25

Salen Hall

ASHBY LIEP MET CAROLINE DOOR HET LABYRINT VAN GANGEN OP de begane grond naar de meest noordelijke vleugel van het landhuis. Daar gingen ze een vertrek binnen dat Caroline in gebruik had genomen als studeerkamer. Op een paar eikenhouten tafels lagen her en der verspreid stapels boeken en manuscripten. De meeste exemplaren waren meer dan tweehonderd jaar oud en vaak tegen een hoge prijs aangekocht uit particuliere verzamelingen overal ter wereld. Een kwam zelfs uit Australië. En een paar waren gestolen door Guildhall. Allemaal gingen ze over hetzelfde onderwerp: Napoleon.

‘Ik heb de verwijzing gisteren gevonden,’ zei Caroline, terwijl ze de stapels afzocht. ‘In een van de boeken die we in Orléans hebben gekocht.’ In tegenstelling tot Ashby beheerste Caroline naast het hedendaagse ook het Oudfrans.

‘Het is een laat-negentiende-eeuwse verhandeling, geschreven door een Britse soldaat die op St.-Helena heeft gediend. Het is grappig om te lezen hoeveel bewondering deze mensen voor Napoleon hadden. Het gaat verder dan heldenverering, alsof de man helemaal niets fout kon doen. En dan is dit nog een Engelsman.’

Ze reikte hem het boek aan. Met reepjes papier die uit de gerafelde randen staken, waren pagina’s gemarkeerd. ‘Er zijn tal van zulke verslagen en het is moeilijk te bepalen welke je serieus kunt nemen. Maar dit is wel interessant.’

Hij wilde haar laten weten dat hij zelf ook iets had gevonden. ‘In dat boek uit Corsica dat me naar het goud heeft geleid, wordt Sens genoemd.’

Haar ogen begonnen te schitteren. ‘Echt waar?’

‘In tegenstelling tot wat jij gelooft, ben ik ook wel in staat iets te ontdekken.’

Ze grinnikte. ‘En hoe weet jij wat ik geloof?’

‘Dat is niet zo moeilijk.’

Hij vertelde haar wat er in het voorwoord stond en wat Saint-Denis had nagelaten aan de stad Sens, met name de vermelding van een specifieke titel: De Merovingische koninkrijken 450-751 A.D.

Hij zag dat ze iets aan die titel betekenisvol vond. Onmiddellijk liep ze naar een andere tafel, waar ze een paar stapels begon te doorzoeken. Het wond hem op haar zo te zien, diep in gedachten maar uiterst verleidelijk gekleed.

‘Hier is het,’ zei ze. ‘Ik wist dat dit boek belangrijk was. Het maakte deel uit van Napoleons erfenis. Artikel vi. Vierhonderd boekwerken, een selectie uit mijn bibliotheek van de boeken waaraan ik het meest ben gehecht, waaronder mijn exemplaar van De Merovingische koninkrijken 450-751 A.D. Ik geef Saint-Denis opdracht ze in bewaring te nemen en over te dragen aan mijn zoon als die de zestienjarige leeftijd heeft bereikt.’

Langzaam pasten ze de puzzelstukjes in omgekeerde chronologie aan elkaar.

‘Saint-Denis was een trouwe dienaar,’ zei ze. ‘We weten dat hij die vierhonderd boeken gehoorzaam heeft bewaard. Natuurlijk was het uitgesloten dat hij ze ooit had kunnen overdragen. Hij woonde na Napoleons dood in Frankrijk en Napoleons zoon bleef in Oostenrijk een gevangene tot aan zijn dood in 1832.’

Ashby dacht aan wat hij eerder had gelezen. ‘Saint-Denis stierf in 1856,’ zei hij, ‘Vijfendertig jaar heeft hij die boeken in beheer gehouden. Daarna heeft hij ze overgedragen aan de stad Sens.’

Ze glimlachte hem veelbetekenend toe. ‘Dit soort dingen windt je op, nietwaar?’

‘Jij windt me op.’

Ze wees naar het boek dat hij vasthield. ‘Voordat ik me met overgave zal wijden aan mijn taken als maîtresse moet je dit even openslaan bij de eerste bladwijzer en de passage lezen die daar staat. Ik denk dat die je wel zal bevallen.’

Hij sloeg het boek open. Schilfers van het broze bindsel dwarrelden omlaag naar de vloer.

Abbé Buonovita, de oudste van de twee priesters op St.-Helena, liep al een paar maanden zo mank dat hij niet meer in staat was zijn kamer te verlaten. Op een dag drukte Napoleon hem op het hart dat het beter en verstandiger voor hem zou zijn terug te keren naar Europa dan op St.-Helena te blijven, waar het klimaat nadelig was voor zijn gezondheid. Door in Italië te gaan wonen zou hij zijn leven waarschijnlijk kunnen rekken. De keizer had zijn familie per brief verzocht de geestelijke een pensioen van drieduizend francs te betalen. Toen de geestelijke de keizer bedankte voor zijn goedheid zei hij dat het hem speet dat hij de rest van zijn dagen niet kon doorbrengen in de nabijheid van degene die hij zijn hele leven had willen dienen. Voordat hij het eiland verliet, bracht Buonavita voor het laatst een bezoek aan de keizer, die hem diverse instructies en brieven overhandigde met het verzoek die door te geven aan zijn familie en aan de paus.

‘Napoleon was al ziek toen Buonavita St.-Helena verliet,’ zei Caroline. ‘En hij stierf een paar maanden later. Ik heb de brieven gezien die Napoleon aan zijn familie wilde laten bezorgen. Ze bevinden zich in een museum op Corsica. De Britten lazen alles wat St.-Helena in en uit ging. Die brieven achtten ze onschadelijk en daarom mocht de priester ze houden.’

‘Maar wat is er nu zo bijzonder aan?’

‘Zal ik het je laten zien?’

‘Heb je ze dan?’

‘Ik heb er foto’s van. Het was zonde geweest helemaal naar Corsica te gaan zonder wat foto’s te maken, dus heb ik er wat opnamen van gemaakt toen ik er het afgelopen jaar was om research te doen.’

Hij bestudeerde haar aantrekkelijke neus en kin. Haar opgetrokken wenkbrauwen. De welving van haar borsten. Hij wilde haar bezitten, maar zaken gingen vóór.

‘Jij hebt wat broodjes goud voor me meegenomen,’ zei ze. ‘En ík heb iets voor jou.’ Ze liet hem de foto zien van een brief van één kantje, geschreven in het Frans. ‘Zie je er niets bijzonders aan?’

Hij bestudeerde het onregelmatige handschrift.

‘Vergeet niet,’ zei ze, ‘dat Napoleons handschrift abominabel was. Saint-Denis schreef alles voor hem op. Iedereen op St.-Helena wist dat. Het handschrift van deze brief is echter beroerd. Ik heb het vergeleken met andere brieven waarvan vaststaat dat Saint-Denis ze heeft geschreven.’

De ondeugende blik in haar ogen ontging hem niet.

‘Deze brief is door Napoleon zelf geschreven.’

‘En is dat van belang?’

‘Absoluut. Hij heeft dit zelf geschreven, zonder tussenkomst van Saint-Denis. Dat maakt deze brief nog belangrijker, al realiseerde ik me tot voor kort niet hoe belangrijk.’

Hij staarde naar de foto. ‘Wat staat er? Mijn Frans is lang niet zo goed als het jouwe.’

‘Het is niet meer dan een persoonlijk bericht. Er staat dat hij van zijn zoon houdt en dat hij hem erg mist. Niets wat de belangstelling van een nieuwsgierige Engelsman zou kunnen wekken.’

Hij glimlachte breed en grinnikte. ‘Waarom leg je het me niet uit, zodat we iets anders kunnen gaan doen.’

Ze nam de foto van hem aan en legde hem op tafel. Vervolgens nam ze een liniaal en legde die onder een regel tekst.

images

‘Zie je?’ zei ze. ‘Het is duidelijker als je er een liniaal onder legt.’

Nu zag hij het. Enkele letters stonden hoger dan de andere. Het was een subtiel maar duidelijk waarneembaar verschil.

‘Het is een code die Napoleon gebruikte,’ zei ze. ‘De Engelsen op St.-Helena hebben het nooit ontdekt. Maar toen ik erachter kwam dat Napoleon zelfgeschreven brieven aan de priester had meegegeven werd ik nieuwsgierig en heb ik ze nauwkeurig bestudeerd. Alleen deze heeft letters die hoger staan dan andere.’

‘En wat krijg je als je ze achter elkaar zet?’

‘Psaume trente et un.’

Dat kon hij nog wel vertalen. ‘Psalm 31.’ Maar hij had geen idee wat het kon betekenen.

‘Het is een bijzondere verwijzing,’ zei ze. ‘Ik heb het hier.’ Ze pakte een geopende bijbel van tafel. “‘Neig Uw oor tot mij, red mij haastelijk; wees mij tot een sterken Rotssteen, tot een zeer vast Huis, om mij te behouden. Want Gij zijt mijn Steenrots en mijn Burg; leid mij dan, en voer mij, om Uws Naams wil.’” Ze stopte met voorlezen en keek op. ‘Dit past uitstekend bij zijn ballingschap. En luister eens naar deze passage. “Want mijn leven is verteerd van droefenis, en mijn jaren van zuchten; mijn kracht is vervallen door mijn ongerechtigheid, en mijn beenderen zijn doorknaagd. Vanwege al mijn wederpartijders ben ik, ook mijn naburen, grotelijks tot een smaad geworden, en mijn bekenden tot een schrik; die mij op de straten zien, vlieden van mij weg. Ik ben uit het hart vergeten als een dode.”’

‘De klaagzang van een man die verslagen is,’ zei hij.

‘Toen hij deze brief schreef, wist hij dat het einde nabij was.’

Onmiddellijk bleef zijn blik rusten op de kopie van Napoleons testament die op tafel lag. ‘Dus hij heeft de boeken nagelaten aan Saint-Denis en hem opdracht gegeven ze in bewaring te houden totdat zijn zoon zestien was. Vervolgens noemde hij een van boeken bij naam en verstuurde hij een gecodeerde brief waarin hij zichzelf beklaagde.’

‘Dat boek over de Merovingers zou wel eens de sleutel kunnen zijn,’ zei ze.

Daar was hij het mee eens. ‘Dat moeten we zien te vinden.’

Ze liep dichter naar hem toe, sloeg haar armen om zijn nek en kuste hem. ‘Nu moest je je maar eens om je maîtresse gaan bekommeren.’

Hij maakte aanstalten iets te zeggen, maar ze bracht hem tot zwijgen door een vinger tegen zijn lippen te leggen.

‘Daarna zal ik je vertellen waar het boek te vinden is.’