Dronken
Het is de laatste bus op zaterdagavond van Kampala naar ons huis, acht mijl buiten de stad. Halverwege stapt een al wat oudere man in, zo liederlijk dronken als een man van zijn leeftijd zonder meteen te overlijden maar kan zijn. Hij zit vol met mummelende praatjes en stommelt overal tegenaan naar een plaats, waar hij zich zonder de spieren nog te gebruiken in laat ploffen. Hij heeft de ogen toegeknepen, maar al mummelend opent hij ze weer en ziet ineens... een witte, een WITTE, en EUROPEAAN, het vormelijke smoel van een de dronkenschap minachtende BRIT.
De aanblik is kennelijk te veel voor hem. Hij rijst weer op van zijn bank. De bus zet zich in beweging, maar, dronken als hij is, vangt hij de schok op en blijft overeind. Zijn mond valt open en zijn ogen schuiven op een goed geolied stokje naar buiten. Langzaam, zeer langzaam komen zijn gedachten weer op gang. Even probeert hij de witte schim nog van zijn netvlies af te vegen. Waarschijnlijk ziet hij vele schimmen, maar deze schim is echt. Hij besluit voorlopig kalm te blijven en de toestand met rustig nadenken te schatten: Het is zaterdagavond, het einde van de maand. Hij heeft zijn centen met eerlijk werk verdiend. Hij heeft al zijn bier en waragi (bananenjenever) met zijn eigen centen betaald. Oeganda is sinds vijf jaar onafhankelijk. Hij is een vrij burger in een vrij land! Hij zit in zijn eigen Afrikaanse bus en er is niks verkeerds met hem, hij is alleen maar zeer beschonken. Er is niemand die hem iets kan maken. Deze blanke Brit is wel de láátste die hem iets kan maken. Er verschijnt een brede grijns op zijn gezicht die alsmaar gelukzaliger wordt. Als een gummidummi ploft hij weer op zijn plaats, waar hij steeds luidruchtiger voortgaat met zijn gemummelde praatjes. Hij heeft besloten mij de rest van zijn reis te negéren. Het is zijn goed recht. Ik ben blij, dat hij er gebruik van maakt.