27

Loiredal

THORVALDSEN VOLGDE LAROCQUE DOOR DE GANGEN VAN HET KASteel. Ze kwamen in het gedeelte dat de Cher overspande. Voordat hij naar het zuiden was gereden had hij zich verdiept in de geschiedenis van het kasteel en hij wist dat het vroeg in de zestiende eeuw was gebouwd als onderdeel van de elegante en beschaafde hofhouding van Frans I. Het oorspronkelijke ontwerp was gemaakt door een vrouw en die vrouwelijke invloed was nog steeds merkbaar. Geen machtsvertoon met enorme muren met kantelen. In plaats daarvan een aangename, weelderige charme.

‘Mijn familie heeft dit kasteel al drie eeuwen in bezit,’ zei ze. ‘Een van de eigenaren heeft het centrale kasteel op de noordelijke rivieroever gebouwd, waar we zojuist hebben gezeten, en een brug naar de zuidelijke oever. Een volgende heeft op die brug een galerij gebouwd.’

Ze wees voor zich uit.

Hij keek naar de enorme, rechthoekige hal die misschien wel zestig meter lang was, met een zwart-witgeblokte vloer en zware eikenhouten plafondbalken. Bundels zonlicht schenen schuin naar binnen door ramen die symmetrisch aan weerszijden en over de gehele lengte waren geplaatst.

‘Tijdens de oorlog hebben de Duitsers dit kasteel bezet,’ zei ze. ‘De ingang aan de zuidkant bevond zich in het vrije Frankrijk en de ingang aan deze kant lag in bezet gebied. U kunt zich voorstellen wat een moeilijkheden dat heeft gegeven.’

‘Ik heb een hekel aan Duitsers,’ merkte hij op.

Ze keek hem onderzoekend aan.

‘Ze hebben mijn familie en mijn land vernietigd en geprobeerd mijn geloof te elimineren. Dat zal ik ze nooit vergeven.’

Hij liet het gegeven dat hij Joods was even tot haar doordringen. Tijdens zijn research had hij ontdekt dat ze al heel lang vooroordelen jegens Joden koesterde. Daar had hij geen bijzondere oorzaak voor kunnen ontdekken. Het was gewoon een ingewortelde afkeer. Geen uniek verschijnsel, trouwens. Zijn onderzoek had ook een van haar andere obsessies aan het licht gebracht. Hij had erop gehoopt dat ze hem een rondleiding door het kasteel zou geven en inderdaad, daar hing het portret, verlicht door twee kleine halogeenspotjes, naast de met een fronton bekroonde ingang van een van de vele vertrekken.

Precies waar hem was verteld dat het hing.

Hij keek naar de persoon die op het schilderij was afgebeeld. Een lange, lelijke neus. Een enigszins ontwijkende, sluwe blik. Een krachtige kaak en een vooruitstekende kin. Door de kegelvormige hoed op de vrijwel kale schedel leek hij op een paus of een kardinaal. Maar hij was veel belangrijker geweest dan dat.

Hij wees en zei: ‘Lodewijk de Elfde.’

Larocque bleef staan. ‘Bent u een bewonderaar?’

‘Wat zeiden ze ook alweer over hem? “Geliefd bij de gewone man, gehaat door de groten der aarde, gevreesd door zijn vijanden en gerespecteerd door heel Europa. Hij was een koning.”’

‘Niemand weet of het een authentieke afbeelding is. Maar het is van een bijzondere kwaliteit, vindt u niet?’

Hij herinnerde zich wat hem was verteld over de geur van theater die rond de nagedachtenis van Lodewijk xi hing. Hij heerste van 1461 tot 1483 en wist een imago op te bouwen van legendarische grootsheid. In werkelijkheid was hij gewetenloos, kwam openlijk in opstand tegen zijn vader, behandelde zijn vrouw op een schofterige manier, vertrouwde maar weinigen en had met niemand enig mededogen. Zijn passie was de wederopbouw van Frankrijk na de desastreuze Honderdjarige Oorlog. Onvermoeibaar smeedde hij plannen, manipuleerde en deelde smeergeld uit met als enig doel zo veel mogelijk verloren gebieden weer in zijn macht te krijgen. Daarin slaagde hij, waardoor hij een bijkans heilige status verwierf in de Franse geschiedenis.

‘Hij was een van de eersten die de macht van het geld begreep,’ zei hij. ‘Hij kocht zijn tegenstanders liever om dan tegen ze ten strijde te trekken.’

‘U bent goed op de hoogte,’ zei ze, onmiskenbaar onder de indruk. ‘Hij zag in dat handel een belangrijk politiek wapen kan zijn en hij legde de basis voor de moderne natiestaat, waarin de economie belangrijker is dan het leger.’

Ze gebaarde hem haar te volgen naar een ander vertrek, waarvan de muren waren bekleed met donker leer en bloedrode gordijnen het licht filterden dat door de ramen viel. In de indrukwekkende, in renaissancestijl gebouwde open haard brandde geen vuur. Het enige meubilair bestond uit een paar gestoffeerde stoelen en houten tafels. In het midden van de kamer stond een vitrinekast met een roestvrijstalen frame, die nogal contrasteerde met de antieke ambiance.

‘Napoleons invasie van Egypte in 1798 was militair en politiek gezien een fiasco,’ vertelde ze hem. ‘De Franse Republiek stuurde haar beste generaal om het land te veroveren, en dat is hem ook gelukt. Maar Egypte regeren was een ander verhaal. Daarin is Napoleon niet geslaagd. Toch valt niet te ontkennen dat zijn verovering van Egypte de wereld heeft veranderd. Voor het eerst werd de pracht en praal van deze geheimzinnige en vergeten beschaving onthuld. De egyptologie werd geboren. Onder het duizend jaar oude zand hebben Napoleons savants letterlijk het Egypte van de farao’s ontdekt. Typisch Napoleon: een totale mislukking, gemaskeerd door een succes in de marge.’

‘Gesproken als een echte nazaat van Pozzo di Borgo.’

Ze haalde haar schouders op. ‘Terwijl hij daar in Les Invalides ligt te pronken is mijn grootvader, die Europa misschien wel heeft gered, in vergetelheid geraakt.’

Hij wist dat dit een gevoelig punt was, dus ging hij er niet op in.

‘Tijdens zijn verblijf in Egypte is Napoleon echter op een paar enorm waardevolle zaken gestuit.’ Ze gebaarde naar de vitrinekast. ‘Deze vier papyrusvellen heeft hij bij toeval gevonden toen zijn soldaten een moordenaar neerschoten die ze langs de kant van de weg aantroffen. Als Pozzo di Borgo er niet was geweest had Napoleon ze misschien kunnen gebruiken om zijn macht te consolideren en heel Europa succesvol te regeren. Gelukkig heeft hij daartoe nooit de kans gekregen.’

Zijn onderzoekers hadden hem deze anomalie niet gemeld. Met Ashby had hij kosten noch moeite gespaard. Over hem had hij alles boven water laten halen. Maar met betrekking tot Eliza Larocque had hij alleen maar enkele specifieke zaken laten uitzoeken. Misschien was dat een vergissing geweest.

‘Wat staat er op deze papyrusvellen?’ vroeg hij achteloos.

‘De inhoud ervan is de reden waarom de Club van Rome is opgericht. Ze vormen de onderbouwing van ons doel en ze zullen ons helpen dat doel te bereiken.’

‘Wie heeft ze geschreven?’

Ze haalde haar schouders op. ‘Dat weet niemand. Napoleon dacht dat ze uit Alexandrië kwamen en verloren zijn geraakt met de teloorgang van de beroemde bibliotheek daar.’

Hij had enige kennis van deze materie en wist dat lang niet de gehele collectie van de bibliotheek van Alexandrië was verdwenen, zoals de meeste mensen geloofden. ‘U stelt veel vertrouwen in een onbekend document, geschreven door een onbekende auteur.’

‘Dat geldt ook voor de Bijbel, zou ik denken. We weten vrijwel niets van de oorsprong, maar toch richten miljarden mensen hun leven ernaar in.’

‘Dat is een uitstekend argument.’

Haar ogen straalden met de zelfverzekerdheid van iemand die geen twijfel kent. ‘Ik heb u iets laten zien dat me dierbaar is. Toont u me nu de bewijzen die u tegen Ashby hebt.’