23

Parijs

SAM VOLGDE MALONE EN SNEL VERRUILDEN ZE DE WARMTE VAN DE boekwinkel voor de frisse avondlucht. Foddrell liet de Seine achter zich en beende tussen de opgetogen toeristen door de wirwar van straten in het Quartier Latin.

‘Je kunt in deze mensenmassa nooit zeker weten of iemand je volgt,’ zei Malone, ‘maar hij weet hoe we eruitzien, dus laten we een beetje afstand houden.’

‘Het lijkt hem niet te kunnen schelen of iemand hem volgt of niet. Hij heeft nog niet één keer achteromgekeken.’

‘Hij denkt dat hij iedereen te slim af is.’

‘Gaat hij naar Café d’Argent?’

‘Waarheen anders?’

Ze wandelden in een rustig tempo langs de winkels die op straat hun kaas, groente, fruit, chocola en andere etenswaren uitstalden in houten bakken.

Sam zag vis op een glinsterend bed van ijs, rolladen en karbonaden in koelvitrines. Verderop bood een ijssalon Italiaanse gelato aan in diverse verleidelijke smaken.

Foddrell hield een voorsprong van ruim dertig meter.

‘Wat weet je nu eigenlijk echt van die man?’ vroeg Malone.

‘Niet zo veel. Hij heeft ongeveer een jaar geleden contact met me gezocht.’

‘Wat volgens mij nóg een reden is waarom de Secret Service niet zo blij is met wat je doet. Hoe meer malloten, hoe meer risico.’

‘Wat doen we hier dan?’ vroeg hij.

‘Henrik wilde dat we contact met hem zouden leggen. Waarom zou dat nou zijn?’

‘Ben je altijd zo argwanend?’

‘Dat is een gezonde instelling. Een instelling die je leven kan verlengen.’

Ze passeerden meer cafés, galeries, boetiekjes en souvenirwinkeltjes. Sam voelde zich uitgelaten. Eindelijk deed hij veldwerk en voelde hij zich een echte agent.

‘Laten we apart gaan lopen,’ zei Malone. ‘Dan is er minder kans dat hij ons herkent. Als hij tenminste de moeite neemt achterom te kijken.’

Sam stak over naar de andere kant van de straat. Toen hij bijna was afgestudeerd als accountant was hij benaderd door een personeelswerver van de overheid die de campus bezocht tijdens zijn laatste studiejaar. Die haalde hem over te kiezen voor de Secret Service. Nadat hij was afgestudeerd had hij gesolliciteerd. Hij slaagde voor het treasury-examen en hij doorstond de leugendetector, het medisch onderzoek, de ogentest en de drugstest. Toch werd hij afgewezen.

Vijf jaar later lukte het hem wel, nadat had gewerkt bij verschillende nationale accountantsfirma’s, waarvan er één ernstig betrokken was bij een schandaal rond frauduleuze verklaringen. In het trainingscentrum van de Secret Service was hij opgeleid in de omgang met vuurwapens, het gebruik van geweld, EHBO, het veiligstellen van bewijsmateriaal, misdaadopsporing en zelfs overlevingstechnieken bij schipbreuk. Vervolgens was hij gestationeerd in Philadelphia, waar hij zich had beziggehouden met creditcardfraude, valsemunterij, identiteitsfraude en bankfraude. Hij kende het klappen van de zweep.

Agenten van de Secret Service werden de eerste zes tot acht jaar gestationeerd op een lokale vestiging. Afhankelijk van hun prestaties werden ze vervolgens voor drie tot vijf jaar overgeplaatst naar een bewakingseenheid. Daarna keerden de meesten terug in het veld. Of ze kregen een functie op het hoofdkantoor, een opleidingsfunctie of een andere functie in Washington DC. Aangezien hij de Franse en Spaanse taal redelijk goed beheerste, was hij waarschijnlijk terechtgekomen op een van de buitenlandse locaties.

Eigenlijk had verveling hem internet op gedreven. Op zijn website hield hij zich bezig met onderwerpen waarmee hij eigenlijk als agent graag aan de slag had gewild. Het onderzoeken van elektronische fraude had weinig of niets te maken met het waarborgen van de veiligheid van de wereldwijde financiële systemen. Zijn website was een platform waarop hij zich kon uiten. Maar deze activiteiten buiten werktijd brachten iets met zich mee wat geen enkele agent kan gebruiken: hij werd zelf onderwerp van onderzoek. Twee keer kreeg hij een waarschuwing. Twee keer negeerde hij zijn meerderen. De derde keer, nauwelijks twee weken geleden, was hij officieel verhoord, waarop hij de benen had genomen naar Kopenhagen en Thorvaldsen. En nu, op een koude decemberdag, schaduwde hij op een van de levendigste en schilderachtigste plekjes van Parijs een verdacht persoon.

Voor hem zag hij dat Foddrell een van de talloze bistro’s naderde die deze buurt rijk was. Het wat vreemde uithangbord vermeldde de naam CAFÉ D’ARGENT. Sam vertraagde zijn pas en probeerde in de menigte Malone te ontwaren. Die liep achttien meter verderop. Foddrell ging de bistro binnen en verscheen vervolgens aan een tafeltje bij het raam aan de voorkant.

Malone liep op Sam af. ‘Eerst al dat paranoïde gedoe en dan gaat hij pal voor het raam zitten zodat iedereen hem kan zien.’

Sam droeg nog steeds de jas, de handschoenen en de sjaal die Jesper hem de avond tevoren had gegeven. Hij zag de twee lijken weer voor zich. Jesper had zich er zonder veel omhaal van ontdaan, alsof moorden een routineuze aangelegenheid was. Misschien was het dat ook wel voor Henrik Thorvaldsen. Sam kende de Deen eigenlijk nauwelijks, maar in ieder geval had hij belangstelling voor Sams ideeën. En dat was meer dan hij van de meeste mensen kon zeggen.

‘Kom mee,’ zei Malone.

Ze gingen de bistro binnen, die was ingericht in de stijl van de jaren vijftig, met veel chroom, vinyl en fel neonlicht. Het was er lawaaiig en rokerig. Sam zag dat Foddrell naar hen keek. Hoewel duidelijk was dat hij wist wie ze waren, gaf hij geen blijk van herkenning.

Malone liep recht op zijn tafeltje af en schoof een van de met vinyl beklede stoelen naar achteren. ‘Heb je nu genoeg lol gehad?’

‘Hoe weet u wie ik ben?’ vroeg Foddrell.

Malone wees naar het boek dat op Foddrells schoot lag. ‘Met dat boek had je beter niet zo te koop kunnen lopen. Kunnen we nu ophouden met al die poespas en ter zake komen?’

Thorvaldsen luisterde hoe de klok op de schoorsteenmantel halfdrie sloeg en diverse andere klokken in het kasteel dit voorbeeld volgden. Hij boekte vooruitgang. Bijna had hij Eliza Larocque zover dat ze geen keus meer had en wel was gedwongen met hem samen te werken.

‘Lord Ashby is blut,’ verduidelijkte hij.

‘Baseert u die uitspraak op feiten?’

‘Ik baseer me altijd op de feiten.’

‘Vertelt u me eens iets over mijn veiligheidslek.’

‘Hoe denkt u dat ik weet wat ik u zojuist heb verteld?’

Ze keek hem onderzoekend aan. ‘Ashby?’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Niet rechtstreeks. We hebben elkaar nooit ontmoet of gesproken. Maar er zijn anderen met wie hij heeft gecommuniceerd, mensen die hij heeft benaderd voor financiële ondersteuning. Ze wilden zich ervan verzekeren dat hun leningen zouden worden terugbetaald, dus gaf hij ze een unieke garantie, die behelsde dat hij ze vertelde waarbij hij betrokken was. Hij maakte geen geheim van de enorme winsten die in het verschiet lagen.’

‘Maar u wilt me geen namen geven?’

Hij rechtte zijn rug. ‘Waarom zou ik dat doen? Welke onderhandelingsruimte zou ik dan nog hebben?’ Hij wist dat ze nu wel op zijn voorstel moest ingaan.

‘U bent behoorlijk lastig, herre Thorvaldsen.’

Hij grinnikte. ‘Klopt.’

‘Maar u begint me te bevallen.’

‘Ik hoopte al dat u zou inzien dat we een gemeenschappelijk belang hebben.’ Hij wees naar haar. ‘Zoals ik eerder al zei heb ik u grondig bestudeerd. Vooral uw voorvader, Pozzo di Borgi. Ik vond het fascinerend hoe zowel de Britten als de Russen gebruik hebben gemaakt van zijn vendetta met Napoleon. Ik vond het prachtig wat hij zei in 1811, toen hij vernam dat de troonopvolger van de keizer was geboren: “Napoleon is een reus die de machtige eiken van het oeroude woud heeft terneergedrukt. Maar op een dag zullen de bosgeesten zich losmaken van die vernederende overheersing; dan zullen de eiken plotseling terugveren en de reus ter aarde werpen.” Dat waren profetische woorden, want dat is precies wat er is gebeurd.’

Hij wist dat deze vrouw kracht ontleende aan haar afstamming. Ze sprak er vaak met trots over. In dat opzicht leken ze op elkaar.

‘In tegenstelling tot Napoleon,’ zei ze, ‘is Di Borgo altijd een echte Corsicaanse patriot gebleven. Hij hield van zijn vaderland en dat kwam voor hem altijd op de eerste plaats. Toen Napoleon Corsica ten slotte bezette voor Frankrijk, was de naam Di Borgo opzettelijk weggelaten van de lijst met families die politieke amnestie hadden gekregen. Dus moest hij vluchten. Napoleon achtervolgde hem door heel Europa, maar Di Borgo slaagde erin aan gevangenschap te ontkomen.’

‘En tegelijkertijd bewerkstelligde hij de ondergang van de keizer. Een prestatie van formaat.’

Thorvaldsen had gelezen hoe Pozzo di Borgo druk had uitgeoefend op het Franse hof en de Franse regering, hoe hij de jaloezie van de vele broers en zussen van Napoleon had aangewakkerd en hoe hij uiteindelijk de spreekbuis was geworden van de gehele Franse oppositie. Hij diende onder de Britten op hun ambassade in Wenen, zodat hij persona grata werd in Oostenrijkse politieke kringen. Zijn echte kans kreeg hij toen hij in Russische diplomatieke dienst trad en als zaakgelastigde werd toegevoegd aan het Pruisische leger. Uiteindelijk werd hij de rechterhand van de tsaar en diens adviseur in alle Franse aangelegenheden. Hij wist Alexander ervan te overtuigen geen vrede te sluiten met Napoleon. Twaalf jaar lang hield hij Frankrijk op geraffineerde wijze verwikkeld in een controverse met Rusland, in de wetenschap dat Napoleon maar op een beperkt aantal fronten tegelijkertijd kon vechten en overwinnen. Uiteindelijk slaagde hij in zijn opzet, al werd zijn succes nooit breed herkend. Hij wordt nauwelijks vermeld in de geschiedenisboeken. Hij stierf in 1842, mentaal uit evenwicht maar ongelofelijk rijk. Zijn vermogen liet hij na aan zijn neven. De nazaten van een van die neven wisten het honderd keer te verveelvoudigen en er een van de grootste familiefortuinen van Europa van te maken. Van die neef stamde Eliza Larocque af.

‘Di Borgo heeft de vendetta tot het einde toe voortgezet,’ zei hij, ‘maar ik vraag me af, madame, had uw Corsicaanse voorvader, in zijn haat jegens Napoleon, misschien ook nog een ander motief?’

In haar kille blik ontwaarde hij iets van verholen respect. ‘Waarom vertelt u me niet gewoon wat u kennelijk al weet.’

‘U bent op zoek naar de persoonlijke oorlogsbuit van Napoleon. Daarom maakt lord Ashby deel uit van uw groep. Hij is, beleefd gezegd, een “verzamelaar”.’

Ze moest om de kwalificatie glimlachen. ‘Ik moet toegeven dat het een grote vergissing is dat ik u niet veel eerder heb benaderd.’

Thorvaldsen haalde zijn schouders op. ‘Gelukkig ben ik niet haatdragend.’