Mister Martientje

Martientje, een sneeuwwit helblond kereltje van achttien maanden, is met zijn moeder bij ons op bezoek. Hij en ik, we kunnen allebei onze draai binnenshuis niet vinden en we besluiten ons van onze respectieve vrouwen te ontdoen. Ik gooi daartoe achteloos een pingpongbalIetie de tuin in. Martientie doet alsof ie het leuk vindt en hobbelt er een beetje gemaakt kraaiend achteraan. Net voor hij bukt om het te pakken schop ik het steeds iets verder en zo glijden we zonder moeilijkheden uit het bewustzijn van die twee waakwezens, die binnen aan het theedrinken zijn, terwijl er buiten nota bene van alles te beleven valt. Een keer buiten gevaar blijven we even staan uithijgen. We kijken elkaar als mannen in de ogen en zuchten 's diep. Dit is natuurlijk hét moment voor een sigaretje, maar stom genoeg heb ik m'n pakje op tafel laten liggen en Martientie maakt een gebaar alsof ie alleen maar lucifers op zak heeft. Niks an te doen. Om niet helemaal zonder het Grote Gebaar verder op stap te gaan, raapt Martientje het pingpongballetje op en werpt het met een magnifieke uithaal in een struik, waar niemand dat kinderachtige speelgoedje ooit nog terug zal vinden.

Daar staan we dan op de grens tuin-wereld en reken maar dat er een heleboel door ons heengaat. Martientje, de dapperste, hakt de knoop het eerst door en gaat voorop. Als hij mij passeert, duw ik hem gauw een grote grasspriet in de hand. Je kunt nooit weten waarvoor we hem nog 's nodig hebben. Ikzelf vul mijn hand met kiezelsteentjes en werp deze al lopend tegen de ijzeren dingen, waar we langs komen, om met het kabaal de boze geesten op een afstand te houden. Ik geloof eigenlijk niet in boze geesten, maar dat is als ik thuis thee zit te drinken met m'n vrienden. Op dit moment neem ik toch maar liever het zekere voor het onzekere.

Martientje, fier en dapper, stapt zonder op of om te zien voort. Hij houdt de grasspriet als een soort vaandel haast boven zijn macht omhoog. Zijn ene been tilt hij op en houdt het dan net zo lang omhoog tot hij zijn evenwicht verliest. Dan, als hij valt, zet hij het snel twintig cm voor zich neer om het evenwicht weer te herstellen. De volgende stap kan nu beginnen. Het is niet zo'n snelle methode van voortbewegen, maar het werkt. Ineens echter rolt er een voet weg over een grote kiezel. Hij valt languit op zijn gezicht. Hoe hij het voor mekaar gekregen heeft weet ik niet, maar de grasspriet heeft hij weten te redden, ze heeft de grond zelfs niet geraakt. Hij krabbelt weer overeind. 'Sorry kerel, maar die kiezel had ik echt niet in de gaten,' zegt hij met zijn ogen, want - ook al hebben we het vergeten af te spreken - we beseffen allebei natuurlijk donders goed dat hardop praten er in deze omstandigheden niet bij zit. Voorwaarts gaat het weer. Links... fluptrrtut... Rechts... fluptrrtut... Links... Daar dondert ie bijna weer, maar met een flukse doorzakbeweging van de knieën weet hij zijn neus in de laatste seconde nog voor totale ravage te behoeden. De grasspriet heeft hij weer prachtig omhooggehouden. Ineens zie ik het gevaar echter zelf ook!

Op nog maar tien meter: een zwarte vrouw in een fel gekleurde Boesoeti en een daarbij passend hoofddoekje, naast haar drie met houtskool gedoopte kindertjes.

Vriend of vijand? Ik weet het niet en gluur angstig naar Martientje, die, van de eerste schrik hersteld, vastberaden naar mij kijkt. Ik schud 'nee' met m'n hoofd. Voor we uit zelfbehoud de zaak gaan uitroeien, eerst even proberen.

'Osibye otyano, nyabo,'

groet ik in Loeganda (Dag vrouw, hoe maak je het?). Op haar gezicht komen alle lachspieren plotseling in actie.

'Boeroengi, ssebo,'

(Best, heer) zegt ze.

'Eéééh,'

zing ik.

'Osibye otyano, ssebo,'

(Dag heer, hoe gaat het met jou?) vraagt ze.

'Boeroengi, nyabo.'

'Eéééééh,' zingt ze twee octaven hoger dan ik. De ceremonie is bevredigend verlopen. Ik knik Martientje, die me bereid tot alles staat aan te kijken, geruststellend toe.

'Vrienden,'

verzeker ik, dolblij dat het niet op geweld is uitgelopen. Toch wel gemakkelijk als je je talen een beetje spreekt.

'Eéééh,'

zeg ik nog maar 's tegen de vrouw.

'Eéééééh

,' luidt het antwoord. Het is duidelijk, dat we zo niet verder komen. Ik laat het Loeganda noodgedwongen vallen en vervolg in het meer universele Kiswahili, waar we ons dit jaar met vuur op geworpen hebben.

'Oenakwenda wapi mama?'

(Vrouw, waar ga je naar toe?), vraag ik uitermate nieuwsgierig.

'Nakwenda yuko,'

zegt ze en maakt een weids gebaar naar de nog weidsere verte.

'Eéh,'

zeg ik, 'oenakwenda yuko.' Beleefd kijk ik naar de verte, waar ze naar toe gaat. Als ik me dan terugdraai om het gesprek te vervolgen, stuit ik op een muur van onverschilligheid voor mij en mijn gesprek. Met grote ogen staat ze verdwaasd naar mijn kleine, maar dappere medewereldreiziger te staren. Ze heeft werkelijk alle belangstelling voor mij verloren en kennelijk zonder moeite de meest elementaire beleefdheid overboord gegooid. 'Tsjonge, tsjonge,' denk ik, 'jij durft hoor, voor een Afrikaanse vrouw.' Dan bedenk ik ook, dat ze verzuimd heeft mij het respect te betonen, waar ik als man verdomme recht op heb. Ze is gewoon blijven staan en heeft niet eens de moeite genomen voor mij op de grond neer te hurken, toen het mij beliefde het woord tot haar te richten. 'Vrouw,' denk ik bij mezelf. 'Vrouw, met jou loopt het nog 's helemaal verkeerd af.'

'Mtoto mzoeri. Mtoto mzoeri, mzoeri, mzoeri, mzoeri.'

(Wat een prachtig kind! Prachtig, prachtig, prachtig) zegt ze zonder ook maar één moment haar blik van dit stukje Europa af te wenden. Ik ben nog niet ver gevorderd in het doorgronden van de zogenaamde Afrikaanse ziel, maar het is dit keer niet moeilijk haar gedachten te raden: 'Elektriciteit... geweer... automobiel... straaljager... kereltje. Geef mij maar kereltje!'

'Mtoto mzoeri. Mzoeri sana. Mzoeri sana,'

verzekert ze.

Onwillekeurig leg ik mijn hand op Martientje's hoofd. Hij is dan wel erg dapper, fier, krijgshaftig en sterk, zijn grote handicap is echter, dat je hem zo kunt optillen en tegen zijn zin mijlen verplaatsen. Nu moet ze mij erbij optillen. En ik mag dan erg angstig en pieperig zijn uitgevallen, er zijn niet veel vrouwen op deze wereld, die mij tegen mijn wil kunnen oppakken en versjouwen.

Overigens zou ik het nog helemaal niet zo'n gekke ruil vinden, één witje tegen drie zwartjes, maar Martientje is m'n vriendje. Bovendien betwijfel ik of zijn moeder er mee akkoord zal gaan en dan ben ik nog een beetje bang voor Marianne, die mij misschien voor altijd gaat verbieden met kleinere jongetjes op avontuur te gaan. Ik kuch beleefd, schud mijn hoofd, wijs op het drietal achter haar rokken en zeg: 'Watoto wako ni wazuri pia.' (Jouw kindertjes mogen er anders ook best wezen.) Ze is echter nog lang niet uitgekeken en neemt niet de moeite op mijn woorden te reageren. Ik meen het echt, met die vrouw loopt het nog 's slecht af. Plotseling rukt ze haar ogen even los en werpt mij een korte maar zeer bewonderende blik toe.

'Héé,'

zeg ik. 'Mtoto hoeyoe, hapana mtoto wangoe (ik bedoel: dit kind is niet van mij hoor), lakini mtoto wa rafiki wangoe' (maar het kind van een vriend van me).

'Eééééh. Mtoto wa rafiki wako,'

zegt ze, maar ze schijnt het maar half te geloven. Ik betrap me er even later op, dat ik net zo dapper als Martientje uit m'n gezicht probeer te kijken om de gelijkenis, die zij ziet, wat beter te laten uitkomen. Per slot, ben ik altijd nog de vriend van de vader en met een beetje gevoel van internationalisme kun je zeggen dat we van dezelfde clan zijn ook.

Ondertussen speelt zich op het niveau 125 cm lager ook het nodige af. Afrika heeft een sterk numeriek overwicht, maar dank zij de technische mogelijkheden van de grasspriet weet Europa zich meer dan redelijk te handhaven. Door een stap naar voren te doen (het was eigenlijk een val, die alleen met een stap naar voren opgevangen kon worden) en twee keer vervaarlijk met de grasspriet te zwaaien (ter behoud van het evenwicht) heeft Europa de horden teruggedreven achter de rokken van het moederschip, waar ze nu met wijd opengesperde ogen angstig naar het vreemde witte kereltje staan te kijken.

Ineens buigt de moeder zich voorover en strijkt Martientje over de bol. Op deze manoeuvre heeft hij niet gerekend. Hij verliest zijn evenwicht en valt, de grasspriet opnieuw reddend voorover. Hij heft een kort krijsgehuil aan, maar de vrouw helpt hem overeind, spreekt hem troostend toe en strijkt stiekempjes alsmaar over zijn sluike haren, die ze langzaam door haar vingers laat glippen en tussen duim en wijsvinger wrijft. Jaja, die sluike haren die weten wat! In positie gezet kijkt Europa weer grimmig en vastberaden naar de drie Afrikaantjes. Deze hebben tijdens het incident niet gelachen. Hoe kun je iemand uitlachen, als ie zijn grasspriet op je gericht houdt!

Node laat de vrouw Martientje na een tijdje gaan. Ik heb de tijd gedood door wat gekke gezichten te trekken naar het prachtige; zwarte drietal zonder ook maar enig resultaat te boeken. Behalve Martientje moeten ze nu ook nog mij in de gaten houden.

'Weraba, nyabo,'

(dag vrouw), zeg ik, terugkerend naar het Loeganda.

'Kale, ssebo,'

(O.K. heer), zucht ze diep, terwijl ze overeind komt.

Ze loopt statig en langzaam naar de verte, waar ze naar toe op weg was. Haar kindertjes huppelen achter haar aan. Ze denkt: 'Je moet het leven nemen zoals het komt.' Ik ook.

Vreemde Eend
titlepage.xhtml
VreemdeEend_split_000.htm
VreemdeEend_split_001.htm
VreemdeEend_split_002.htm
VreemdeEend_split_003.htm
VreemdeEend_split_004.htm
VreemdeEend_split_005.htm
VreemdeEend_split_006.htm
VreemdeEend_split_007.htm
VreemdeEend_split_008.htm
VreemdeEend_split_009.htm
VreemdeEend_split_010.htm
VreemdeEend_split_011.htm
VreemdeEend_split_012.htm
VreemdeEend_split_013.htm
VreemdeEend_split_014.htm
VreemdeEend_split_015.htm
VreemdeEend_split_016.htm
VreemdeEend_split_017.htm
VreemdeEend_split_018.htm
VreemdeEend_split_019.htm
VreemdeEend_split_020.htm
VreemdeEend_split_021.htm
VreemdeEend_split_022.htm
VreemdeEend_split_023.htm
VreemdeEend_split_024.htm
VreemdeEend_split_025.htm
VreemdeEend_split_026.htm
VreemdeEend_split_027.htm
VreemdeEend_split_028.htm
VreemdeEend_split_029.htm
VreemdeEend_split_030.htm
VreemdeEend_split_031.htm
VreemdeEend_split_032.htm
VreemdeEend_split_033.htm
VreemdeEend_split_034.htm
VreemdeEend_split_035.htm
VreemdeEend_split_036.htm
VreemdeEend_split_037.htm
VreemdeEend_split_038.htm
VreemdeEend_split_039.htm
VreemdeEend_split_040.htm
VreemdeEend_split_041.htm
VreemdeEend_split_042.htm
VreemdeEend_split_043.htm
VreemdeEend_split_044.htm
VreemdeEend_split_045.htm
VreemdeEend_split_046.htm
VreemdeEend_split_047.htm
VreemdeEend_split_048.htm
VreemdeEend_split_049.htm
VreemdeEend_split_050.htm
VreemdeEend_split_051.htm
VreemdeEend_split_052.htm
VreemdeEend_split_053.htm
VreemdeEend_split_054.htm
VreemdeEend_split_055.htm
VreemdeEend_split_056.htm
VreemdeEend_split_057.htm
VreemdeEend_split_058.htm
VreemdeEend_split_059.htm
VreemdeEend_split_060.htm
VreemdeEend_split_061.htm
VreemdeEend_split_062.htm
VreemdeEend_split_063.htm
VreemdeEend_split_064.htm
VreemdeEend_split_065.htm
VreemdeEend_split_066.htm