Moeke
Een andere avond is het een dikke, in kuise Victoriaanse Boesoeti gehulde Moeganda-moeke. Wat je ook van d'r kunt zeggen, nuchter is zij niet. Luidkeels haar meningen verkondigend heeft ze in de bus de lachers op haar hand gekregen. Ik zit nogal vooraan met de rug naar haar toe in de bovenverdieping van deze ex-Londense dubbeldekkerbus, die zijn beste dagen wel gehad heeft. Zij achteraan. Zo dronken is ze niet of ze krijgt mijn witte nek in de gaten. Ik begrijp haar Loegandataaltje niet, maar het woord 'Mzoengoe' (Europeaan) komt veelvuldig in haar door hikken onderbroken zinnen voor. Steeds meer mensen beginnen zachtjes voor zich uit te lachen en ik kijk zo nu en dan gepijnigd maar met veel begrip en een welwillende glimlach achterom. Ineens is ze stil. Ik smeek mijn god, die zeer verbaasd moet opgekeken hebben weer iets van mij te horen, dat haar aandacht voorgoed van mij afgeleid moge zijn door een of andere vlieg, een Europese als het eraf kan. Dan echter zegt ze iets met veel mzoengoe erin en barst in lachen uit. Onder de mannen vooral breekt een luid hinnikend gelach uit. De vrouwen kijken vaag glimlachend uit het raam, waar ze - het is donker buiten - niets kunnen zien dan hun eigen vaag lachende gezichten. Ik weet niet wát ze gezegd heeft, maar ik weet dat het fatsoen er ver in te zoeken moet zijn geweest.
'Hebben de Wazoengoe nou een zwarte of een witte?' raad ik. Ik durf niet goed meer achterom te kijken, en leg onbewust mijn handen in de schoot. Weer een ontzettende lachsalvo en ik denk niet dat ik er ver naast zit met mijn vertaling: 'Nee, ik denk toch meer, dat het een rooie is met een pimpelpaars randje.' Best leuk, maar mijn glimlach is wat bleekjes.
Dan ineens - het is echt mijn halte - moet ik eruit. Ik kom langzaam overeind en zal de vrouw waardig, vooral waardig, passeren op mijn weg naar de uitgang. Haar woordenvloed is plotseling over. Ze zit muisstil en als een vogeltje zo angstig voor zich uit te kijken, mijn strenge blikken vermijdend. Er wordt trouwens nergens meer in de bus gelachen. Pas als ik in het trapgat verdwenen ben, worden me weer nieuwe lachsalvo's achterna gezonden.
Mijn relativerend karakter leent zich niet echt voor paranoïde gevoelens, maar misschien kan ik nu wel een beetje navoelen hoe een zwarte zich moet voelen in een late bus van Bussum naar Naarden. Terwijl ik mijn twee mijl naar huis loop, haal ik mijn hart op aan het gezicht van de beschonken Gooise dame, die met gedurfde opmerkingen omtrent het geslacht van die neger in de bus de lachers op haar hand heeft gekregen. Ineens rijst de neger langzaam omhoog en loopt, de dame strak en somber aankijkend, naar de uitgang. Oef, dát was een dubbeltje op zijn kant!