zonder al te veel moeite te doen onopgemerkt te blijven.

Sam draaide zich om naar de richting waar het geluid vandaan leek te komen. Hij zag dat een schaduw zich langs de buitenmuur naar een trap bewoog die leidde naar een hogere verdieping achter het altaar.

Hij herkende de vorm en de omvang van de schaduw.

Meagan.

Ashby voelde dat er iets meer tocht en regen naar binnen kwamen, alsof de deuren waardoor ze zich met geweld toegang hadden verschaft wat verder open waren gaan staan.

‘Het stormt buiten,’ zei hij tegen Lyon.

‘Hou jij ook je mond.’

Eindelijk. Lyon was van slag. Ashby moest moeite doen een glimlach te onderdrukken.

Lyons geelbruine ogen waren alert als die van een dobermann terwijl hij langzaam het halfduister afspeurde, de loop van het pistool meedraaiend met zijn blik.

Ashby en Lyon zagen het tegelijkertijd.

Beweging. Dertig meter verderop, op de trap rechts van het altaar die leidde naar het koor en de kooromgang.

Daar was iemand.

Lyon vuurde tweemaal. Door de geluiddemper klonk het alsof er twee ballonnen werden doorgeprikt. De droge knallen echoden door het hoofdschip.

Een stoel vloog door de lucht en trof Lyon vol.

Gevolgd door een tweede.