Miss Nandoedoe
Een maand geleden introduceerde Mary , onze house-girl, ineens Nandoedoe bij ons. Het is een jongere zuster-clangenoot van haar, die graag als hulp van de hulp bij ons zou willen werken om zich door Mary het vak van house-girl te laten leren. Het is zo ongeveer het enige vak in Oeganda waarmee een ongeschoolde deerne als Nandoedoe, die wat hogerop wil, op respectabele wijze aan de benauwenis van dorp- en stamgemeenschap kan ontsnappen, dus 'nee' konden en wilden we niet zeggen.
Mary heeft een nogal stroef karakter. Ze luistert meer dan dat ze praat. Emoties zijn er om te voelen, niet om ze te laten zien. Met Marianne communiceert ze nu na tweeëneenhalf jaar vrij open en onbevangen, voor mij is ze nog steeds bang. Het 'spreken is zilver, maar zwijgen is goud' verschijnt althans bij mijn binnenkomst levensgroot op de rimpellijnen van haar voorhoofd.
Nandoedoe blijkt echter van heel ander hout gesneden. Zit vol gebabbel, flapt er alles uit. Een en al vrolijkheid. Zonnetje in huis. Ze slaagt er zelfs in korte tijd in Mary ervan te overtuigen dat, als ik in diep gepeins op een stoel of voor een stuk papier zit, ik ook inderdaad in diep gepeins ben en niet plan hoe ik de dichtstbijzijnde Afrikaanse zal verkrachten, ontslaan of in d'r hemd zetten of in stukjes gesneden in de ijskast zal leggen.
Daar zitten we vandaag zowaar met z'n drieën buiten in het gras te keuvelen. Nandoedoe praat honderduit tegen me alsof er tussen wit en zwart, rijk en arm, baas en slavin geen verschillen zijn en ik over een gewone menselijke inborst plus ziel beschik. Nandoedoe zegt: 'Ik bang voor witten? Niks hoor. Als ik er één tegenkom dan zeg ik gewoon: "Jambo mzoengoe" (Dag witte). En dan doet ie niks. Hij zegt gewoon: "Jambo Nandoedoe." Dat is alles.'
Mary is het er niet helemaal mee eens. Ze zegt: 'Ach Nandoedoe, nou overdrijf je toch wel een beetje.' En Nandoedoe moet toegeven dat ik tot nu toe de enige witte geweest ben, die gewoon 'Jambo Nandoedoe' tegen haar gezegd heeft. Maar dat komt alleen maar omdat ze buiten mij nog nauwelijks een witte ontmoet heeft. Als dat zou gebeuren dan is ze ervan overtuigd dat het allemaal best mee zal vallen en dat ook die andere witten gewoon 'dag' zullen zeggen. Mary moet er erg om lachen. Ze noemt nu als voorbeeld onze twee meter lange Hollandse vriend Den Dolder, die in Moebende werkt en ons vrij regelmatig komt opzoeken. Is Nandoedoe dan niet bang voor hem? Nandoedoe moet inderdaad toegeven: 'Kama bwana ya Moebende akisema: "Nandoedoe koeja hapa tafadali", mimi nangopa sana. (Als die meneer van Moebende zegt: "Wil je even hier komen Nandoedoe?" dan sidder ik van angst.)
Nandoedoe ziet er uit als een achttienjarige flink uit de kluiten gewassen hinde. Toen we haar laatst echter vroegen hoe oud ze eigenlijk was, antwoordde ze: 'Veertien jaar.' 'Véértien!' riepen wij verbaasd, 'maar kind je bent minstens áchttien.' 'Achttien!' riep ze, 'maar hoe kan dat nou? Mimi bado nazaa' (Ik heb nog geen kinderen voortgebracht). Het was een argument waar we nog niet bij stilgestaan hadden.