11

MALONE HAD BESLOTEN ZIJN ZINNEN TE VERZETTEN MET EEN wandeling in het park. De rechtszitting was vroeg begonnen en verdaagd tot na lunchtijd. Hij had geen honger naar wel dorst en aan de overkant had hij een café opgemerkt. Het was een gemakkelijke opdracht. Weer eens iets anders: houd een oogje in het zeil en zie erop toe dat de veroordeling van een drugssmokkelaar die tot moorden was overgegaan zonder problemen verloopt. Het slachtoffer, een medewerker van de DEA uit Arizona, was in het noorden van Mexico geliquideerd. De agent was een persoonlijke vriend geweest van Danny Daniels, president van de Verenigde Staten. Daarom volgde Washington de zaak met meer dan buitengewone belangstelling. Het proces was de vierde dag ingegaan en zou waarschijnlijk de volgende dag worden afgerond. Tot dan toe had de aanklager goed werk geleverd. Het bewijs was overweldigend. Persoonlijk was hij op de hoogte gesteld van de bendeoorlog die woedde tussen de verdachte en een aantal van zijn Mexicaanse concurrenten. Die zagen in het proces waarschijnlijk een uitstekende gelegenheid om zich van een lastpak te ontdoen.

Vanuit een nabijgelegen toren klonk demonisch klokgelui, dat grotendeels werd overstemd door het geluidsdecor van Mexico-Stad. Overal op het plein zaten mensen in de schaduw van het weelderige groen van de bomen, die een aangenaam contrast vormden met de roetkleurige gebouwen. Een blauwe marmeren fontein spoot trage slingers schuimachtig water omhoog in de warme lucht.

Hij hoorde een onderdrukte knal. En nog een.

Vijftig meter verderop viel een in het zwart gehulde non ter aarde.

Nog twee ploppen.

Er ging een tweede persoon neer. Eveneens een vrouw.

Kreten verstoorden de betrekkelijke rust. Mensen renden alle kanten op, alsof er een luchtalarm was afgegaan. Hij zag kleine meisjes in sobere, grijze uniforms. En nog een paar nonnen. Vrouwen in felgekleurde rokken. Mannen in donkere zakenkostuums. Allemaal probeerden ze weg te komen.

Hij overzag de chaos terwijl er mensen bleven omvallen. Ten slotte lokaliseerde hij twee mannen, vijftig meter verderop. Een van hen zat geknield en de ander stond. Beiden vuurden.

Nog drie mensen vielen op de grond.

Hij greep onder zijn colbert naar zijn Beretta. De Mexicanen hadden hem toestemming gegeven het wapen bij zich te dragen zolang hij in Mexico was. Hij richtte het wapen en vuurde twee kogels af. De beide schutters gingen neer.

Hij zag nog meer lichamen. Niemand verleende hulp. Iedereen rende weg.

Hij liet zijn wapen zakken.

Vlakbij klonk opnieuw een schot, luid ditmaal. Hij merkte dat iets zijn schouder doorboorde. Eerst voelde hij nauwelijks pijn, maar even later was het alsof er een elektrische lading door zijn lichaam joeg die ten slotte explodeerde in zijn hersenen. Zo veel pijn had hij nog nooit in zijn leven gevoeld.

Hij was geraakt.

Vanachter een heg kwam een man tevoorschijn. Malone merkte niet veel aan hem op, behalve dat hij zwart haar had dat omhoog krulde vanonder een zwierige, maar versleten hoed.

De pijn nam in hevigheid toe. Het bloed stroomde uit zijn schouder en doorweekte zijn hemd. Dit had een risicoloos waarnemerschap bij een rechtszaak moeten zijn. Hij werd bevangen door een blinde woede, die zijn vastberadenheid versterkte. De ogen van zijn aanvaller kregen een brutale uitdrukking en om zijn mond verscheen een sardonische glimlach, alsof hij niet kon besluiten wat hij ging doen: het werk afmaken of vluchten.

De schutter draaide zich om en wilde weglopen.

Malone kon nauwelijks zijn evenwicht bewaren, maar hij verzamelde al zijn kracht en schoot.

Hij kon zich nog steeds niet herinneren dat hij daadwerkelijk de trekker had overgehaald. Later hadden ze hem verteld dat hij drie keer had geschoten en dat twee van de kogels doel hadden getroffen en de derde aanvaller hadden gedood.

Uiteindelijk bleken er zeven doden en negen gewonden te zijn gevallen.

Onder de doden waren Cai Thorvaldsen, een jonge diplomaat die bij het Deense consulaat werkte, en Elena Ramirez Rico, een Mexicaanse aanklaagster. Ze hadden onder een van de bomen zitten lunchen.

Tien weken later werd hij in Atlanta bezocht door een man met een kromme ruggengraat. Malone had hem ontvangen in zijn werkkamer en had niet de moeite genomen te vragen hoe Henrik Thorvaldsen hem had gevonden.

Ik wilde de man ontmoeten die de moordenaar van mijn zoon heeft neergeschoten,’ zei Thorvaldsen.

‘Waarom?’

Om je te bedanken.

Je had me ook kunnen bellen.’

Ik heb begrepen dat je het bijna niet hebt overleefd.

Hij haalde zijn schouders op.

En ik heb ook gehoord dat je ontslag hebt genomen. Afstand hebt gedaan van je overheidsfunctie. Bent teruggetreden uit het leger.’

Je bent behoorlijk goed op de hoogte.

Kennis is een luxe die ik me graag permitteer.

Malone was niet onder de indruk. ‘Bedankt voor het compliment. Ik heb een gat in mijn schouder waar ik nogal last van heb. Dus als je hebt gezegd wat je wilde zeggen, zou je dan alsjeblieft weer weg willen gaan?’

Thorvaldsen maakte geen aanstalten om op te staan. Hij bleef op de bank zitten en liet zijn blik dwalen door de werkruimte en de aangrenzende kamers die hij via een doorgang kon zien. Tegen alle muren stonden kasten vol boeken. Het leek alsof de muren van het huis voornamelijk fungeerden als boekensteunen.

Ik hou er ook van,’ merkte zijn gast op. ‘Ik verzamel al mijn hele leven boeken.’

‘Wat wil je van me?’

‘Hoe zie je je toekomst?’

Hij gebaarde om zich heen. ‘Ik denk dat ik een boekwinkel ga beginnen. Ik heb hier genoeg handel.’

‘Uitstekend idee. Ik heb er een te koop, voor het geval je belangstelling mocht hebben.’

Hij besloot het spelletje mee te spelen. Maar iets aan de kleine lichtpuntjes in de ogen van de oudere man gaf hem het idee dat zijn bezoeker geen grapje maakte. Geharde handen verdwenen in de zak van het colbertjasje en even later legde Thorvaldsen een visitekaartje op de bank.

‘Mijn privénummer. Bel me als je belangstelling hebt.’

Dat was twee jaar geleden. Hij keek Henrik Thorvaldsen in de ogen. De rollen waren nu omgedraaid. Nu was zijn vriend degene die in de problemen zat.

Thorvaldsen verroerde zich niet. Hij zat op de rand van het bed met het semiautomatische geweer op zijn schoot en een blik van diepe verslagenheid op zijn gezicht.

‘Ik heb weer van Mexico-Stad gedroomd,’ zei Malone. ‘Het is altijd hetzelfde. Het lukt me nooit die derde kerel neer te schieten.’

‘Maar dat heb je wél gedaan.’

‘Om een of andere reden lukt me dat in die droom nooit.’

‘Is met jou alles in orde?’ vroeg Thorvaldsen aan Sam Collins.

‘Ik ben meteen naar meneer Malone ge–’

‘Hou toch op met dat gemeneer,’ zei hij. ‘Ik heet Cotton.’

‘Oké. Cotton heeft ze weggejaagd.’

‘En mijn winkel is opnieuw vernield.’

‘Hij is verzekerd,’ merkte Thorvaldsen op.

Malone staarde zijn vriend aan. ‘Waarom zaten die mannen achter Sam aan?’

‘Ik hoopte dat ze dat niet zouden doen. Het was de bedoeling dat ze mij zouden belagen. Daarom heb ik hem ook de stad in gestuurd. Maar kennelijk waren ze me een stap voor.’

‘Waar ben je mee bezig, Henrik?’

‘De afgelopen twee jaar heb ik de zaak grondig uitgezocht. Die moordpartij was geen terroristische aanslag. Het was een liquidatie.’

Malone wachtte op nadere uitleg.

Thorvaldsen wees naar Sam. ‘Deze jongeman is bijzonder intelligent. Zijn meerderen hebben er geen idee van hoe slim hij is.’

Malone zag tranen glinsteren aan de randen van de ogen van zijn vriend. Iets dat hij nooit eerder had gezien.

‘Ik mis hem, Cotton,’ fluisterde Thorvaldsen, die nog steeds naar Sam staarde.

Hij legde een hand op de schouders van de oudere man.

‘Waarom moest hij nou dood?’ fluisterde Thorvaldsen.

‘Weet jij het misschien?’ vroeg Malone. ‘Weet jij waarom Cai is vermoord?’

‘Papa, hoe gaat het nou met je?’

Thorvaldsen keek altijd uit naar het wekelijkse telefoontje van Cai en hij vond het prachtig dat zijn zoon hem nog steeds papa noemde, ondanks het feit dat hij al vijfendertig jaar oud was en deel uitmaakte van de elite van het Deense corps diplomatique.

‘Het is eenzaam in dit grote huis, maar dankzij Jesper blijft er leven in de brouwerij. Hij is bezig met de tuin en we hebben altijd ruzie over wat er wel en niet moet worden gesnoeid. Hij is behoorlijk koppig.

‘Maar Jesper heeft altijd gelijk. Dat weten we al sinds mensenheugenis.’

Hij grinnikte. ‘Maar dat zal ik hem nooit vertellen. Hoe is het aan de andere kant van de oceaan?’

Cai was op zijn eigen verzoek geplaatst bij het Deense consulaat in Mexico-Stad. Al vanaf zijn vroege jeugd was hij gefascineerd door de Azteken en hij genoot ervan dat hij zich nu zo dicht bij die oude cultuur bevond.

Mexico is geweldig. Hectisch, overbevolkt en chaotisch, maar tegelijkertijd fascinerend, uitdagend en romantisch. Ik ben blij dat ik erheen ben gegaan.’

En die jongedame die je hebt ontmoet?’

‘Elena is heel bijzonder.’

Elena Ramirez Rico werkte bij een speciale eenheid van de federale openbaar aanklager in Mexico Stad. Cai had hem daar iets over verteld, maar nog veel meer over de vrouw zelf. Kennelijk was hij behoorlijk van haar onder de indruk.

‘Je moet haar een keer meenemen.’

‘Daar hebben we het al over gehad. Misschien met Kerstmis.’

‘Dat zou geweldig zijn. Ze zal de manier waarop de Denen het feest vieren vast mooi vinden, maar de kou zal haar wel tegenvallen.’

‘Ze heeft me al heel wat archeologische vindplaatsen laten zien. Ze weet veel van de geschiedenis van dit land.’

‘Zo te horen ben je nogal op haar gesteld.’

‘Dat klopt, papa. Ze doet me denken aan moeder. Haar warmte. En haar glimlach.’

‘Dan moet ze wel fantastisch zijn.’

‘Elena Ramirez Rico,’ zei Thorvaldsen, ‘hield zich bezig met de vervolging van culturele misdaden. Voornamelijk de diefstal van kunst en kunstvoorwerpen. Dat is een grote business in Mexico. Ze stond op het punt twee mannen in staat van beschuldiging te stellen, een Spanjaard en een Engelsman. Allebei hoofdrolspelers in de illegale kunsthandel. Maar ze werd vermoord voordat het zover kwam.’

‘Wat zou haar dood voor verschil maken?’ vroeg Malone hem. ‘Er zou gewoon een andere aanklager zijn benoemd.’

‘Dat gebeurde ook, maar die weigerde de zaak door te zetten. De aanklachten werden ingetrokken.’

Thorvaldsen bestudeerde Malones gelaat. Hij zag dat zijn vriend het volkomen begreep.

‘Wie waren die twee mannen die ze wilde vervolgen?’ vroeg Malone.

‘De Spanjaard heet Amando Cabral. De Engelsman is lord Graham Ashby.’