Heimwee naar Oeganda
Gisteravond hebben we onze laatste Nederlandse kennissen in Kampala op het vliegtuig gezet. Het idee, dat ze weggingen en we hier verder zonder taalvrienden zullen zitten, stemde ons een beetje weemoedig. Opvallender was dat Marianne noch ik enige weemoed voelden naar Nederland toen we het vliegtuig rechtstreeks zagen vertrekken. Ik zou het ontzettend vinden als ik om een of andere reden zou terug moeten nu. Ik ben hier nog lang niet uitgekeken en begin zelfs tot het besef te komen dat ik überhaupt nog met kijken beginnen moet. En dan, je woont en werkt niet een jaar lang op een plek zonder kleerscheuren te krijgen, emotionele dan. Als ik aan teruggaan denk, dan zie ik mij in Amsterdam lopen, somber als in sommige studentenjaren en met een weemoed die ik niet zal kunnen wegdrinken en die ook niet weg te tikken zal zijn tegen de hekjes die sommige grachtenhuizen - hoop ik - nog hebben. Vooral vanwege mijn bemoeienissen met het voetballen heb ik wat contact met de bevolking hier en het wat lagere personeel. Veel meer dan vriendelijk groeten en lachen van de vrouwen en mannen die bij je komen met hun gonorroe levert het niet op, maar kennelijk is het genoeg om je het gevoel te geven dat je iets zult missen als je weggaat. Ik voel me hier volkomen thuis en op mijn gemak bij elke stap die ik neem en elk paadje dat ik op ga. En als ik dan bedenk dat ik het in Nederland zonder dit gekkenhuis moet gaan stellen, waar de patiënten me 'Hé Europeaan' 'Hoi Jimmy Reeves' toeroepen, dan gaat het helemaal bij me draaien. En welke patiënt in Holland zal plotseling zijn tinnen drinkbekertje omdraaien en een staaltje drummen en neuriezang weggeven waar je een uur lang ademloos naar staat te luisteren en dat je doet verzuchten: 'Maar grote witte man wat verwacht je van dit leven nog meer?'
Geen heimwee naar Holland, nu al heimwee naar Afrika?
'Ik voel me op mijn gemak bij elke stap die ik hier doe.' Toch, ondanks die stappen, heb en krijg ik niet het gevoel er hier bij te horen. Ik ben en blijf een buitenstaander. Niet alleen dat 'men' als een buitenstaander tegen mij aankijkt, ik vóel me buitenstaander. Ik merk het bijvoorbeeld als ik over politiek wil schrijven. Ik kan er niet over schrijven want ik ben er niet bij betrokken. Het raakt me niet. Ik hoor er niet bij. Ik ben er niet in geïnvolveerd. Ik slaag er niet in me met een bepaalde politiek te identificeren. Als ik zou móéten zou ik wel stemmen voor of meedenken met de lijn van de huidige regeringspolitiek, maar echt warm lopen ervoor kan ik niet. Ik ben een buitenstaander die over een paar jaar weer vertrekt. Mijn meningen zijn superobjectief en daarom steriel. Het zijn geen meningen, het zijn constateringen met een 'aan de ene kant' en een 'aan de andere kant'. Ik zou aan de ene kant graag willen dat Oeganda meer de sociale politiek van Tanzania gaat volgen, maar zie aan de andere kant dat het in Oeganda met zijn diepere stamtegenstellingen niet zo eenvoudig ligt. Ik zie aan de ene kant veel goeds in de huidige centralistische regering Obote, maar ben aan de andere kant begaan met de frustraties die de separatistische Baganda ondergaan. Ik zou aan de ene kant graag willen dat de maatregelen wat democratischer genomen zouden worden, maar besef aan de andere kant dat democratie in landen waar 95 pct van de kiezersmassa onmondig is een onhaalbare kaart is. Ik heb er geen idee van hoe de werkelijke machtsverhoudingen liggen en wat wél haalbaar is. Als Obote vandaag naar mij toe zou komen en zeggen 'Beste Wale, ik zie het niet meer, zou je het van me over willen nemen?' dan zou ik hem een borrel of een sigaretje of een antidepressivum aanbieden. Met een 'even nadenken beste Milton,' zou ik wegsluipen naar de telefoon om twee plaatsen te bespreken voor het eerstvolgende vliegtuig zonder tussenlandingen naar Europa. Ik zou niet weten wat te doen noch zelfs maar enigszins een grote lijn kunnen bepalen. Ja, meer inkomen voor iedereen, meer industrie, snellere agrarische revolutie, acute sociale ontwikkeling, dát zou ik willen, maar hoe het te bereiken? In Nederland zou ik het wel weten: de hele establishment in plusfours en alle agenten in bloemetjesjurken. Dát om te beginnen en verder zou ik het ook nog wel weten.
Typerend is dat ik er hier bijvoorbeeld nog nooit aan gedacht heb een stukje te schrijven voor een krant of op bepaalde uitspraken te reageren alhoewel er toch voortdurend snaren in mij geraakt worden die 'ping' zeggen of 'tsjonge' of 'nounou' of 'maar die zaak ligt toch heel eenvoudig' of 'jiezus kraist wat een bloedige onzin'. Het blijft echter in zekere zin iets anders als een Nederlan- der iets doms over 'de vrouw' of 'de geboortebeperking' of 'de democratie' of 'de kinderopvoeding' beweert dan wanneer een Oegandees Member of Parliament dat doet. Het is een soort racisme, zo van 'Dat Member weet ook nog niet zo goed wat ie zegt en ik hoef hem niet serieus te nemen.' Het komt echter gewoon omdat ik me door die Nederlander persoonlijk beledigd én bedreigd voel, terwijl het Member - alhoewel even dom, oudbakken, conservatief en autoritair - me als buitenstaander niet kan raken.
Het is een vreemd en op den duur onbevredigend gevoel er zo naast te leven. Een garantie, dat - hoewel ik het heimwee naar Oeganda al voorvoel - we hier niet tot sint-juttemis zullen willen blijven.