5

SAM COLLINS ZAT OP DE PASSAGIERSSTOEL EN KEEK NAAR BUITEN terwijl Malone Kopenhagen in volle vaart verliet en de snelweg langs de Deense kust naar het noorden nam.

Cotton Malone was precies zoals hij hem zich had voorgesteld: gehard, moedig en doortastend. Iemand die zich snel aanpaste aan iedere situatie en deed wat gedaan moest worden. Ook de fysieke beschrijving die Sam had gekregen klopte. Lang, glanzend blond haar en een glimlach die weinig emotie verried. Hij wist dat Malone twaalf jaar bij het ministerie van Justitie had gewerkt, dat hij rechten had gestudeerd in Georgetown, dat hij een fotografisch geheugen had en van boeken hield. Maar nu had hij uit eigen waarneming kunnen vaststellen hoe onbewogen de man bleef als hij onder vuur werd genomen.

‘Wie ben jij?’ vroeg Malone.

Sam besefte dat hij geen halfslachtig antwoord kon geven. Hij was zich bewust van de argwaan die Malone koesterde en hij kon het de man niet kwalijk nemen. Een wildvreemde dringt midden in de nacht zijn boekwinkel binnen en onmiddellijk daarna verschijnen gewapende mannen? ‘Ik zat tot een paar dagen geleden bij de Amerikaanse Secret Service. Maar het lijkt erop dat ik ben ontslagen.’

‘Waarom?’

‘Omdat niemand naar me wilde luisteren. Ik probeerde het ze te vertellen, maar niemand wilde het horen.’

‘En waarom geloofde Henrik je wél?’

‘Hoe weet u…’ Hij slikte de rest van zijn woorden in.

‘Sommige mensen vangen graag zwerfdieren op. Henrik heeft een zwak voor mensen die in de problemen zitten. Waarom zocht je zijn hulp?’

‘Wie zegt dat ik dat deed?’

‘Rustig maar. Mij heeft hij ooit ook geholpen.’

‘Eigenlijk kun je volgens mij beter zeggen dat Henrik degene was die hulp nodig had. Hij heeft contact met mij gezocht.’

Malone zette de Mazda in zijn vijf en reed met grote vaart over de onverlichte snelweg, op ongeveer een meter afstand van de Øresundzee.

Sam wilde iets duidelijk maken. ‘Ik werkte niet voor de eenheid van de Secret Service in het Witte Huis, maar hield me bezig met financiële en valutafraude.’

De manier waarop agenten van de Secret Service altijd werden neergezet in Hollywoodfilms – zenuwachtig cirkelend rondom de president, met donkere pakken, zonnebrillen en huidkleurige oortjes – werkte altijd op zijn lachspieren. Net zoals hijzelf werkten de meeste Secret Service-agenten volledig in de anonimiteit aan het waarborgen van de integriteit van het Amerikaanse financiële stelsel. Dat was feitelijk de belangrijkste taak van de dienst, die was ontstaan tijdens de Burgeroorlog met als doel valsemunterij door de Confederatie tegen te gaan. Pas dertig jaar later, na de moord op William McKinley, had de dienst de bescherming van de president op zich genomen.

‘Waarom ben je naar mijn boekwinkel gekomen?’ vroeg Malone.

‘Ik was in de stad. Henrik heeft me gisteren naar een hotel gestuurd. Ik voelde dat er iets aan de hand was. Hij wilde me weg hebben van zijn landgoed.’

‘Hoelang ben je al in Denemarken?’

‘Een week. U was de stad uit en u bent pas een paar dagen geleden teruggekomen.’

‘Je schijnt veel over me te weten.’

‘Niet echt. Ik weet dat u Cotton Malone bent, een voormalig marineofficier. En ik weet dat u bij Magallan hebt gewerkt en nu met pensioen bent.’

Malone wierp hem een blik toe waaruit bleek dat hij zich behoorlijk begon te ergeren omdat Collins zijn oorspronkelijke vraag leek te ontwijken.

‘In mijn vrije tijd onderhoud ik een website,’ vervolgde Sam. ‘Dat soort dingen mogen we eigenlijk officieel niet doen, maar goed. De Wereldwijde Ineenstorting van het Financiële Stelsel – Een Kapitalistische Samenzwering. Zo heb ik hem genoemd. Je kunt hem vinden op moneywash.net.’

‘Ik kan begrijpen dat jouw bazen een probleem met je hobby hebben.’

‘Ik niet. Ik ben Amerikaan en ik oefen mijn recht op vrije meningsuiting uit.’

‘Maar je hebt niet het recht daarbij tegelijkertijd met een pasje van de federale overheid rond te lopen.’

‘Dat is precies wat ze ook tegen mij zeiden.’ In zijn stem klonk verslagenheid.

‘Wat beweerde je allemaal op die website van je?’ vroeg Malone hem.

‘Ik heb de waarheid verteld. Over financiers als Mayer Amschel Rothschild, bijvoorbeeld.’

‘En daarbij heb je je recht op vrije meningsuiting volledig benut?’

‘En wat dan nog? Die man was niet eens een Amerikaan. Gewoon een geldwolf. Zijn vijf zonen waren geen haar beter. Ze leerden dat ze schulden konden omzetten in klinkende munt. Ze leenden geld aan de machthebbers in Europa. Overal doken ze op, om geld te geven met de ene hand en met de andere hand een veelvoud terug te pakken.’

‘Was dat niet de Amerikaanse droom?’

‘Het waren geen bankiers. Banken werken met geld dat ofwel is ingelegd door klanten, ofwel is gecreëerd door overheden. Zij werkten met privévermogens die ze tegen absurde rentepercentages uitleenden.’

‘En sinds wanneer is dat verboden?’

Hij ging verzitten. ‘Dat is nu precies de houding die ze in staat heeft gesteld weg te komen met wat ze hebben aangericht. “Wat zou het? Ze hebben toch het recht om geld te verdienen?” Maar dat recht hebben ze niet.’ Er klonk woede door in zijn stem. ‘De Rothschilds zijn rijk geworden aan het financieren van oorlogen. Wist u dat?’

Malone antwoordde niet.

‘Meestal financierden ze beide partijen. En het ging hun niet eens om het geld dat ze uitleenden. Als tegenprestatie bedongen ze voorrechten die ze konden omzetten in winst. Mijnbouwconcessies bijvoorbeeld, of importvrijstellingen. Soms kregen ze bij wijze van zekerheidsstelling zelfs het recht om sommige belastingen te heffen.’

‘Dat was honderden jaren geleden. Dus wat wil je daar nu mee zeggen?’

‘Het gebeurt vandaag de dag opnieuw.’

Malone remde af voor een scherpe bocht. ‘Hoe weet je dat?’

‘Niet iedereen die veel geld heeft verdiend is zo’n weldoener als Bill Gates.’

‘Kun je namen noemen? Heb je bewijzen?’

Hij zweeg.

‘Nee, dus. Gewoon een samenzweringstheorie die je op internet hebt gepubliceerd en waardoor je bent ontslagen.’

‘Zo vergezocht is het niet,’ kaatste hij terug. ‘De mannen die me achterna zaten wilden me vermoorden.’

‘Het klinkt bijna alsof je daar blij mee bent.’

‘Het bewijst dat ik gelijk had.’

‘Dat is nogal kort door de bocht. Vertel eens wat er precies is gebeurd.’

‘Ik zat me in een hotelkamer te vervelen en besloot een wandeling te gaan maken. Ik merkte dat twee mannen me schaduwden en toen ik sneller ging lopen bleven ze me achtervolgen. Zo ben ik bij je winkel terechtgekomen. Henrik had gezegd dat ik in het hotel moest blijven wachten tot hij iets van zich liet horen. Daarna moest ik contact met u opnemen. Maar toen ik die twee ontdekte heb ik Christiangade gebeld. Jesper zei dat ik onmiddellijk naar u toe moest, dus ben ik naar uw winkel gegaan.’

‘Hoe ben je binnengekomen?’

‘Ik heb de achterdeur geforceerd. Dat was niet zo moeilijk. U zou een alarminstallatie moeten nemen.’

‘Als iemand zo nodig oude boeken wil stelen, dan kunnen ze wat mij betreft hun gang gaan.’

‘En mensen die u willen komen afmaken?’

‘Volgens mij was jij degene die ze wilden afmaken. En het was trouwens heel stom van je om zomaar bij me in te breken. Ik had je kunnen neerschieten.’

‘Ik wist dat u dat niet zou doen.’

‘Dan wist je meer dan ik.’

Zwijgend reden ze door in de richting van Christiangade. Sam had de rit het afgelopen jaar diverse malen gemaakt.

‘Thorvaldsen heeft zijn uiterste best gedaan,’ zei hij ten slotte. ‘Maar de man achter wie hij aan zit heeft als eerste actie ondernomen.’

‘Henrik weet wat hij doet.’

‘Dat zal best. Maar iedereen ontmoet ooit zijn meerdere.’

‘Hoe oud ben je?’

De vraag, die uit het niets leek te komen, verbaasde hem enigszins. ‘Tweeëndertig.’

‘Hoelang heb je bij de Secret Service gewerkt?’

‘Vier jaar.’

Hij begreep waar Malone naartoe wilde. Waarom had Henrik besloten contact op te nemen met een jonge, onervaren agent die een buitenissige website onderhield? ‘Het is een lang verhaal.’

‘Ik heb alle tijd,’ antwoordde Malone.

‘Ik denk van niet, eerlijk gezegd. Thorvaldsen heeft zich behoorlijk in de nesten gewerkt. Hij heeft hulp nodig.’

‘Luister ik nu naar de bedenker van samenzweringstheorieën of naar de geheim agent?’

De Mazda reed over een recht stuk van de snelweg en Malone gaf extra gas. Rechts strekte zich de zwarte zee uit en links aan de horizon flonkerden lichtjes in het verafgelegen Zweden.

‘U luistert naar een van zijn vrienden.’

‘Het is wel duidelijk dat je Henrik niet goed kent,’ zei Malone. ‘Die man is nergens bang voor.’

‘Iedereen is wel ergens bang voor.’

‘En jij? Waar ben jij bang voor?’

Hij liet de vraag even op zich inwerken. Het was een vraag die hij zich gedurende de afgelopen maanden diverse malen had gesteld. Hij gaf een eerlijk antwoord. ‘Voor de man die Thorvaldsen werkelijk in het vizier heeft.’

‘Krijg ik nog een naam te horen?’

‘Lord Graham Ashby.’