Amerikaantje
In het zwembad is alleen een jongetje van een jaar of tien dat er nogal Indisch uitziet. Hij verveelt zich dood en ik ben zijn enige mogelijkheid tot pret. Ik daarentegen ben in een stemming dat hij voor mij het enige gevaar vormt, dat mijn pret kan vergallen.
Zoals ik vreesde komt hij zodra ik in het water lig op me af. Hij zegt in onvervalst Amerikaans: 'Jij denkt zeker dat ik Indiër ben?'
'Ja.'
'Hahahal Ik ben in Perzië geboren, maar ik bén Amerikaan.'
'Ik geloof er geen mieter van,'
zeg ik nors.Hij raakt haast in paniek: 'Nee! Nee!' schreeuwt hij, 'heus ik ben geen Indiër. Dat denken ze allemaal, maar - heus! heus! – ik ben Amerikaan.'
'Is er dan iets verkeerds aan om een Indiër te wezen?'
'Ja, natuurlijk!'
'Watte dan?'
vraag ik, in de hoop de subtiele mening te horen van zijn vader, die gezien zijn omzwervingen wel eens tot de Amerikaanse Ambassade zou kunnen horen.Het jongetje heeft zich echter een eigen mening omtrent Indiërs gevormd.
'Ze kunnen niet zwemmen.'
En dat is - heb ik zelf kunnen constateren - maar al te vaak waar.