Contact
Je bent een vreemde eend in de Afrikaanse bijt en of je wilt of niet, je zult er altijd een vreemde blijven, je zult je er altijd een vreemde blijven voelen.
Toch af en toe, heel plotseling en heel kort, een gevoel van contact, een gevoel toch tot dit vreemde Afrika te behoren. Mogelijk ten onrechte. We razen met een snelheid van veertig mijl over een wat verharde zandweg in Tanzania. Het is heuvellandschap en het gaat op en neer, op en neer. Vóór ons, heuvelafwaarts, ineens een man op een fiets, die als een idioot zit te trappen en dan ook behoorlijk hard gaat. Hij verliest het tegen onze paardekrachten, maar probeert kennelijk ons zo lang mogelijk vóór te blijven. Vermoedelijk heeft hij met zichzelf gewed: Als ik eerder bij die boom daar ben dan zij, wordt het een zoon. Zijn zij eerder, dan wordt het wéér een dochter.
We komen hem slechts langzaam voorbij. Hij zit zich werkelijk, diep voorover gebogen, met een verwrongen gezicht kapot te trappen. Deze mooie kans om simpel aan een zoon te komen wil hij zich niet laten ontgaan.
Ik draai het raampje, dicht voor het vele stof, open en schreeuw hem toe: 'Upesi bwana! Upesi!' (Hup meneer! Hup!).
Hij houdt direct met trappen op. Zijn gezicht ontspant zich om tenslotte in luid lachen uit te kunnen barsten. We zijn alweer een eind op de volgende heuvel als hij nog steeds freewheelend naar ons zit te zwaaien.
Dochter of zoon? Ach wat, als het er maar goed uitkomt!