Mister Dik Trom
Belevenisje: De afstand van ons huis naar de stad bedraagt ongeveer twee kilometer. Marianne doet dagelijks inkopen en loopt dan niet over de geasfalteerde rijweg, maar over een graspaadje dat langs het eerder genoemde eucalyptusbos achter ons huis leidt. Dit, omdat het paadje een paadje is en er nu eenmaal niets boven een paadje gaat, maar ook omdat je op de rijweg als Europese geen ogenblik kunt lopen zonder een lift aangeboden te krijgen meestal van andere Europeanen. Soms uit vriendelijkheid, soms omdat ze het vreselijk vinden een ras- en standgenoot tot het voetvolk gedegradeerd te zien.
Vanmorgen was ze alweer aan de terugweg bezig. In haar netje: groente, vruchten en bovenop een portemonnaie. Vlak voor een tweesprong, links naar de villawijk, rechts naar de achter het bos weggewerkte lemen hutten, voelt ze iets vreemds. Ze loopt niettemin gewoon door, maar kijkt al stappend in haar netje. Geen portemonnaie, denkt ze. Dan ineens: geen portemonnaie!!! Op het paadje naar rechts beweegt een kerel – zwartgekleurde nek, kort krullend haar, een hemd met een scheur van boven tot beneden, blote voeten, waarschijnlijk dus een Afrikaan, maar het kán natuurlijk best een vermomde Europeaan geweest zijn - zich in normale wandelpas voort. Ze is even gepuzzeld, maar dan rent ze achter hem aan en piept wanhopig: 'Hold him! He has stolen my money!' De Afrikaan - maar we weten ondertussen beter – zet het op een lopen. Twee andere kerels - zwarte huidskleur, kort krullend haar, hemden met scheuren van boven tot beneden, blote voeten, kortom zeer duidelijk géén vermomde Europeanen - vangen van veraf haar strijdkreetje op en rennen de rennende man achterna. Ze verdwijnen alle drie het bos in. Na een tijdje komen de twee Afrikanen er weer uit en vertellen hijgend dat de ander hen te snel af was. Pech. Het is verdomd zuur te bedenken, dat die veertig shilling, die anders aan kostelijk bier waren opgegaan, nu waarschijnlijk aan schoenen, een nieuw hemd, een fiets of misschien wel aan schoolgeld zullen worden weggesmeten.
Dit is dan dé gelegenheid om ook even dat andere mooie roversverhaal van de Nederlandse N. in te voegen. Haar werd, terwijl ze haar auto instapte, door een kort tevoren nog dromerig in de verte starende jongen het tasje uit de handen gerukt. Ook deze jongen, met overigens al te evidente Afrikaanse trekken, weet aan zijn achtervolgers te ontsnappen. Pech. Weer honderd shilling, die aan de voor de economie zo belangrijke dranksector onttrokken worden en niemand die weet wat er nu mee zal gebeuren. Wat wil echter het toeval? Of zou het de Voorzienigheid zijn of misschien wel de Hand van (Witte) God? N. ziet de dromende rover de volgende dag wéér ergens staan dromen. Ze waarschuwt de politie en er komt een rechtszaak van. De rover blijkt een schooljongen zonder enig crimineel verleden. Dat doet de rechter enigszins twijfelen aan het herkenningsvermogen van N. Herkennen in een ander ras is nu eenmaal moeilijk; ik word ook nog dagelijks voor een ander aangezien en krijg vele enthousiaste groeten te verwerken, waarvan ik me na enthousiaste beantwoording afvraag of ze wel op de prettige ervaring van een voorafgaande ontmoeting berusten. N. is echter zeker van haar zaak maar de rechter wordt kritischer en kritischer. Laatste vraag, en dan wég met de zaak: 'Draagt hij (de jongen) nu (enkele maanden later) dezelfde kleren als tijdens de diefstal?' 'Precies dezelfde,' luidt het antwoord van N. 'No, no!' roept de beklaagde echter van zijn bank. 'No! Now you see that she is telling lies!' Hij vervolgt: 'The day I stole her bag, she wore quite another dress.' En dat was inderdaad geen leugen.
Al met al een Afrikaans Dik-Trom-verhaaltje, ware het niet dat onze rover zes maanden lang heeft mogen nadenken over het feit, dat in het Engels 'he' en 'she' duidelijk onderscheiden worden, terwijl er in vele Afrikaanse talen maar één derde persoon enkelvoud is.
Toen Marianne thuiskwam, vertelde ze haar beroving aan één van de schooljongens die in ons tuinhokje wonen. Schooljongen (19):
‘Ah, you see madam, some of these Africans, you really can't trust them.'
M.: 'Some of these Europeans, you can't trust them either.'
De jongen kijkt haar geruime tijd geschokt en stomverbaasd aan.
'But.
..' stamelt hij tenslotte. 'But... Are there thiéves in your country? And ro... ro... robberies?'M., in één ochtend wereldwijs geworden: 'Well, you'll find them
in any society, isn't it?'
S.: 'But... But in yóur country people are éducated...'
M.: 'Yes, generally they have an education, but education doesn't make bad people good.'
S.: 'But do you have póór people, like those over there?' En hij
wijst in de richting van het bos, waarin de portemonnaie verdwenen is.
M.: 'Maybe the poor in Europe are not as poor as those there, but still there is a big difference between poor and rich.'
S.: 'You know, the trouble with them over there is: they have always enough food to eat, but they never have any cash to buy something. The only way for them to get money is to steal it.'