34

18:10 uur

MALONE KLOPTE ZACHTJES OP DE FRAAI BEWERKTE HOUTEN DEUR. Hij had vanaf het museum een taxi genomen naar de Ritz. Hij hoopte dat Thorvaldsen al was teruggekeerd van zijn tocht naar het Loiredal en was opgelucht toen zijn vriend de deur opende.

‘Had jij iets te maken met die heisa in het Cluny Museum?’ vroeg Thorvaldsen toen hij de suite binnen liep. ‘Het was op de televisie.’

‘Dat was ik inderdaad. Gelukkig kon ik op tijd wegkomen.’

‘Waar is Sam?’

Hij vertelde alles wat er was gebeurd, inclusief de ontvoering van Sam en de ontdekking dat Jimmy Foddrell eigenlijk Meagan Morrison was, maar zonder de aanwezigheid van Stephanie ter sprake te brengen. Hij had besloten dat voor zich te houden. Als hij verklapte dat Washington erbij betrokken was, was iedere kans verkeken om Thorvaldsen te stoppen of op zijn minst af te remmen.

Het was interessant om te zien dat de rollen waren omgedraaid. Doorgaans was het Thorvaldsen die zaken achterhield, waardoor Malone dieper in de problemen kwam.

‘Is alles goed met Sam?’ vroeg Thorvaldsen.

Hij besloot te liegen. ‘Dat weet ik niet. Maar daar kan ik op dit moment weinig aan doen.’

Hij luisterde naar Thorvaldsens verslag van zijn bezoek aan Eliza Larocque, dat eindigde met: ‘Het is een afschuwelijk mens. Het viel niet mee daar maar beleefd te blijven zitten, terwijl ik steeds aan Cai moest denken.’

‘Zij heeft hem niet vermoord.’

‘Zo gemakkelijk komt ze er wat mij betreft niet vanaf. Ze werkt samen met Ashby. Er is een duidelijk een verband tussen die twee en voor mij is dat genoeg.’

De oogopslag van zijn vriend verried hoe moe hij was.

‘Cotton, Ashby aast op een boek.’

Hij luisterde naar meer informatie over Napoleons testament en De Merovingische koninkrijken 450-751 A.D., een boekwerk dat kennelijk werd tentoongesteld in de Invalides.

‘Eerst moet ik dat boek in handen zien te krijgen,’ zei Thorvaldsen.

Vage gedachten spookten door zijn hoofd. Stephanie wilde dat Thorvaldsen werd tegengehouden. Om dat te kunnen doen moest Malone de situatie onder controle zien te krijgen, maar dat viel niet mee bij iemand als Thorvaldsen.

‘Wil je dat ik het steel?’ vroeg hij.

‘Dat zal niet gemakkelijk zijn. De Invalides is ooit de nationale wapenopslagplaats geweest. Het is gebouwd als een fort.’

‘Dat is geen antwoord op mijn vraag.’

‘Het antwoord is ja.’

‘Ik zorg dat je het boek krijgt. Maar wat ga je daarna doen? De verloren oorlogsbuit zoeken? Ashby vernederen? Hem doden? Je beter voelen?’

‘Allemaal.’

‘Toen mijn zoon me vorig jaar werd ontnomen, stond jij voor me klaar. Ik had je nodig en je was er. Nu ben ik er voor jou. Maar we moeten we ons verstand blijven gebruiken. Je kunt niet zomaar iemand vermoorden.’

Er verscheen een intens meewarige blik op het gezicht van de oudere man. ‘Dat heb ik gisteravond al gedaan.’

‘Zit je daar niet mee?’

‘Totaal niet. Cabral heeft mijn zoon vermoord. Hij kreeg zijn verdiende loon. Ashby heeft evenveel schuld als Cabral. Niet dat het er iets toe doet, maar misschien hoef ik hem helemaal niet te doden. Misschien doet Larocque dat wel voor me.’

‘Maakt dat het gemakkelijker?’

Stephanie had hem al verteld dat Ashby naar Parijs zou komen en dat hij de Amerikanen had verteld dat hij morgen tot in detail zou vertellen wat er stond te gebeuren. Malone verachtte de Engelsman om wat hij Thorvaldsen had aangedaan, maar hij wist maar al te goed wat de waarde was van de informatie die Ashby te bieden had, zeker als die kon leiden tot het elimineren van een man als Peter Lyon.

‘Henrik, laat dit maar aan mij over. Ik zal het regelen, maar wél op mijn eigen manier.’

‘Ik kan het boek ook zelf gaan halen.’

‘Wat doe ik hier dan, als ik vragen mag?’

Er verscheen een koppig grijnslachje op het gezicht van de oudere man. ‘Ik hoop dat je hier bent om me te helpen.’

Hij hield zijn ogen op Thorvaldsen gericht. ‘Op míjn manier.’

‘Ik wil afrekenen met Ashby, Cotton. Is dat duidelijk?’

‘Dat begrijp ik. Maar laten we eerst uitzoeken wat er aan de hand is voor je een eind aan zijn leven maakt. Dat vond je gisteren zelf ook. Kunnen we ons daaraan houden?’

‘Wat er verder aan de hand is kan me steeds minder schelen, Cotton.’

‘Waarom zou je je dan nog bemoeien met Larocque en de Club van Parijs? Waarom maak je Ashby dan niet gewoon meteen af?’

Zijn vriend zweeg.

‘Hoe gaat het met Sam?’ vroeg Thorvaldsen ten slotte. ‘Ik maak me ongerust.’

‘Laat dat ook maar aan mij over.’ Hij herinnerde zich wat Stephanie had gezegd. ‘Maar hij is geen kind meer en hij zal voorlopig even voor zichzelf moeten zorgen.’

Sam ging het appartement binnen, dat was gelegen in een wijk van Parijs die Morrison Montparnasse had genoemd, niet ver van het Cluny Museum en het Palais Luxembourg, in een gebouw dat de charme ademde van vergane glorie. Tijdens hun wandeling van het metrostation naar het appartement was het donker geworden.

‘Lenin heeft ooit een paar straten verderop gewoond,’ zei ze. ‘Dat huis is nu een museum, al kan ik me niet voorstellen dat iemand dat zou willen bezoeken.’

‘Je bent niet zo enthousiast over het communisme?’ vroeg hij.

‘Nauwelijks. In veel opzichten is het erger dan het kapitalisme.’

Het appartement was een ruime eenkamerwoning op de zesde verdieping met een keukentje, een badkamer en de sfeer van een studentenhok. De muren waren opgevrolijkt met foto’s zonder lijst en posters van reisbureaus. De provisorisch met behulp van losse planken en betonblokken geconstrueerde boekenkast puilde uit van de studieboeken en paperbacks. Op de grond, naast een stoel, zag hij een paar mannenlaarzen en een verkreukelde spijkerbroek liggen, die duidelijk veel te groot waren voor Morrison.

‘Ik woon hier niet,’ zei ze, toen ze zijn blik opmerkte. ‘Dit is het huis van een vriend van me.’

Ze deed haar jas uit, trok het pistool vanachter haar broeksband tevoorschijn en legde het achteloos op tafel.

In een hoek van de kamer zag Sam drie computers en een blade server staan.

Ze wees. ‘Dat is GreedWatch. Ik hou de website hier in de lucht, maar ik laat iedereen in de waan dat Jimmy Foddrell dat doet.’

‘Er zijn slachtoffers gevallen in het museum,’ vertelde hij haar opnieuw. ‘Dit is geen spelletje.’

‘Dat is het wél, Sam. Het is een groot, smerig spelletje. Maar het is niet mijn spelletje. Zij doen het en dat mensen er het slachtoffer van worden, is niet mijn schuld.’

‘Maar jij hebt het in gang gezet toen je daarboven naar die twee mannen begon te schreeuwen.’

‘Ik wilde je laten zien hoe serieus het was.’

In plaats van haar het voor de hand liggende antwoord te geven besloot hij te doen wat de Secret Service hem had geleerd. Hij liet haar praten. ‘Vertel eens wat meer over die Club van Parijs.’

‘Ben je nieuwsgierig?’

‘Dat weet je best.’

‘Dat dacht ik al. Zoals ik al zei denken jij en ik over veel dingen hetzelfde.’

Daar was hij niet zo zeker van, maar hij hield zijn mond.

‘Voor zover ik het heb kunnen nagaan bestaat de club uit zes personen. Stuk voor stuk steenrijk. Het zijn hebzuchtige rotzakken voor wie vijf miljard nog niet genoeg is. Ze willen er zes of zeven. Ik ken iemand die voor een van de leden werkt…’

Hij wees. ‘Degene van wie die laarzen zijn?’

Ze grijnsde breed. ‘Nee, een ander.’

‘Je hebt het maar druk.’

‘Met stilzitten red je het niet in deze wereld.’

‘Wie ben jij in vredesnaam?’

‘Ik ben de vrouw die jou gaat redden, Sam Collins.’

‘Ik hoef echt niet gered te worden, hoor.’

‘Ik denk van wel. Wat doe jij hier eigenlijk? Eerder vertelde je me dat je meerderen je hadden verboden door te gaan met je website en met mij te praten. Maar je website is nog online en je ben me in Parijs komen opzoeken. Is dit een officieel bezoek?’

Hij kon haar moeilijk de waarheid vertellen. ‘Je hebt me nog steeds niets wezenlijks verteld over de Club van Parijs.’

Ze zat zijdelings op een van de plastic stoelen, met haar benen over de ene en haar rug tegen de andere leuning. ‘Sam, Sam, Sam, je begrijpt het écht niet, hè? Deze mensen zijn iets van plan. Ze zijn gehaaid in financiële manipulaties en ze zijn van plan al die dingen waarover wij het hebben gehad daadwerkelijk te gaan doen. Ze gaan de economie ontwrichten, markten verstoren, valuta laten devalueren. Je herinnert je vast nog wel dat de olieprijzen vorig jaar zijn gemanipuleerd. Dat is gedaan door speculanten die de markt kunstmatig opdreven, uit pure hebzucht. Deze mensen zijn precies hetzelfde.’

‘Dat zegt me nog niets.’

Ze schrokken allebei toen er op de deur werd geklopt en voor het eerst kwam er een barstje in haar zelfverzekerde uitstraling. Ze richtte haar blik op het pistool dat op tafel lag.

‘Waarom doe je niet gewoon open?’ vroeg hij.

Opnieuw werd er geklopt. Zachtjes en vriendelijk.

‘Mensen die kwaad in de zin hebben kloppen niet,’ zei hij, terwijl hij op zijn beurt probeerde er zelfverzekerd uit te zien. ‘En bovendien, dit is toch jouw appartement niet?’

Ze keek hem onderzoekend aan. ‘Je leert snel.’

‘Ik heb wél de universiteit afgemaakt hoor.’

Ze stond op en liep naar de deur.

Toen ze opendeed stond daar een kleine vrouw, gekleed in een beige jas. Ze had donker haar met grijze lokken, priemende bruine ogen en leek begin zestig. Om haar hals droeg ze een Burberry-sjaal en in haar ene hand hield ze een leren etui met een insigne en een pasfoto.

In de andere hand hield ze een Beretta.

‘Mevrouw Morrison,’ zei de vrouw, ‘ik ben Stephanie Nelle. Ik werk voor het Amerikaanse ministerie van Justitie.’