68

THORVALDSEN LIEP SAMEN MET MEAGAN OVER EEN GRINDPAD LANGS de noordzijde van de basiliek, weg van het plein.

‘Aan de zuidzijde ligt een voormalige abdij,’ vertelde Meagan hem. ‘Hij is niet zo oud als de basiliek. Het is een negentiende-eeuws gebouw, al zijn sommige delen veel ouder. Het is nu een soort school. De abdij speelt een hoofdrol in de legende rond deze plek. Nadat de evangelist St.-Denis, de eerste bisschop van Parijs, in Montmartre was onthoofd, liep hij volgens de legende weg met zijn hoofd in zijn handen. Op de plaats waar hij neerviel, werd hij door een vrome vrouw begraven. Daar werd de abdij gebouwd en ontstond uiteindelijk dit gedrocht.’ Ze gebaarde naar de basiliek.

Hij probeerde erachter te komen hoe ze binnen konden komen. Aan de noordzijde bevonden zich drie aan de buitenkant vergrendelde deuren. Voor hem lag wat alleen maar de kooromgang kon zijn: een halve cirkel van steen met gebrandschilderde ramen.

Het regende nog steeds en het werd tijd dat ze een plaats vonden waar ze konden schuilen.

‘Laten we eromheen lopen en de zuidkant proberen,’ stelde hij voor.

Ashby keek bewonderend naar de basiliek. Het was een indrukwekkend staaltje ontwerpkunst en vakmanschap. Ze liepen over een grindpad aan de zuidkant van het bouwwerk, nadat ze door een opening in de tijdelijke omheining waren geglipt.

Zijn haar en gezicht waren drijfnat en zijn oren tintelden van de kou. Gelukkig droeg hij een dikke jas, gevoerde leren handschoenen en lang ondergoed. Caroline had zich eveneens goed ingepakt, maar haar blonde haren zaten tegen haar schedel geplakt. Het pad liep tussen de basiliek en een stenen muur die de kerk scheidde van enkele ernaast gelegen gebouwen. Langs het pad lagen brokken metselwerk, travertijn en marmer. Verderop stond een bouwkeet op betonnen blokken en erachter verrezen steigers tegen de muren. Aan het uiteinde van de bouwkeet leidde een stenen trap van enkele tientallen treden naar een gotisch portaal, dat naar achteren toe steeds smaller werd vanwege de dikte van de muren. Achterin bevonden zich twee dubbele deuren die waren bedekt met blauwglanzende metalen platen.

Lyon liep de trap op en probeerde de klink omlaag te drukken. De deur zat op slot.

‘Zie je die ijzeren staaf?’ zei Lyon, terwijl hij naar een stapel rommel wees. ‘Die hebben we nodig.’

‘Ben je van plan de boel open te breken?’ wilde Ashby weten.

Lyon knikte. ‘Waarom niet?’

Malone zag dat Stephanie opnieuw het nummer van Ashby belde. Ze waren aangekomen bij de Place de Clichy, een druk verkeersknooppunt.

‘Neem de Rue d’Amsterdam tot voorbij Gare St. Lazare,’ klonk de stem van Lyon door de luidspreker. ‘De kerk die je moet hebben ligt tegenover dat station. Ik zou maar opschieten want het gebeurt binnen dertig minuten. En probeer me niet meer te bellen, want ik neem toch niet op.’

De chauffeur hoorde de bestemming en gaf gas. Ze bereikten Gare St. Lazare binnen drie minuten.

Tegenover het drukke station lagen vlak naast elkaar twee kerken. ‘Welke is het?’ mompelde Stephanie.

Sam volgde Henrik en Meagan door de regen langs de noordkant van de kerk. Ze waren dertig meter verderop de hoek al omgegaan. Deze kant van de basiliek had ronde vormen, in tegenstelling tot de voorgevel aan de kant van het plein die er hoekig uitzag.

Hij hield de nodige afstand omdat hij zijn aanwezigheid niet aan Thorvaldsen wilde verraden.

Zodra hij voorbij de halfronde achterkant van de basiliek was en de zuidkant had bereikt, zag hij Thorvaldsen en Meagan. Ze stonden te schuilen onder een overdekt gedeelte tussen de kerk en een aangrenzend gebouw. Verderop hoorde hij getik. Metaal op metaal.

Het klonk een paar keer achter elkaar.

Ashby sloeg met de zware metalen pijp tegen de klink. Bij de vierde klap begaf die het en na de volgende klap viel hij op de stenen trap.

Lyon duwde de deur open. ‘Dat was makkelijk.’

Ashby gooide de pijp weg.

Het pistool in de hand van Lyon was voldoende aansporing om niets stoms te ondernemen. Hij zwaaide met het wapen in de richting van Caroline.

‘Laten we eens zien of haar vermoedens kloppen.’

Malone nam een beslissing. ‘Je dacht toch niet dat Lyon het ons gemakkelijk zou maken? Jij neemt de rechter, dan neem ik de linker.’ De taxi stopte en allebei renden ze de regen in.

Ashby was blij dat hij binnen was. In de basiliek was het warm en droog. Er brandden slechts enkele plafondlampen, maar die gaven voldoende licht om te kunnen zien hoe indrukwekkend het middenschip eruitzag, met zijn misschien wel dertig meter hoge gecanneleerde zuilen en gracieuze spitsbogen. Vanwege het sombere weer oogden de talloze glas-in-loodramen donker; de sensuele uitstraling die hun heldere kleuren ongetwijfeld bezaten, bleef nu uit. Ondanks de duizelingwekkende hoogte maakten de wanden een gewichtloze indruk, doordat er geen zichtbare elementen waren die ze ondersteunden. Hij wist natuurlijk dat ze aan de buitenkant door luchtbogen op hun plaats werden gehouden. Door zich op dit soort details te concentreren kon hij de spanning van het moment even vergeten. Hij moest nadenken. Klaar zijn om te handelen als het geschikte moment zich voordeed.

‘Mevrouw Dodd,’ zei Lyon, ‘wat doen we nu?’

‘Ik kan niet nadenken als je dat pistool op me gericht houdt,’ barstte Caroline uit. ‘Dat gaat helemaal niet. Pistolen staan me niet aan. Jij staat me niet aan. Hier zijn staat me niet aan.’

De wrede ogen van Lyon vernauwden zich. ‘Vooruit dan maar. Als dat helpt.’ Hij stak het wapen weg onder zijn jas en strekte twee lege, gehandschoende handen naar haar uit. ‘Zo beter?’

Caroline vocht om haar waardigheid te bewaren. ‘Je schiet ons straks toch dood. Dus waarom zou ik je iets vertellen?’

Alle gespeelde gemoedelijkheid verdween van Lyons gezicht. ‘Als we gevonden hebben wat we zoeken, verander ik misschien nog van gedachten. Trouwens, lord Ashby hier houdt me scherp in de gaten en hij wacht tot ik een verkeerde beweging maak. Dan kunnen we zien of hij een echte man is.’

Ashby klampte zich vast aan zijn laatste restje eergevoel. ‘Wie weet doet zich zo’n mogelijkheid nog wel voor.’

Lyons lippen vormden zich tot een geamuseerd glimlachje. ‘Laten we het hopen. Maar goed, waar moeten we heen, mevrouw Dodd?’

Thorvaldsen luisterde door de halfgeopende deur die Ashby had geforceerd. Meagan en hij waren naderbij geslopen toen Ashby, Caroline Dodd en de man in de groene jas naar binnen waren geglipt. Hij was er tamelijk zeker van dat de derde aanwezige degene was die na Ashby van de rondvaartboot was gesprongen.

‘Wat doen we nu?’ fluisterde Meagan in zijn oor.

Hij moest een eind maken aan haar betrokkenheid. Hij gebaarde haar hem naar buiten te volgen. Ze liepen van het portaal naar beneden, de regen in, naar hun vorige positie onder het overdekte deel van het pad. Hij zag toiletten en een loket. Kennelijk werden hier kaartjes verkocht aan toeristen die de basiliek wilden bezichtigen.

Hij greep Meagan bij de arm. ‘Ik wil je hier weg hebben. Nu!’

‘Je hoeft niet zo heldhaftig te doen, ouwe. Ik kan heus wel voor mezelf zorgen.’

‘Jij hebt hier niets mee te maken.’

‘Ga je de vrouw en die andere man ook doden?’

‘Als het nodig is.’

Ze schudde haar hoofd. ‘Je bent gek geworden.’

‘Je hebt gelijk. Dus ga nou maar.’

Het stortregende nog steeds; het water gutste van de daken op de grond om hen heen. Alles leek zich te voltrekken in een hypnotische, vertraagde beweging. De ratio waardoor hij zich altijd had laten leiden zou weldra worden weggevaagd door onmetelijk verdriet. Op hoeveel verschillende manieren had hij na Cais dood geprobeerd een surrogaat te vinden voor geluk? Met werk? Politiek? Liefdadigheid? Het helpen van mensen zoals Cotton en Sam? Maar geen van die surrogaten had de hysterie verdreven die constant in hem leek te razen. Dit was zijn taak. Daar moest hij anderen buiten houden.

‘Ik heb geen zin om me te laten vermoorden,’ zei Meagan ten slotte.

Er klonk verachting in haar stem.

‘Ga dan.’ Hij wierp haar zijn mobiele telefoon toe. ‘Die heb ik niet nodig.’

Hij draaide zich om.

‘Ouwe,’ zei ze.

Hij bleef staan maar keek haar niet aan.

‘Doe voorzichtig.’ Haar stem klonk diep en zacht, alsof ze oprecht bezorgd was.

‘Jij ook,’ antwoordde hij.

Toen liep hij de regen in.