9

MALONES EERSTE INDRUK VAN SAM COLLINS WAS JUIST GEBLEKEN. Hij was begin dertig en zijn gelaat drukte een mix uit van onschuld en vastberadenheid. Zijn dunne, rossigblonde haar was kortgeknipt en bedekte zijn schedel als een vederdos. Hij sprak met een accent dat Malone onmiddellijk was opgevallen – Australisch of Nieuw-Zeelands – maar zijn dictie en zinsbouw waren puur Amerikaans. Zoals zoveel dertigers die, net als Malone zelf op die leeftijd, wilden worden behandeld alsof ze vijftig waren, was hij ongedurig en eigenwijs.

Maar de moeilijkheid was dat ze allemaal – ook dat gold destijds voor hemzelf – die extra twintig jaar misten waarin je leert van je vergissingen.

Het zag ernaar uit dat Sam Collins zijn carrière bij de Secret Service had verknald en Malone wist dat als je het bij één veiligheidsdienst had verbruid, je ook zelden meer welkom was bij een van de andere diensten.

Hij stuurde de Mazda een volgende scherpe bocht in. Ze reden nu niet langer langs de kust maar door een donker, uitgestrekt bos. De grond tussen de weg en de zee was hier eigendom van zijn vriend Henrik Thorvaldsen. Een paar maanden eerder had hij Malone onverwachts zo’n zestienduizend vierkante meter ervan cadeau gedaan.

‘Wil je me niet vertellen waarom je naar Denemarken bent gekomen?’ vroeg hij Collins.

‘Laten we ons liever om Thorvaldsen bekommeren. Ik weet zeker dat hij al uw vragen zal kunnen beantwoorden.’

‘Moest je dat ook van hem zeggen?’

Na een korte aarzeling antwoordde Collins: ‘Ja, als u ernaar zou vragen.’

Hij had er een hekel aan gemanipuleerd te worden, maar wist dat Thorvaldsen nu eenmaal zo opereerde. Als hij meer te weten wilde komen, moest hij het spelletje meespelen.

Hij minderde vaart toen ze het geopende hek tussen de twee witte huisjes naderden die de ingang van Christiangade markeerden. Het landgoed was vier eeuwen eerder gebouwd door een zeventiendeeeuwse voorvader van Thorvaldsen, die zo slim was geweest tonnen waardeloze turf aan te wenden als brandstof voor de productie van hoogwaardig porselein. In de negentiende eeuw leverde Adelgate Glasvaerker glaswerk aan het Deense koninklijk huis. De onderneming mocht zich nog steeds hofleverancier noemen en had intussen ook een vooraanstaande positie op de Europese markt verworven.

Hij reed over de met gras begroeide oprijlaan waarlangs bomen stonden die door de winter van hun gebladerte waren ontdaan. Het landhuis was een perfect voorbeeld van Deense barok – een uit zandsteen opgetrokken en met baksteen afgewerkt bouwwerk van drie verdiepingen met een welvend koperen dak. Een van de vleugels wees naar het land en de andere bood uitzicht op zee. Achter geen van de ramen brandde licht. Niets bijzonders, het late tijdstip in aanmerking genomen. Maar de voordeur stond half open en dat was ongewoon.

Hij parkeerde, stapte uit en liep met zijn pistool in de hand naar de ingang, op de voet gevolgd door Collins.

Binnen was het warm en rook het naar gekookte tomaten en sigaren. Vertrouwde geuren in het huis dat hij de afgelopen jaren regelmatig had bezocht.

‘Henrik,’ riep Collins.

Hij keek de jongeman aan en fluisterde: ‘Ben je nou helemaal gek geworden?’

‘Ze moeten weten dat we zijn aangekomen.’

‘Wie bedoel je met “ze”?’

‘De deur stond open.’

‘Dat bedoel ik nou net. Hou je waffel en blijf achter me.’

Hij liep voorzichtig over de gladde tegels naar de hardhouten vloer van een van de gangen en vandaar langs de serre en de biljartkamer naar een studeervertrek op de begane grond. Het licht van de voor driekwart volle maan sijpelde door de ramen naar binnen.

Hij wilde iets controleren en baande zich langs de meubelen een weg naar een grote wapenkast, die was gemaakt van dezelfde fraaie kwaliteit esdoornhout als de overige kasten in het vertrek. Hij wist dat Thorvaldsen daarin minstens twaalf jachtgeweren bewaarde, naast diverse handvuurwapens, een kruisboog en drie halfautomatische geweren.

De deur met het glas in lood stond open.

Een van de halfautomatische geweren en twee jachtgeweren ontbraken. Hij pakte een van de pistolen, een Welby-revolver met een blauwe metalen glans en een loop van vijftien centimeter. Hij wist dat Thorvaldsen erop was gesteld. Na 1945 was er geen meer gefabriceerd. Een bittere oliegeur drong zijn neusgaten binnen. Hij controleerde de cilinder: zes patronen. Het wapen was volledig geladen. Thorvaldsen hield er niet van lege vuurwapens uit te stallen.

Hij gaf het wapen aan Collins en fluisterde: ‘Kun je ermee omgaan?’

De jongere man knikte.

Ze verlieten de kamer door de dichtstbijzijnde deur.

Malone, die vertrouwd was met de plattegrond van het huis, nam een volgende gang die uitkwam op een ruime hal. Aan beide kanten bevonden zich rijk bewerkte deuren. Uit de tussenruimte was op te maken dat zich erachter zeer ruime vertrekken moesten bevinden. Aan het eind gaf een deur onder een fraai fronton toegang tot de grote slaapkamer.

Thorvaldsen had een hekel aan traplopen; daarom had hij zich al lang geleden volledig geïnstalleerd op de begane grond.

Malone liep naar de massieve deur, duwde langzaam de klink omlaag en opende hem geruisloos.

Hij tuurde naar binnen totdat hij de omtrekken van de grote, zware meubelen kon waarnemen. De gordijnen waren open en achter de ramen had de winternacht een zilveren glans. De rand van het tapijt bevond zich op vijf passen afstand van de deuropening. Hij keek naar het beddengoed en zag een bult die suggereerde dat er iemand lag te slapen. Toch klopte er iets niet.

Zijn aandacht werd getrokken door een beweging rechts in de kamer. Er verscheen een gestalte in een deuropening en achter deze gestalte viel fel licht de kamer binnen.

Malone hield zijn hand voor zijn ogen tegen het verblindende schijnsel en ontwaarde Thorvaldsen, die de loop van een geweer op hem gericht hield. Na Thorvaldsen kwam Jesper uit de inloopkast tevoorschijn, een revolver in de aanslag.

Toen zag hij de lichamen: twee mannen die aan de andere kant van het bed op de grond lagen.

‘Ze dachten zeker dat ik achterlijk was,’ zei Thorvaldsen.

Malone hield er niet erg van in een val te lopen. Als muis beleefde je nooit veel lol in een dergelijke situatie. ‘Waarom ben ik hier eigenlijk?’

Thorvaldsen liet zijn wapen zakken. ‘Je bent weg geweest.’

‘Voor privézaken.’

‘Ik heb Stephanie gesproken. Ze heeft me op de hoogte gebracht. Het spijt me, Cotton. Het moet een hel zijn geweest.’

Hij was zijn vriend erkentelijk voor diens bezorgdheid. ‘Het is achter de rug.’

De Deen ging op het bed zitten en trok het dekbed weg, zodat de kussens eronder zichtbaar werden. ‘Helaas is zoiets nooit helemaal afgelopen.’

Malone gebaarde naar de lijken. ‘Zijn dit dezelfde gasten die de boekwinkel zijn binnen gedrongen?’

Thorvaldsen schudde zijn hoofd en Malone zag de pijn in zijn vermoeide ogen.

‘Het heeft me twee jaar gekost, Malone. Maar eindelijk heb ik de moordenaars van mijn zoon gevonden.’