Zo Wil Ik Wel Altijd Sommetjes Maken

Het is half negen als we na een tocht van bijna driehonderd mijl samen met Bashisha arriveren in het dorp van zijn broer. De duisternis is een uur geleden ingetreden, maar het is volle maan en de omtrekken van de doeka's (winkeltjes), die in twee rijen elk aan een kant van de weg het dorp uitmaken, zijn duidelijk te onderscheiden. Terwijl Bashisha bezig is met het opsporen van zijn broer, die de gelukkige bezitter is van een Shell-pompje, staan wij tegen de auto geleund te kijken naar de schimmen, die zich al dan niet voorzien van een zaklantaarn door het dorp bewegen. Langzaam en waardig passeren ons twee meisjes van het rijpere soort alhoewel hun gezichten de mededeling bevatten, dat ze nog totaal onschuldig zijn en werkelijk van niets weten. Ze zijn gehuld in de Ankole-variatie van de Boesoeti, hun op de grond reikende rokken ruisen hoorbaar tegen knieën en dijen. Op hun hoofd dragen ze een grote aarden pot. Als ze ons zien, groeten ze giechelend in het Loenyankole. We kennen de Ankole-groet niet, maar met een beetje mummelen en 'éééh' zeggen, redden we er ons aardig uit. We zijn hier per slot allemaal Bantoe's onder mekaar. 'Zo meisje,' zeg ik op mijn bekende populair-patriarchale toon in het Loenederlands. 'Zo laat nog op pad? Denken jullie nu heus dat vader gelooft, dat jullie alleen maar water bent wezen halen?' Ze giechelen opnieuw en laten een langgerekt 'iiiiiiih'-geluid horen, dat gevolgd wordt door een lange zin, waarvan de betekenis mij pas na de dood geopenbaard zal worden. Voorlopig raad ik: 'Hé snuggie, als ik jou was zou ik me maar liever met m'n eigen zaken bemoeien, dan doe je al gek genoeg.'

Even later doemt er uit de schaduw van de muur, waar we voor staan een jongen op. Hij is op blote voeten, draagt een rafelige korte broek en een vuil door scheuren bij mekaar gehouden hemd. Hij heeft een vriendelijk, maar niet zo intelligent gezicht en blijkt ook niet zo welbespraakt te zijn. Hij kijkt me lange tijd van dichtbij broeierig in de ogen, beweegt zijn mond alsof hij bezig is een woord in de juiste vorm te kauwen en zegt dan met een explosie van kleine waterbommetjes: 'Good morning! Sir!' Na eenzelfde explosie tegen Madam Marianne trekt hij zich weer terug. De sfeer, die hier heerst, doét me iets. Ik graaf in mijn herinnering, maar bedenk dat ik zelf nauwelijks ervaring kan hebben met dorpen in maanlicht zonder straatverlichting, waarin schimmen zich in volkomen stilte voortbewegen. Toch mis ik iets in dit dorp. Ik mis de kou, de in dikke jassen gehulde mensen met mutsen en sjalen om hun hoofd en vooral de lange kegels van de uitademing in de ijslucht.

Bashisha is weer terug. Zijn broer is niet thuis. Hij is kortgeleden vertrokken om zijn vrouw naar het missiehospitaal te brengen en zal waarschijnlijk niet voor morgen terugkeren.

Wat de overnachting betreft is er gelukkig geen probleem. David, een goede kennis van hem, woont drie mijl verderop en zal ons gaarne ontvangen. David heb ik enkele maanden geleden al eens ontmoet op het doopfeest van Bashisha's zoon. We hebben toen een diepzinnig gesprek gevoerd over veeteelt en landbouw. Hij wilde alles over deze branche in Nederland weten, want hij was van plan zelf zo modern mogelijke methodes toe te passen. Vooral de Friese koeien interesseerden hem hevig en als er een mogelijkheid was, wilde hij er graag een paar aanschaffen. Hij zag in mij direct al een kenner, maar zijn enthousiasme werd nog eens verdubbeld, toen ik vertelde, dat mijn grootvader - in het piepkleine weliswaar - boer geweest was en diverse koeien versleten had. Het gesprek was toen wegens wederzijds onbegrip doodgelopen. Mijn grootvader is negentig en zit in een oudemannenhuis zonder dat hij daar nog veel weet van heeft. De droefheid van deze mededeling kwam niet erg over. In plaats van met mij mee te gaan in een gezamenlijk hoofdschudden over het verval van een bijzonder mens, werd hij alsmaar enthousiaster. Later bedacht ik, dat hij 'oudemannenhuis' mogelijk associeerde met een speciale raad van wijze oude mannen, die nog van alles in de melk te brokkelen hebben en om het land beter raad te geven allemaal bij elkaar in een groot paleis waren gaan zitten, waar ze gratis en voor niks alsmaar pijpjes roken om nog beter te kunnen nadenken.

Zodra we voor Davids stenen huis tot stilstand gekomen zijn, worden we omringd door een menigte mensen en mensjes. Onze handen worden langdurig door vele handen en handjes gedrukt. Even later zitten we met een select groepje naaste familie in de zitkamer. Marianne en ik in twee armleunstoelen. De anderen op vouwstoeltjes en krukken. Op een bankje in de hoek zetten zich in keurig stilzwijgen vier kinderen. Ze kijken naar een hoek van de kamer en draaien hun hoofd dan naar de andere hoek. Halverwege proberen ze zonder evenwel echt te kijken, een glimp van ons op te vangen. Ter ere van het bezoek wordt de transistor aangezet en de petroleumlamp hoog gedraaid. Het gesprek gaat over de reis, die gelukkig goed verlopen is. Dan praten we even over die verbazingwekkende Nederlanders, die dijken bouwen en van water land maken. Al gauw echter komt David op zijn stokkoetjes. Hij vermoedt, dat ik wel gemerkt zal hebben, dat de Ankole-koeien met hun typische lange wijduitstaande horens veel beter zijn dan die in de rest van Oeganda. Dat is mij zeker opgevallen en mijn opmerking, dat je in de rest van Oeganda eigenlijk nauwelijks van koeien, eigenlijk alleen maar van beesten kunt spreken, valt in goeie aarde. Dan moet ik vertellen over de 'Frisians'. Ik verbaas mezelf en Marianne met de exacte gegevens die ik daarover kan verstrekken en die voornamelijk afkomstig zijn uit het boek 'Volwassen mensen huilen niet', dat ik op de boot naar Afrika gelezen heb. Ik kom zelfs op een geniaal idee. Het is mij namelijk opgevallen, dat de Ankole-koeien hun koppen fier geheven houden, terwijl mij uit afbeeldingen en beeldhouwwerkjes bijstaat, dat bij de Frisians de kop een rechte lijn vormt met de ruggegraat. Zouden de Frisians daarom zulke goeie melkleveraars zijn, omdat hun kop dichter bij het gras zit? Zijn de Ankole-koeien mogelijk te trots om zich te bukken? Ik besluit deze ontdekking vanavond voor mezelf te houden. Mijn ervaring is, dat je als stadsmens tegenover boeren beter je mond kan houden. Ook al heb je gelijk, ze lachen je toch uit op een manier, dat je er kiespijn van krijgt. Je kan je beter op de vlakte houden en daarom stel ik de intelligente vraag of de Frisians het gezien de verschillen in klimaat, grassoort en veeziekten, in Oeganda wel goed zullen doen. David zegt, dat dat inderdaad de vraag is, maar op dit punt heeft hij goeie hoop, gezien de resultaten van regeringsprojecten op dit gebied. Davids vrouw, die onderwijzeres is op een school in de buurt, heeft zich al een tijd geleden teruggetrokken. Ze komt nu weer te voorschijn met een grote kom warm water en gaat ons voor naar een zijkamertje, waar we zullen slapen. Er staat een eenpersoonsbed. Er voor op de grond ligt een matje, waarvan ik zie, dat het Marianne's lengte heeft. Ze gaat echter niet op mijn suggesties in.

Als we onze vermoeienissen van ons afgewassen hebben, gaan we weer terug naar de zitkamer. David is er niet. Bashisha legt ons uit, dat zijn vrienden eigenlijk nog een geit voor ons hadden willen slachten, maar hij meende in onze geest gehandeld te hebben door hen dat maar uit het hoofd te praten. Ook namens de geit belijden we hem onze hartelijke dank.

Op het bankje zitten nog steeds de vier kinderen. We hadden ze net druk horen schreeuwen en heen en weer rennen, maar nu zitten ze er weer muisstil bij. Er begint evenwel een beetje tekening in te komen. De oudste, een negenjarig jongetje, zit ons nu onbeschaamd aan te staren, terwijl zijn vijfjarig zusje met grote ogen naar ons zit te glinsteren. Als ik naar haar kijk, verbergt ze haar gezichtje achter de handjes, draait het hoofd naar de muur, vanwaar ze door haar vingertjes Marianne gaat zitten begluren. De andere twee, een zevenjarig meisje en een vierjarig jongetje zijn echter hopeloos. Als echte LSD-ers staren ze zonder op te kijken naar de punten van onze schoenen en schijnen daaruit alles omtrent ons wezenlijke wezen te kunnen aflezen. De oudste echter begint nu zelfs spontaan een verhaal tegen me af te steken. Bashisha vertaalt, dat hij op school zit en de beste van de klas is. 'Zozo,' zeg ik, want ik weet eigenlijk niet zo goed wat ik hierop moet antwoorden. Ik ben van nature meer een trooster, die zegt, dat het allemaal niks uitmaakt of je onvoldoendes haalt of niet, want dat het in het ware leven toch om heel andere dingen gaat, die met rapporten en zo niet te meten zijn. Bashisha doet een suggestie in het Loenyankole. Het jongetje komt daarop bij me staan en laat me een schoolschriftje van hem zien. Kort daarop zijn we druk bezig met het maken van sommetjes. Op dit moment heeft het vijfjarige Glinsteroogje kennelijk gewacht. Ze glijdt langzaam van haar bank en loopt met een grote boog door de kamer tot ze aan mijn nog vrije kant achter me staat. Het duurt niet lang of ze strijkt met een vingertje stiekem over de blonde haartjes van mijn onderarm. Als ze ziet dat ik niks in de gaten heb, vat ze meer moed en gaat lange tijd met haar hele handje over mijn arm heen en weer.

Zo wil ik mijn hele leven wel sommetjes maken! Vervolgens, als ik nog maar steeds niks in de gaten heb, begint ze systematisch aan alle haartjes te plukken. Als ze ze allemaal gehad heeft, sluipt ze naar Marianne, bij wie ze onmiddellijk op schoot kruipt. Na een korte inspectie van de armen gaat haar handje regelrecht omhoog en laat ze haar vingertjes door Marianne's haren glijden. Zo nu en dan geeft ze er korte rukjes aan. Ze heeft een onderzoekende geest en als ze op een gegeven moment alle feiten verzameld heeft, verlaat ze Marianne's schoot en gaat vanaf haar bank nadenkend naar ons zitten staren. 'Mwenda plus moesanvoe?' (negen plus zeven) vraag ik het jongetje. Het antwoord komt vlot: 'Koemi na moekaga' (zestien). De Loenyankole getallen verschillen niet zo veel van die in het Loeganda.

De maaltijd bestaat uit het traditionele gerecht 'matoke', in bananebladeren gekookte groene bananen. Het is een kleverige pureeachtige substantie, die in smakeloosheid niet onderdoet voor onze aardappelen. Ook hier is het de saus, die het eten smaak geeft en die saus, pindasaus dit keer, is meesterlijk.

Het is al laat, als het eten afgelopen is. Nog even komen de onvermijdelijke fotoboeken te voorschijn. Streng kijkende grootvaders, broers, zusters, schoolvriendjes, huwelijkspartners, glijden aan ons oog voorbij. De kinderen zijn nog steeds op de been. Ook de LSDertjes zijn eindelijk losgekomen en lopen opgewonden tussen ons en hun moeder heen en weer. Glinsteroogje echter zit stil in haar eentje op iets te broeden. Als we alle fotootjes gehad hebben mogen we naar bed.

De volgende ochtend ontmoeten we de vader van David, die in een huisje verderop woont. Het is een aloude man met prachtige grijze haren. Na een hartstochtelijke begroeting blijft hij almaar, hoofdschuddend zuchten en met éééh-geluiden uitdrukking geven aan zijn emoties. Echte Europeanen in zijn huis, wie had dat ooit kunnen denken! Als we opstaan om ons klaar te maken voor het vertrek springt hij op en rent zo snel zijn benen en stok hem dragen kunnen, weg. Een kwartier later, als we van iedereen afscheid genomen hebben, is hij nog steeds niet terug. Ik wil hem nog wel graag de hand drukken, maar men zegt, dat het wel uren kan duren voor hij terugkomt. Morgen, als we na een bezoek aan het wildpark Bashisha weer ophalen, zullen we hem wel weer zien. We rijden weg, maar een paar kreten doen ons stilstaan. Het is de ouwe, die wild gebarend achter ons komt aangerend. In zijn hand heeft hij een kanjer van een ananas, die hij speciaal voor ons heeft afgesneden. Er volgt een verwarde hoogst emotionele scène, waarbij veel woorden gesproken worden in talen, die niet begrepen worden. Tot slot wijst de ouwe naar de hemel. Ik kijk omhoog. Er drijven inderdaad wat sombere wolken, maar niet zoveel. 'Denkt u dat heus?' vraag ik. 'Ach, het zal wel meevallen met de regen.' Bashisha echter zegt, dat hij het niet over regen heeft, maar dat hij God gebeden heeft ons te behoeden voor de vele gevaren onderweg en de beesten in het park. De volgende middag keren we terug uit het park. Bashisha staat al klaar en iedereen is er weer. We hebben snoepjes gekocht voor de kinderen. Glinsteroog zondert zich onmiddellijk met haar zakje af, haalt er een snoepje uit, en stopt het - diep teleurgesteld dat er geen haartjes aan zitten - weer terug in het zakje. Ze blijft het afscheidsgedoe somber van een afstand volgen. De oude schudt me langdurig de hand. Hij heeft weer een heel verhaal en wijst opnieuw op de hemel. Er hangen veel sombere wolken, maar ik trap er niet in. Ik zeg: 'Als God ons er gisteren en vandaag doorheen geholpen heeft, zal hij het de rest van de reis ook wel doen.' Dat is mijn persoonlijke opvatting. Volgens Bashisha echter bedoelt hij, dat we vlug moeten opschieten, opdat we vóór de bui de asfaltweg bereikt hebben en we niet ervoor ergens in de modder blijven steken. Tsja. We halen de asfaltweg inderdaad op het nippertje.

Vreemde Eend
titlepage.xhtml
VreemdeEend_split_000.htm
VreemdeEend_split_001.htm
VreemdeEend_split_002.htm
VreemdeEend_split_003.htm
VreemdeEend_split_004.htm
VreemdeEend_split_005.htm
VreemdeEend_split_006.htm
VreemdeEend_split_007.htm
VreemdeEend_split_008.htm
VreemdeEend_split_009.htm
VreemdeEend_split_010.htm
VreemdeEend_split_011.htm
VreemdeEend_split_012.htm
VreemdeEend_split_013.htm
VreemdeEend_split_014.htm
VreemdeEend_split_015.htm
VreemdeEend_split_016.htm
VreemdeEend_split_017.htm
VreemdeEend_split_018.htm
VreemdeEend_split_019.htm
VreemdeEend_split_020.htm
VreemdeEend_split_021.htm
VreemdeEend_split_022.htm
VreemdeEend_split_023.htm
VreemdeEend_split_024.htm
VreemdeEend_split_025.htm
VreemdeEend_split_026.htm
VreemdeEend_split_027.htm
VreemdeEend_split_028.htm
VreemdeEend_split_029.htm
VreemdeEend_split_030.htm
VreemdeEend_split_031.htm
VreemdeEend_split_032.htm
VreemdeEend_split_033.htm
VreemdeEend_split_034.htm
VreemdeEend_split_035.htm
VreemdeEend_split_036.htm
VreemdeEend_split_037.htm
VreemdeEend_split_038.htm
VreemdeEend_split_039.htm
VreemdeEend_split_040.htm
VreemdeEend_split_041.htm
VreemdeEend_split_042.htm
VreemdeEend_split_043.htm
VreemdeEend_split_044.htm
VreemdeEend_split_045.htm
VreemdeEend_split_046.htm
VreemdeEend_split_047.htm
VreemdeEend_split_048.htm
VreemdeEend_split_049.htm
VreemdeEend_split_050.htm
VreemdeEend_split_051.htm
VreemdeEend_split_052.htm
VreemdeEend_split_053.htm
VreemdeEend_split_054.htm
VreemdeEend_split_055.htm
VreemdeEend_split_056.htm
VreemdeEend_split_057.htm
VreemdeEend_split_058.htm
VreemdeEend_split_059.htm
VreemdeEend_split_060.htm
VreemdeEend_split_061.htm
VreemdeEend_split_062.htm
VreemdeEend_split_063.htm
VreemdeEend_split_064.htm
VreemdeEend_split_065.htm
VreemdeEend_split_066.htm