Zwart Bestaat Niet

(Reis door Zuid-Afrika)

(Dit verslag verscheen in Vrij Nederland van 20.12.1969. Het stond niet in de eerste druk van Vreemde Eend. Het werd toegevoegd aan de tweede druk die in 1976 verscheen.)

Het is het midden van de dag. Zojuist – twee uur geleden – ben ik via Beit Bridge (Rhodesië) de Zuid-Afrikaanse grens gepasseerd. Ik loop over het brede trottoir van een straat in het grensstadje Messina. De zon staat nogal hoog te branden en het is niet verwonderlijk dat iedereen zich in huis heeft teruggetrokken.

Er is niemand om de snelste weg naar een café te vragen, dus sjouw ik op goed geluk voort. Gelukkig zie ik tweehonderd meter verderop ineens een vrouw met een kind, een zwarte vrouw met een zwart kind, uit een zijstraat te voorschijn komen, mijn richting uit. We hebben honderd meter de tijd om onze stappen zo te regelen dat we niet tegen elkaar zullen botsen en dat gebeurt dan ook niet. Nog even recapituleren: een volledig verlaten weg, waarop drie eenzame, vanwege de brandende zon wat zielige, individuen honderd meter lang bezig zijn elkaar tegen te komen. In Oeganda, waar ik de laatste drie jaar heb doorgebracht, was ik gewend iedere onbekende die ik op een minder druk stukje weg tegenkwam te groeten en er meestal nog een praatje aan vast te knopen in de trant van: 'Hoe gaat het? Waar gaat de reis naar toe? Alles goed met het kind? Thuis ook alles goed?' Nu - na honderd meter - blijf ik stilstaan, steek mijn hand op bij wijze van groet en zeg: 'Good afternoon, how are you?' Ik verwacht als in Oeganda een brede glimlach, een vriendelijke groet terug, maar deze vrouw versteent, grijpt haar kind stevig bij de arm en versnelt haar pas. Eén seconde ben ik nog zo naïef om te denken dat mijn gulp openstaat of zo, maar de volgende seconde besef ik dat ik niet in Oeganda ben maar in een land waar zwart niet gewend is door wit gegroet te worden.

Drie weken hebben Marianne, mijn vrouw, Suzanne, mijn begin '69 tien maanden oude dochter, en ik in de auto waarmee we van Oeganda waren komen afzakken, in de Republiek Zuid-Afrika rondgetrokken. De eerste dagen heb ik ruimschoots aantekeningen gemaakt maar toen ineens hield ik ermee op. Aan de uitgebreide krantenartikelen die ik van plan was te schrijven ben ik nooit begonnen, ja zelfs heb ik er vanaf dat moment niet meer over nagedacht. Op de terugweg naar Oost-Afrika, in Fort Victoria (Rhodesië), postte ik nog een dikke enveloppe knipsels van Zuid-Afrikaanse kranten naar mijn adres in Holland, Dat was ongeveer de laatste keer dat het woord Zuid-Afrika in me opkwam. Nee, nog één keer staat het in mijn notitieboekje. Op 1 maart 1969 schrijf ik dat ik op het strand bij Dar Es Salaam (Tanzania) lig. Ik beschrijf hoe ik een vrolijk lachend en grappend groepje van vier mensen zie langskomen, één zwart en twee witte meisjes, één zwarte jongen. Alsof er géén verschillen zijn. Toch valt mij één verschil op: de witten lopen fijn op blote voeten door het zand, de twee zwarten zeulen er door op zware schoenen. Als laatste regel staat er: zouden de zwarten in Zuid-Afrika - waar ze geacht worden het verst in ontwikkeling te zijn - op blóte voeten over het strand lopen?

Sinds maart ben ik terug in Nederland. Diverse keren, maar achteraf eigenlijk opvallend weinig, hebben vrienden mij over Zuid-Afrika gevraagd. Ik heb ze geantwoord dat ik geschokt was zonder dat ik daar veel aan kon of wilde toevoegen. Verdere vragen vermeed ik met 'je moet er geweest zijn om over mijn geschoktheid te kunnen oordelen.' Enkele weken geleden was ik bij vrienden die zeiden dat ik er 'natuurlijk' over schrijven moet. Voor dergelijke argumenten ben ik zeer gevoelig. Natuurlijk moet ik er over schrijven. Het was per slot de reden waarom ik er ben gaan kijken. Ik ben het aan mezelf verplicht. Ik ben het ook aan de familie B. in Johannesburg verplicht, twee witte Progressive-Party-leden, waarmee we in twee avonden een gevoel van contact hadden, dat een wekelijkse briefwisseling impliceerde en die ik nog steeds niet geschreven heb; ik ben het aan de zwarte Zuid-Afrikaanse zuster K., die in Oeganda woont verplicht. Nog veel meer mensen ben ik het verplicht. En daarom doe ik het. Niet omdat ik denk dat ik iets aan de toestand en de toekomst in Zuid-Afrika kan veranderen, want het gevoel dat alles uitzichtloos is zal zonder twijfel een belangrijke kracht zijn geweest bij het verdringingsproces dat zich in mij heeft afgespeeld.

Wat het precies geweest is dat me in Zuid-Afrika heeft doen dichtklappen, ik ben er eerlijk gezegd nog niet goed achter. Niet in de eerste plaats de imposante ruime 'vir blankes'-ingangen en de smoezelige zijdeurtjes 'vir nie-blankes' of - in Johannesburg een enkele keer nog - de 'Bantu and Goods Entrance'. Niet de cartoon in het Zuid-Afrikaanse douanekantoor over een zwarte big boss met een patserige sigaar in een patserige auto staande temidden van een grote groep als kinderen getekende zwarten met als opschrift: 'Zambia' en met het onderschrift 'When will we be free from independence?' Niet de prachtige dorpjes en stadjes mooi in het groen bij de rivier verscholen en één of twee kilometer verderop de omheinde lokasie voor Zwarten: enkele rijen blokjes op een kale vlakte. Niet het 'vir blankes'-strand in de stad Durban, terwijl het 'vir nie-blankes'-strand tien kilometer erbuiten ligt. Op al die dingen was ik voorbereid. Wat dan wel?

Een factor was ongetwijfeld die vrouw die me niet wilde of durfde groeten. Die vrouw was geen toeval, het was de gewone reactie op de oppervlakkigste vorm van witte toenadering. Een belangrijke rol bij mijn verbazing spelen de drie jaar die ik in Oeganda heb doorgebracht. Drie jaar die - als ik niet wist dat er nog veel prettiger zullen volgen - ik tot de prettigste van mijn leven zou bestempelen. Ik zou niet eens precies kunnen zeggen waarom ik het in Oeganda prettig vond, maar sinds twee maanden weet ik het wel een beetje. Toen kreeg ik op een zonnige morgen namelijk ineens weer hoop dat ik het ook in Holland best weer leuk zou gaan vinden en dat mijn onlustgevoelens hier waarschijnlijk wel van tijdelijke aard zouden zijn. Die zonnige morgen liep ik op de Prinsengracht en maakte door in het voorbijgaan enige looppasgebaren te maken een dikke dame, die net bijna door een fietser omvergereden was aan het lachen. Ik besefte die dag voor het eerst dat een groot deel van het me ergens prettig of op mijn gemak voelen door dit soort straatcontact wordt bepaald. Niet per se altijd door dikke dames, maar toch - ook in mijn Oegandese ervaring - wel erg vaak. In Oeganda - dat gevoel had ik tenminste - hoorde ik erbij, werd ik geaccepteerd, zij het dan in de niet altijd even plezierige rol van een vreemde eend in een zwarte bijt.

In Zuid-Afrika was ik geen vreemde eend, ik was een maar al te bekende witte. Zwart en wit, je zou verwachten dat ze op z'n minst -ondanks of juist door de segregatiewetten - toch enige belangstelling voor mekaar zouden tonen. Niets van dit alles. De praktijk is dat wit zwart eenvoudig niet ziet, dat zwart de aanwezigheid van wit slechts via de periferie van zijn netvlies gewaarwordt, maar nooit met zijn focus close op hem inzoomt.

Een mooie illustratie van het laatste was mijn dochtertje Suzanne. Voorwaar, een prachtig kind. Zij reageerde toen nog - nu minder - op iedereen die maar een pink naar haar uitstak met een stralende glimlach. Op al haar reizen met ons door Oeganda, door Rwanda, door Kenya, door Tanzania heeft zij een spoor achtergelaten van zwarte vrouwen die gaarne voor hun laatste centen of voorraad maïs haar moeder hadden willen worden. In Zuid-Afrika leeft geen zwarte vrouw die deze stralende lach heeft kunnen registreren. In Lesotho echter, de ex-Engelse, maar nu onafhankelijke zwarte vrijstaat midden in Zuid-Afrika, was het meteen weer raak. Op zondag 2 februari onder een boom op de weg van Mafeteng (Lesotho) naar Wepener (Zuid-Afrika) gebruikten we ons middagmaal. Tweehonderd meter verderop staat een hut waar zich na tien minuten drie vrouwen uit losmaken. Ze komen steeds dichterbij en zitten tenslotte naast ons onder de boom. Lachen, gieren, brullen met Suzanne als conferencière.

Wit is blind voor zwart. Beter is misschien te zeggen dat wit er in is geslaagd zwart volledig uit zijn gezichtveld te bannen. Eén van de beklemmende gevoelens dat je al reizend door dit land van 13 miljoen Zwarten en 4 miljoen Witten bekruipt is dat het een volledig wit land is. Er zijn helemaal geen zwarten. Ja, je ziet zo nu en dan wat zwarte gastarbeiders en in Johannesburg lopen nog al wat vage donkere vlekken over straat, maar als je een kopje koffie gaat drinken, of een sorbet of een biertje, of een parkje ingaat, of een bioscoopje pikt dan zijn de vlekken over.

Zwart bestaat niet en daarom bestaat er ook geen zwart probleem in Zuid-Afrika. Daarom is men ook zo verbaasd over de reacties in het buitenland, speciaal die in het Witte Westen. Laat die witte Westerlingen toch zelf komen kijken dan kunnen ze met eigen ogen zien dat er niets aan de hand is. Apartheid is geen Zuid-Afrikaans probleem, het is een Witte Westen-probleem.

Januari 1966 voer ik met een Nederlandse boot via het Suezkanaal naar Oost-Afrika. Alle dertien passagiers en vrijwel de gehele bemanning waren diverse keren in Zuid-Afrika geweest. De ton van Luns? Waanzin! Er was niks met de Zwarten aan de hand. Ze hadden het er beter dan waar ook in de wereld. In Néderland was het mis. Een vriendelijke Engelsman vertelde hoe hij eens in een hotel in Kaapstad met een zwarte barkeeper had gepraat. Een verdomd redelijke figuur, die zwarte, en een intelligente vent. Zeer ontwikkeld en beschaafd. Leuk gezicht ook, mooie donkere ogen en dan die haren. Die barman had hem in alle vertrouwen bekend: 'Nergens hebben wij Zwarten het zo goed als in Zuid-Afrika.' Van apartheid had die barman nog nooit iets gemerkt, maar het bestond kennelijk wel want het zorgde voor 'stability, law and order'. De vriendelijke Engelsman beantwoordde mijn vraag of hij de barman later een forsere fooi dan gewoonlijk had gegeven ontkennend. Bad luck.

In Johannesburg ontmoet ik in een espressobar een Nederlander Hij is al zeven jaar in Zuid-Afrika. Hij was meteen helemaal weg van Johannesburg. Hier bruist het leven. Hier vloeit het geld. Alles is mogelijk. Alles gaat gemakkelijk. Je bent hier zo vrij als een vogel. Hij was nog wel's teruggeweest in Nederland, maar het was er allemaal zo benauwd en benepen. Hij kon het er niet langer dan twee weken meer uithouden.

'Ik zou het hier geen twee weken uit kunnen houden,'

zeg ik. (Ondertussen bleef ik toch maar drie weken, geheel volgens plan overigens.)

'Nee, waarom niet?'

'De manier waarop hier het zwart-wit probleem wordt aangepakt. Ik vind dat onbegrijpelijk.'

'Het zwart-wit probleem?'

vraagt hij verbaasd en ik verdenk hem er nog steeds van dat hij dacht dat ik het plotseling over schaken had.

'Ja, ik bedoel de indeling in eerste en tweederangs burgers. Ik zeg tweederangs, maar ik bedoel honderdsterangs of eigenlijk bedoel ik die grote groepen burgers aan wie de meest elementaire burgerrechten ontzegd zijn.'

'Aan wie de elementaire burgerrechten ontzegd zijn?'

'Ja, zo liggen de feiten toch.'

'Hoe bedoel je?'

Ik beantwoord de vraag niet want ik wil hem zelf graag man en paard laten noemen. De ervaring heeft geleerd dat als het woordje 'apartheid' een keer gevallen is er alleen maar verder gepraat kan worden over de felle, volkomen onterechte kritiek in het Witte Westen en niet over de toekomst van de zwartwit-verhoudingen in Zuid-Afrika. Hij beantwoordt de vraag na enig stilzwijgen tenslotte zelf. 'Ach, ik geloof niet dat je tegenwoordig in Zuid-Afrika nog van tweederangsburgers kunt spreken. Vroeger, maar dat was ver voor mijn tijd, stonden de Engelsen nummer één en kwamen de Nederlanders pas op de tweede plaats. Dat gold niet alleen voor de Boeren, maar ook voor de nieuwe immigranten. Trouwens ook nu nog is het zo dat je in business- en industriële kringen een voorsprong hebt als je van Britse afkomst bent maar dat is nauwelijks meer een issue. Als je de capaciteiten hebt maak je het even makkelijk. Als je ze niet hebt, ach dan maakt het weinig uit of je een Brit bent of een Hollander, je gaat down.'

'Ik bedoel eigenlijk meer de hele houding ten opzichte van de zwarte bevolking, zoals die uit het apartheidsbeleid spreekt.'

'Oooh,'

en hij slaakt een zucht van herkenning, ‘Apartheid! Ach kerel, die hele apartheid is gewoon een vervelende en onmogelijke business, waarmee de Nats (bedoelt de regerende Nationale Party, waar voornamelijk Boeren op stemmen) onze zaken in het buitenland volledig mee verpesten. Ik stem zelf U.P. (United Party, oftewel de Verenigde Partij, bastion van Engelse en industriële kringen). Die zijn tegen Apartheid.'

Hij keek op zijn horloge en moest weg. Eerlijkheidshalve moet ik er bij zeggen dat hij vijf minuten tevoren ook al op zijn horloge gekeken had, dus kennelijk had hij echt haast.

In dezelfde bar ontmoet ik later een ex-Fransman. Hij heeft, naar hij zegt, een veelbewogen leven achter de rug. Hij was kunstschilder, zwierf een tijd over de aardkloot en bleef uiteindelijk drie jaar geleden in Zuid-Afrika hangen. Nu is hij vertegenwoordiger in speelgoedartikelen. Hard werken op commissiebasis, maar goed verdienen. Duur huis. Dure auto. Zo had hij het in Frankrijk nooit kunnen maken. Geen haar op zijn hoofd denkt aan teruggaan. Europa groeit dicht. Hier ligt alles open. In zijn enthousiasme wil hij me overhalen te blijven, waarop ik - we praten in het Engels - het 'black and white problem' te berde breng. Hij is kennelijk nog te kort hier om niet te begrijpen wat ik bedoel. (Zal hij over twee of drie jaar in eerste instantie denken dat ik via een bepaald soort whisky ineens tot de essentie van het alcoholprobleem wil doordringen?) Hij bekent dat hij daar in het begin ook moeite mee heeft gehad en dat hij zo nu en dan nog wel 's 'Godverdomme!' denkt. Maar hij is nu getrouwd, heeft kinderen en je leeft gewoon je eigen leven. Met die hele kwestie word je eigenlijk nauwelijks geconfronteerd. Wanneer was het de laatste keer dat hij 'Godverdomme' dacht? Lang geleden.

Apartheid is nog niet eens zo slecht gedefinieerd als het beleid dat beoogt het zwarte element van de samenleving onzichtbaar te maken. Beter is: onzichtbaar houden, want de zwarten hebben in Zuid-Afrika natuurlijk nooit een gezicht gehad. Alleen nu ze dank zij een versnelde ontwikkeling en een versneld detribalisatieproces als gevolg van de industrialisatie zichtbaar worden, hebben de Witte Bazen moeten ingrijpen met suppressieve wetten die voor de Zwarten neerkomen op: Wie niet weg is, is gezien.

Zwarten hebben bij het uitstippelen van het 'Wie niet weg is is gezien'-beleid nooit ook maar enige inspraak gehad of er zelfs maar met ja of nee over kunnen stemmen. In Pretoria dwaalde ik lange tijd door de gangen van het gebouw van het Ministerie van Bantoe-Zaken. Het was een hete dag en bijna alle kamerdeuren stonden wijd open en als er een deur, bijvoorbeeld van kamer 221 niet openstond, dan klopte ik aan en vroeg de weg naar kamer 103. In al die kamers achter geen enkel bureau een Zwarte. In het gebouw voor Stedelijke Bantoe-Zaken in Johannesburg was het van hetzelfde witte laken een pak. Zelfs achter de loketten alleen maar witten, zodat een zwarte zijn problemen ook nog eens mooi in het Engels of de Afrikaanse tak van het Nederlands moet brengen. Wel een zwarte portier en drie zwarte vloerschoonvegers.

Ook nu, na twintig jaar Bantoe-Zaken, is er nog geen enkele zwarte bij het beleid dat men over hem gaat voeren, betrokken.

Niettemin luidt één van de hoofdargumenten, die men ter verdediging van Apartheid aanvoert dat de 'Zwarte het zelf óók zo wil.’ Wat - zou je zeggen - ligt er in zo'n geval meer voor de hand dan de anti-Zuid-Afrika propaganda in het buitenland de mond te snoeren door de Zwarten er zelf in een referendum over te laten beslissen? Waartoe elke denkbare vorm van zwarte politieke activiteit onderdrukken? Als Zwart het zelf zo wil dan moet het, dunkt me, voor de regering toch een koud kunstje zijn om het zogenaamd kleine groepje antiregering agitatoren als communistische onruststokers te ontmantelen en de zogenaamd grote groep de vrije hand te laten of te stimuleren om politiek te bedrijven. De waarheid is echter dat - op een paar passieve meelopers na, die de beste baantjes hebben natuurlijk - er geen actieve pro-groep ontstaan is en kennelijk ook niet is op te richten.

Ik stel en beantwoord deze vragen maar even om de gedachte te bepalen, want ook al ben ik zelf in Zuid-Afrika geweest, een echt verantwoord opinieonderzoek onder de zwarte bevolking heb ik niet verricht. Contact met Zwarten heb ik überhaupt nauwelijks gehad. Toevallig waren zij nooit op plaatsen waar ik verbleef.

Wel kan ik zeggen geen zwarte ontmoet te hebben die het met de regeringspolitiek eens was.

De reeds eerdergenoemde zuster K. (zwart, Zuid-Afrikaanse) - die me, even snel tussen twee streepjes, ook vertelde dat zwarte kinderen elkaar in het Afrikaans (Nederlands) uitschelden - en haar echtgenoot (idem) ondergingen Apartheid als de activiteit van de eindelijk tot ontwikkeling komende Zwarten zo veel en zo lang mogelijk terug te zetten. Aanvankelijk hadden ze het voornemen zich voorgoed in Oeganda te vestigen, maar het bleek dat ze zich ondanks alles toch meer Zuid-Afrikaan bleven voelen, zodat ze van het Oegandees burgerschap afzagen. Eens in de twee jaar gaan zij hun familie in Zuid-Afrika opzoeken. Alhoewel zij nooit politiek ook maar enigszins actief zijn geweest worden ze elke keer opnieuw bij aankomst op het vliegveld direct door de Geheime Politie opgevangen en ondervraagd over wat ze komen doen, waarom en van dag tot dag wanneer. Eén keer was de politie de dag voor hun aankomst al bij haar schoonmoeder geweest, die nog nergens van wist. Als zwarte intellectueel sta je bij de Geheime Politie sowieso op de zwarte lijst.

In Zuid-Afrika zelf heb ik tussen de bedrijven door enige opiniepeilende gesprekjes kunnen voeren met benzinepompbedienden. Ik heb nogal wat deviezen aan deze vloeistof moeten besteden en bovendien is het een baan die een Zwarte mag hebben. Dus meestal waren zij zwart. De auto had door de lange tocht over de bekende 'Hell runn' in Zambia nogal op zijn donder gehad. Met automonteurs heb ik dus ook nogal wat te stellen gehad, maar dat is een baan die voor Zwarten verboden is. Terwijl de Zwarte pompbediende het kostbare vocht in mijn droge auto liet stromen, keek ik toe en opende het gesprek (in het Engels) met:

'Hoe is het leven in de Republiek van Zuid-Afrika?'

'Erg goed, baas.'

'Ik bedoel: hoe is het voor de zwarte man?'

'Voor de zwarte man is het O.K., baas.'

, Apartheid is O .K. ?'

'Apartheid is O.K., baas.'

Op dit moment wees ik op mijn Oegandees nummerbord. 'Kunt u zien uit welk land ik kom?'

'Dat vroeg ik me juist af, baas. Niet uit Zuid-Afrika.'

'Nee, Oeganda.'

Even praten over het precieze hoe en wat van Oeganda.

' Aah. Hoe is het leven daar, baas?'

'Daar is het O.K., maar ik denk niet dat u het er leuk zou vinden.

'

'Oh nee, baas? Hoezo?'

'Er is geen Apartheid en voor iemand die Apartheid leuk vindt is het er niet uit te houden.

' (Mimiek en geluid, die je bij een witte pompbediende als gegrinnik zou classificeren, maar ja, bij een zwarte weet je het natuurlijk niet.)

'Oh nee, baas. Begrijp me niet verkeerd. Voor ons Zwarten is Apartheid niet O.K.'

Andere pompbedienden werden bij het nummerbord gesleept en niet onvriendelijk werden we uitgewuifd.

Alle zeven keer dat een gesprek met een zwarte pompbediende mogelijk was, verliep het op vrijwel dezelfde wijze. Tweemaal heb ik het gesprek met een zwarte liftbediende proberen te voeren, maar aangezien ik mijn nummerbord niet bij me had, kwamen we niet verder dan het' Apartheid is O.K., baas'-gedeelte.

In Johannesburg op straat lopend word ik ineens opgeschrikt door luid gegil en gezang dat uit een gesloten getraliede vracht- auto komt, die voor een stoplicht moet wachten. Uit de alles overstemmende ulelele-gillen maak ik op dat de wagen is volgeladen met zwarte wijven. De witte chauffeur en zijn witte begeleidster, op de voorbank duidelijk zichtbaar, kijken strak voor zich uit alsof ze op gloeiende drollen zitten. Het kabaal dat de vrouwen produceren is werkelijk ontzettend en het klinkt niet zozeer als gekerm of geweeklaag als wel als een vorm van protest. Veel mensen in de straat kijken even op. Ik schiet een zwarte voorbijganger aan en vraag hem wat er aan de hand is. Hij kijkt me wat bevreemd aan, ziet kennelijk snel dat ik buitenlander ben en zegt: 'These things happen every day in South-Africa' waarna hij doorloopt. Ook geen regeringsfan leek me.

Toch ben ik er nog niet eens honderd percent van overtuigd dat het regeringsbeleid in een zwart referendum zonder meer een slechte kans zou maken. (Misschien - als men in de verre toekomst eens op het idee komt dat een Zwarte ook best een eigen mening kan bezitten - dat het nog wel eens gaat gebeuren. Als de regering het ooit aandurft dan zullen ze het zó fixen dat er 1. alleen in de Bantoestans gestemd mag worden en 2. alleen door diegenen die kunnen bewijzen bijvoorbeeld een jaar in die Bantoestan gewoond te hebben, zodat dus alleen de 'stamgebondenen' mogen kiezen.) Het lijkt me namelijk onbetwistbaar dat er in het Apartheidsbeleid veel punten zitten waarmee conservatieve stamkrachten zich zonder meer kunnen verenigen. Van Oeganda weet ik dat men de kracht van de conservatieve mopperpotten - en het zijn lang niet alleen de oude mannen - niet moet onderschatten. Zij zijn tégen verandering. Tégen zonen die wegtrekken om goud en geluk elders te zoeken. Tégen witte overhemden en donkere zonnebrillen. Tégen het huwen van vrouwen die van meer dan twintig kilometer verderop komen. Tégen het brutaal terugtutoyeren van Witte Bazen. Zij zouden niets liever willen dan de klok - dat onding! -terugzetten naar de tijd dat er nog geen Witten waren, geen fietsen, geen auto's, geen ontwikkelingsprojecten, of welk ander gelazer dan ook dat de Aloude Rust verstoort. Zij wijten alle sociale desintegratie van hun moderne zonen en dochters - zoals die in de slums van de industriecentra blijkt uit toenemende vermaterialisering, gewelddadigheid, misdadigheid, prostitutie en alcoholisme en wat er verder nog aan slechts te bedenken is, aan het losraken van de stam, het verdwijnen van het ouderlijk gezag. Niet helemaal ten onrechte natuurlijk. Helaas koesteren zij de illusie dat één toverformule, luidende 'terug naar de vertrouwde, veilige stam, clan en familie', dit alles in een oogwenk kan oplossen. Net als de regering kunnen zij niet of willen zij niet inzien dat er voor deze sociaal gedesintegreerden GEEN WEG TERUG bestaat, dat bij een nieuw soort leven (stad, industrie, baan, geld) een nieuw soort integratie hoort; dat het stam- en familieverband in hun oude vorm nooit een oplossing kan zijn. De 'stamconservatieven' willen dit niet zien. Waarschijnlijk applaudisseren zij luid bij de steeds maar terugkerende regeringsleuzen die zeggen dat de Bantoe 'moet terug keer naar die stam' en dat 'hy niet sy eie kultuur en sy identiteit mag verlies nie' omdat hij alleen zo een harmonisch en gelukkig mens kan worden.

Na het 'zwart is onzichtbaar'-gevoel ben ik - merk ik - hiermee gekomen aan een tweede punt dat mij Zuid-Afrika zo geschokt heeft doen verlaten. Overal elders in Afrika - en trouwens in alle ontwikkelingslanden waar de agrarische en industriële revolutie nu pas werkelijkheid gaat worden - zie je hoe zich moeizaam het pijnlijke, maar onvermijdelijke proces voltrekt, waarbij het stamverband moet plaatsmaken voor een nieuw groter sociaal verband. Overal elders zie je hoe de identificatie met de stam via partij-ideologietjes, nationalisme, Négritude, Pan Africanism, African Socialism- en Self Reliance-theorieën langzaam tot een nieuwe en ruimere identificatie uitgroeit. In Zuid-Afrika daarentegen richt zich alle energie die de Witte Bazen maar kunnen ontplooien - en dat is nogal wat - zich op het stoppen en terugzetten van deze sociale ontwikkeling. Sociale ontwikkeling is per definitie onstuitbaar, maar je hoeft slechts aan landen als Spanje en Portugal te denken om te zien hoe tragisch zo'n ontwikkeling van bovenaf vertraagd kan worden.

Ter illustratie. De eigen gebieden voor Bantoes, de Bantoestans, zijn stamsgewijs gepland. Dat ligt natuurlijk voor de hand, aangezien die gebieden beperkt zijn tot die waar de witte beschaving na drie eeuwen gestadig opdringen nog niet is doorgedrongen. Bovendien blijken er ook plannen te bestaan om de gedetribaliseerde Zwarten die in de 'Witte Gebieden' leven aan hun respectieve Bantoestans te binden. Het Afrikaanstalige regeringsblad Die Transvaler meldt op 30-1-1969: 'Die regering is voornemens om aan elke Bantoe in Suid Afrika burgerskap van sy of haar tuisland (is Bantoestan, HK) te gee. Elke Bantoe sal 'n burgerskap- sertifikaat kan kry wat groot voordele vir hom sal inhou... Nege verskillende burgerskappe sal toegeken wor -aan die Kosas van die Transkei, die Kosas van die Ciskei, die Tswanas, die Noord- Sotho, die Suid-Sotho, die Vendas, die Zoeloes, die Sjangaans en die Swazi's... Vir internasionale doeleindes, bv. paspoorte, sal hulle soos Suid Afrikaanse burgers behandeld word.'

Aan een toeristentocht met de bus naar Soweto, Engelse afkorting voor South West Africain Township, (de 500.000 zwarte inwoners tellende lokasie bij Johannesburg) ging een half uurtje indoctrinatie in het Bantoe-Zakengebouw vooraf. Aan de muur hing een grote kaart van Soweto waarop allerlei verschillend gekleurde buurten aangegeven waren. Een vriendelijke, doorgewinterde witte dame vertelde dat de verschillende kleuren verschillende stammen aangaven. De vraag waarom werd beantwoord met: ' Als je ze door mekaar laat wonen wordt het alleen maar vechten en moorden en daarom willen ze het zelf niet.' Ook de zwarte schijngemeenteraad van Soweto is volgens tribale richtlijnen samengesteld. We bezochten natuurlijk de Soweto-raadzaal, een prachtige zaal in een prachtig gebouw, en de vraag werd gesteld of men ook stamsgewijs in de banken zat. De vriendelijke doorgewinterde dame antwoordde dat dit wel de bedoeling was geweest, maar dat de leden zelf het geweigerd hadden en door mekaar waren gaan zitten. Later ontmoette ik een zwart gemeenteraadslid bij onze eerder genoemde witte vrienden in Johannesburg en hij bevestigde dit.

In Peter's Motel in Beit Bridge (net over de grens in Rhodesië) ontmoetten wij een Rhodesische douanebeambte. Hij was absoluut vrij van vooroordelen ten opzichte van Zwarten, zei hij, want voor een échte Zwarte - hij definieerde deze als één die nog helemaal in de stamtraditie opging, 'a real tribal man' - dáár had hij alle mogelijke respect voor, ontzag en bewondering. Daar kon hij als een gelijke mee praten. Wie echter zijn ergernis zo opwekten dat waren de Zwarten die meenden zich aan de stamtraditie te moeten onttrekken, hun eigen, nota bene hun eigen, vaders en grootvaders niet meer respecteerden, die in prachtige pakken, witte overhemden met dure dassen rondliepen en - snotapen die ze waren - whisky drinkend almaar mislukkende pogingen deden om de witte cultuur te imiteren. Dat kon toch niet. Dat waren de gevaarlijken. Die wisten hun plaats niet meer.

De mentaliteit die hieruit spreekt is typisch voor de Apartheids- idealisten. Ik versta daaronder die Zuid-Afrikanen die in Apart- heidsbeleid niet primair het terugdringen der zwarte honden zien, maar er oprecht in geloven als de enige redding voor de ontwrichte zwarte ziel. Ze hebben niks tegen Zwarten, zolang ze maar in hun eigen taal brabbelen, in eigen klederdracht rondlopen en eigen dansjes uitvoeren. Prachtkerels zijn het. Trots op hun stam. Trots op hun cultuur. Daar kunnen de Witten nog eens een voorbeeld aan nemen. Het is de eerste fase van het detribaliseringsproces, de sociale en psychologische ontreddering die hier schokt, waar ze oprecht mee begaan zijn en waar zij - terecht - van menen dat er iets aan gedaan moet worden. Het is jammer dat zij in Zuid-Afrika geen weet en besef hebben van het verloop der industriële revolutie in Europa. Misschien dat hun energie dan gericht zou zijn op het zoeken van de enig mogelijke reële oplossing, namelijk die van het integreren van de zwarte arbeider in de Zuid-Afrikaanse samenleving. Dat de huidige regering op het moment niet weinig geld aan zogenaamde Bantoeontwikkeling uitgeeft is hun werk. Het is diep tragisch dat zij niet inzien dat een patiënt met longontsteking niets heeft aan een prachtig ziekenhuis, donzen matras, fluwelen zweetafveegdoek, zilveren thermometer, aardbeien met slagroom, zolang hem een bijna geen cent kostende penicilline-injectie onthouden wordt.

Nog een andere Zuid-Afrikaanse beklemming moet mij van het hart. ' Apartheid is noodzakelijk. Niet omdat zwart minder is, maar omdat ze anders zijn,' luidt een steeds weer terugkerende leuze. Men hoeft niet lang in Zuid-Afrika rond te lopen om te zien dat dit niet oprecht bedoeld kan zijn. Trouwens ik moet zeggen, het moet verdomd interessant zijn om met een 'gelijke', die een beetje 'anders' is op een bankje in een park te praten of onder het genot van een kopje koffie eens flink over de verschillen te bomen. Daaraan blijkt echter géén behoefte te bestaan. Het zwarte ras mag dan 'alhoewel anders' toch gelijk zijn aan het witte, de inferieur is niet gelijk aan de superieur, de arbeider is er niet gelijk aan zijn werkgever, de zwarte fabrieksarbeider met zijn gemiddeld maandloon van f 232,65 is er niet gelijk aan de witte fabrieksarbeider met een gemiddeld maandloon van f 1224,05 (getallen uit een publikatie van het South African Institute of Race Relations, P.O. Box 97, Johannesburg). In deze gevallen zijn ze niet zozeer anders als wel ongelijk. Men hoeft waarlijk geen gediplomeerd waarnemer te zijn om te kunnen zien dat de 'vir blankes' bordjes de ingangen naar de plaatsen aanduiden voor de mensen met de centen, met de keurige pakken, met de van alles voorziene kinderen, terwijl het 'vir nie blankes' de weg wijst aan het smoezelige volkje zonder centen, met de kinderen op blote voeten.

Maar er is nog meer. Zou men als witte in staat zijn Zuid-Afrika zonder morele frustratie omtrent de aanpak van het zwarte probleem - en voor een witte die van niks weet of weten wil is dat niet zo moeilijk, zoals ik schreef, want het zwarte probleem bestaat niet -te bezoeken, dan zou men alras tot de conclusie komen dat het een machtig land is om in te leven. Afgezien van het geld dat een jongen 'die van aanpakken weet' er kan verdienen, vooral vanwege de vele prettigheden die het dagelijks leven er je ongemerkt verschaft. Het openbare 'vir blankes'-vervoer is een vervoer om je in vervoering te brengen. Nooit heb ik op de haltes bussen hoeven overslaan. Altijd vond ik zonder moeite een zitplaats met meestal nog een ruime plek ernaast om mijn tas op te zetten. Met mijn benen uitgestrekt werd ik vervoerd langs bushaltes waar lange rijen zwarten stonden te wachten in de waan verkerend zich een plaats in de overvolle 'vir nie blankes'-bussen te kunnen verwerven. Achteraf vraag ik mij af of er in de bussen in Johannesburg bordjes hingen in de trant van 'Ziet u iemand staan voor wie dat bezwaarlijk is'. Ik kan ze mij niet herinneren, maar dat kan net zo goed een gevolg zijn van de dromerigheid die dit luxe-vervoer in mij wakker riep.

Als ik moe was van het lopen in de stad. Geen nood! Gauw een pleintje gezocht en me neergevlijd op het beste bankje. Nooit heb ik een bankje verder moeten lopen omdat mensen er hun brood zaten te vermorsen. Nooit heb ik verder hoeven zoeken omdat het geen blank bankje was. Wel zou het ontzettend vervelend geweest zijn als ik in het hart van Johannesburg te midden van de grote commerciële gebouwen ten tijde van het lunchuurtje ineens de vreemde behoefte had gevoeld om uit te rusten tegen een muur of op een stoeprand, want die plekken waren veelal bezet door onzichtbare zwarten.

In Zuid-Afrika heerst ruimte en rust. Geen gedrang en ellebogenwerk zodra je buitenshuis komt, niet het voortdurende gevoel op je qui-vive te moeten zijn omdat je als je er niet snel bij bent geen plaatsen meer op het strand krijgt, geen kaartjes meer voor het zwembad. Die ruimte in de provincie (Zuid-Afrika telt dertien inwoners per vierkante kilometer) is niet zo verwonderlijk. Maar voor een één miljoen-stad als Johannesburg is het natuurlijk een speciale luxe. Amsterdam, ook een één miljoen-stad, zou eigenlijk net zo ruim en fijn kunnen zijn. Bijvoorbeeld als men op grond van het inkomen of de grootte van de voeten of de kleur van de ogen de helft van het aantal Amsterdammers (Johannesburg telt een zwarte bevolking van een half miljoen) het verblijf op openbare plaatsen, in cafés en koffiehuizen zou verbieden. In één klap kun je weer heerlijk vrij rennen door het Vondelpark, het Amsterdamse Bos zonder honderd honden kwispelend achter je aan te krijgen. In Artis kun je met je dochter dieren gaan bekijken in plaats van mensenruggen. In de musea kun je de ware kunst weer eens echt diep en rustig op je laten inwerken. In trams word je niet volgens willekeur van de bestuurder naar achteren of naar voren gezwiept, maar kun je rustig zittend het stadsbeeld aan je voorbij laten gaan zonder voortdurend rond te moeten kijken of zich ook iemand de tram heeft ingewerkt voor wie dat eigenlijk bezwaarlijk was. Ja, je moet die mensen met het verkeerde inkomen wel eigen openbare plaatsen geven, maar daarvoor koop je een grote wei in de polder tien kilometer buiten de stad, waar ze heerlijk kunnen dollen en zichzelf zijn. Openbaar kunst- en dierbezit is niet verplaatsbaar, terwijl die mensen er toch recht op hebben, dus je maakt het voor hen toegankelijk tussen twaalf en twee 's nachts. Het zou in Amsterdam allemaal een beetje ondemocraties aankomen, maar fijn zou het wel zijn, tenminste als je het juiste inkomen, de juiste voeten of de juiste ogen hebt.

Er is nog een ding waar ik wat nader op wil ingaan, omdat het iets is wat me door deze reis plotseling veel duidelijker is geworden. Eén van mijn motieven om te gaan was om zo veel mogelijk te weten te komen van de dragers van de Apartheid, namelijk de - ons stamverwante, maar helaas gedetribaliseerde Afrikaners. Veel te vaak wordt het in de Westerse antiapartheidspers voorgesteld alsof de huidige situatie een direct gevolg is van de zakkerigheid der Witten, of meer speciaal de Afrikaners. Maar die Afrikaners zijn natuurlijk geen grotere zakken dan de Witte Westerlingen, al proberen deze laatsten dat te suggereren. Net zoals ze nog steeds bezig zijn het nazisme en antisemitisme uitsluitend de Duitsers in de schoenen te schuiven. Die Afrikaners - dat staat vast, maar ik spreek uit ervaring - zijn natuurlijk net zulke aardige, welwillende, behulpzame, tot lachen bereide mensen als bij voorbeeld de Zwarten in Oeganda. Mijn vraag is: hoe komen deze mensen aan zo'n kortzichtige en irreële politiek als Apartheid?

Er zijn vele verklaringen. Reizend door Zuid-Afrika kon ik me toch niet onttrekken aan de indruk dat dit land toch wel heel ver van het Centrum van de wereld ligt. Vooral uit de Boerengebieden (Transvaal, Oranje Vrijstaat) en uit de Afrikaanstalige (regerings) dagbladen wasemt je een walm van oubolligheid en provincialisme tegemoet. Ingezonden brievenkolommen bijvoorbeeld worden er nog rijkelijk ingevuld met protesten tegen het slapen in de kerk. Zuid-Afrika is provincie. Van de sociale en politieke ontwikkelingen in de rest van de wereld hebben zij geen weet. (Zuid-Afrika is één van de weinige landen zonder televisie.) Zó zij er weet van hebben, hebben zij er geen begrip voor en doen het af met: 'Hulle doen maar, wat hulle niet laat kun nie.' En als er iets is wat hen raakt of hun bestaan aantast dan worden ze kwaad. Men windt zich op over de kritiek uit het Witte Westen zonder dat iemand zich ooit afvraagt waarom die kritiek daarvandaan komt.

Verbluffend beperkt, eenzijdig en simplistisch is -vooral in de Boerenpers -de informatie over Europa en de Verenigde Staten. Rondweg verdraaid - om sterkere termen te vermijden - is de informatie over de rest van het Zwarte Continent. Afrika ziet er voor de Zuid-Afrikaan uit als één grote kluwen van incompetente kannibalistische met schurft en vliegen bedekte zwarte onmensen. De mensen op de kampeerterreinen waar we stonden vielen bijna flauw als we vertelden dat we uit Oeganda kwamen en het er prettig hadden.

Iets wat ik me pas tijdens het reizen in volle omvang ben gaan realiseren is de geweldige invloed die de Boerenoorlogen van zeventig jaar geleden op de huidige ontwikkeling gehad hebben. Van een diep ingekankerde Engelse haat bij de Afrikaners tref je ook hedentendage nog de sporen. Meteen de eerste dag al was het raak. De douanebeambte leest nauwkeurig het mij vanuit de Zuid-Afrikaanse ambassade in Den Haag verstrekte visum door. Ineens verstrakt zijn blik zich en hij geeft kwaad een klap op het papier. Ik schrik me dood. Heeft de Ambassadeur met melk tussen de regels door geschreven: 'Grijp dit individu direct in zijn kladden. Hypergevaarlijk!'? Had ik mijn visum toch maar even boven het vuur gehouden om te controleren. De beambte wijst nu echter op het visum het woordje 'The Hague' aan, dat onder Den Haag staat afgedrukt. Hij zegt: 'Dat flikken die Engelsen hem nu altijd! Namen behoren geschreven te worden in de taal waar ze van zijn.' Ik ben het gloeiend met hem eens.

Maar de Boerenoorlogen hebben desastreuzer gevolgen gehad dan alleen deze anti-Engelse gevoelens. Met name hebben zij bij de Afrikaners zo'n sterk nationalisme opgeroepen dat ze van een reeds behoorlijk geïsoleerde gemeenschap ook nog eens een gesloten, in zichzelf ronddraaiende groep mensen heeft gemaakt die de buitenwereld in eerste instantie wantrouwen. Zij zijn een stelletje wereldvreemden in een vreemde wereld, hebben hun mond en dag- en weekbladen vol van het 'eie volk' dat zij samen vormen, de 'eie kultuur' die ze hebben en te pas en te onpas hoor of lees je dat een Afrikaner 'trots moet wees een eie volk met eie kultuur' te zijn. En als die 'eie kultuur' nou nog maar enige ruimte en openheid te bieden had. Maar iedereen kan op zijn vingers natellen dat een 'volk' met drie eeuwen van statische agrarische samenleving achter de rug die uiteindelijk culmineerden in een reeks heroïek gevoerde oorlogen tegen een onrechtvaardig ingrijpende overmacht niet veel geschiedenis heeft om er de toekomst mee in te gaan. We hebben de diverse musea en monumenten waarmee de Boeren deze oorlogen verheerlijkt hebben bezocht. Met alle respect voor het 'eie volk' dat de Afrikaners van zichzelf gemaakt hebben, veel meer dan 'boerenhuifkarren' en de mogelijkheid voor jonge Afrikaners zich met een soort 'jongensheldenmentaliteit' te identificeren heeft die 'eie kultuur' toch niet te bieden. En dat is gezien de omstandigheden niet verwonderlijk. Evenmin is het verwonderlijk dat Afrikaners die voor zichzelf al niet kunnen inzien dat hun isolatie, en op het 'eiene' gericht zijn, een doodlopende weg naar de toekomst is, helemaal nooit zullen kúnnen - vooropgesteld dat ze het zouden willen - begrijpen dat ze de Zwarten met hun 'eie stam' een doodlopende weg naar het heden dwingen te nemen. Het is helaas even jammer als het waar is. Jammer omdat het loslaten van het 'eiene' en het zich opensteIlen van het 'algemene' en 'internasionale' de eerste en enige stap zou zijn naar de enige oplossing, namelijk die van de simpele integratie van de Zwarten in de samenleving die zij als goedkope werkmieren evenzeer (hebben) helpen bouwen en waar zij evenveel recht op hebben als de Witten.

Vreemde Eend
titlepage.xhtml
VreemdeEend_split_000.htm
VreemdeEend_split_001.htm
VreemdeEend_split_002.htm
VreemdeEend_split_003.htm
VreemdeEend_split_004.htm
VreemdeEend_split_005.htm
VreemdeEend_split_006.htm
VreemdeEend_split_007.htm
VreemdeEend_split_008.htm
VreemdeEend_split_009.htm
VreemdeEend_split_010.htm
VreemdeEend_split_011.htm
VreemdeEend_split_012.htm
VreemdeEend_split_013.htm
VreemdeEend_split_014.htm
VreemdeEend_split_015.htm
VreemdeEend_split_016.htm
VreemdeEend_split_017.htm
VreemdeEend_split_018.htm
VreemdeEend_split_019.htm
VreemdeEend_split_020.htm
VreemdeEend_split_021.htm
VreemdeEend_split_022.htm
VreemdeEend_split_023.htm
VreemdeEend_split_024.htm
VreemdeEend_split_025.htm
VreemdeEend_split_026.htm
VreemdeEend_split_027.htm
VreemdeEend_split_028.htm
VreemdeEend_split_029.htm
VreemdeEend_split_030.htm
VreemdeEend_split_031.htm
VreemdeEend_split_032.htm
VreemdeEend_split_033.htm
VreemdeEend_split_034.htm
VreemdeEend_split_035.htm
VreemdeEend_split_036.htm
VreemdeEend_split_037.htm
VreemdeEend_split_038.htm
VreemdeEend_split_039.htm
VreemdeEend_split_040.htm
VreemdeEend_split_041.htm
VreemdeEend_split_042.htm
VreemdeEend_split_043.htm
VreemdeEend_split_044.htm
VreemdeEend_split_045.htm
VreemdeEend_split_046.htm
VreemdeEend_split_047.htm
VreemdeEend_split_048.htm
VreemdeEend_split_049.htm
VreemdeEend_split_050.htm
VreemdeEend_split_051.htm
VreemdeEend_split_052.htm
VreemdeEend_split_053.htm
VreemdeEend_split_054.htm
VreemdeEend_split_055.htm
VreemdeEend_split_056.htm
VreemdeEend_split_057.htm
VreemdeEend_split_058.htm
VreemdeEend_split_059.htm
VreemdeEend_split_060.htm
VreemdeEend_split_061.htm
VreemdeEend_split_062.htm
VreemdeEend_split_063.htm
VreemdeEend_split_064.htm
VreemdeEend_split_065.htm
VreemdeEend_split_066.htm