De Absolute Happening

Als er één ding is, waar ik vandaag géén zin in heb, dan is dat het schrijven van een brief. Noch mijn hoofd noch mijn vingers staan ernaar, maar ik móet eenvoudig over gisteren vertellen. Gisteren was het zondag, 9 oktober en Oeganda vierde vier jaar Onafhankelijkheid. Iemand had ons verteld, dat er in Bombo, twintig mijl van Kampala, worstelwedstrijden zouden zijn. We konden het helaas nergens officieel bevestigd vinden, maar besloten het er toch maar op te wagen. Was er geen worstelen, dan was het altijd nog interessant om op deze Independancedag door het gebied Boeganda te rijden. Je weet ondertussen, dat deze tribe minder gelukkig met de huidige regering-Obote is dan de rest van Oeganda. De Kabaka (Koning) Mutesa de Tweede, is verjaagd en wat de betekenis van de Kabakafiguur voor de Baganda is, moge blijken uit het feit, dat 'Oh, Kabaka Mutesa!' een officiële vloek is, die niet onderdoet voor 'Jezus Christus!' Kortom: de Baganda zijn niet zo gelukkig met deze Independancedag.

Vrijdagavond was ik in een buurtkroegje, twee mijl van ons nieuwe huis, dat acht mijl buiten Kampala ligt bij het ziekenhuis. Ik vroeg een Moeganda (enkelvoud van Baganda, d.w.z. inwoners van Boeganda): 'Zondag is het Independance-day. Do you feel happy?' 'Natuurlijk,' antwoordde hij zonder veel enthousiasme, maar voegde er na even sluw nadenken aan toe: 'Slightly happy.'

Hij ging direct over op een ander thema. Zijn vader, zei hij, was een Europeaan geweest. Dat kon kloppen want zijn huid was maar half zo zwart als die van de anderen in de kroeg. Zijn redenatie waarom mij dat een pilsje kostte kon ik niet helemaal volgen, maar zal ongetwijfeld logisch in elkaar gezeten hebben.

Maar goed. Ik dwaal af. Bombo! We arriveren op een groot veld. Een deel ervan is voor voetballen bestemd en aan de vier lijnen staan de toeschouwers drie tot vier rijen dik. Vlak voor de tribune is een boksring opgericht, waarin ik een jeugdige Aziaat ongenadig op zijn donder zie krijgen van een Afrikaan. De ware actie vindt echter honderd meter verderop plaats. We zien een grote groep mensen uit het midden waarvan drumritme opstijgt. Onverschillig slenteren we er op af en staan plotseling middenin... Ja, waarin? In de absolute collectieve creativiteit? De absolute chaos? Het absolute leven? De absolute muziek? Ik hou het voorlopig op de absolute happening. Ik wilde, dat ik de woorden had om te beschrijven wat er plotseling over ons heen stroomde, maar ik kan alleen maar wat vage aanduidingen geven en een beroep doen op je voorstellingsvermogen.

Een troep van honderd, tweehonderd, driehonderd mensen. In het midden, zogezegd de muziek, als dat woord niet veel te zwak was. Onweerstaanbaar drumritme. Om de drumgroep een achttal kerels, voor wie op dit moment niets anders bestaat dan de lange holle stok, een soort trompet, waar ze een diep eentonig geluid uit persen. Ze hebben alle acht de ogen dicht, het zweet stroomt uit hun lichaam. Ze staan, zitten en liggen door elkaar heen met de stokken (variërend van één tot twee meter) steunend op elkaars hoofden, schouders, buiken, benen. Dit is de ándere wereld! Af en toe haalt een omstander een stok uit een mond. De mond richt zich open ten hemel, zodat er pombe (lokaal uit gierst bereid bier) ingegooid kan worden, net zolang tot het over de lippen heen naar buiten stroomt. Dan wordt de mond afgeveegd en gaat de stok er weer in. Hieromheen in cirkelgang, zogezegd de massa (maar dit woord is veel te zwak), die danst, beweegt, springt, zingt, zoals het uitkomt.

Grondpas: het lichaam enigszins gebogen in de heupen en dan het ene been opheffen, met nadruk neerzetten en dan hetzelfde met het andere been. Schudden met armen, heup en hoofd mág, maar als je te oud bent of geen zin hebt hoeft het niet. Vrije expressie voor iedereen. De antroposofische jeugdleidsters zouden er bij watertanden, althans moeten watertanden. Daarnaast de vrije zang, maar als je alleen maar gillen wil of boskreten slaken, mag dat ook. Als grondthema (vertaald door een hulpvaardige Afrikaanse toeschouwer, die slechts een weemoedig lachje kon opbrengen voor deze primitieve vertoning en bij ons, beschaafden, hulp en steun zocht) had zich uitgekristalliseerd:

'Where is the Kabaka? Eèèh.’

‘And what about Obote? Eééh.'

Aangezien ik denk, dat het een groep Baganda is, weet ik niet goed wat ik er mee aan moet. Het eerste èèh... heeft iets denigrerends. Het tweede ééh... heeft iets heldhaftigs, zo van 'En durf 's te beweren, dat Obote geen grote vent is.' De oplossing komt met de variatie:

'Waar is de Kabaka? Eèèh.'

'De Kabaka zit in een doosje. Eéh! Eéh!'

Het zijn geen Baganda, vertelt de vertaler nu. Het is een groep naar Boeganda geëmigreerde noorderlingen, vnl. van de Alur-stam, die uiteraard pro-Obote zijn. Happening. Happening. Meer dan happening. De massa bestaat uit kinderen, kinderen met nog kleinere kinderen in een lap op de rug, huwbare meisjes, jongens, mannen, onhuwbare vrouwen, ouwe wijven, vaders, grootouders en ik ben er absoluut zeker van, dat ik er ook enkele voorouders tussen door heb zien lopen. Groepjesgewijs (vriendjes, vriendinnetjes, leeftijdgenootjes, vrouwtjes van één man, oudstrijders van het Britse leger) draaien ze in steeds dezelfde formatie langs ons heen, keren zich naar ons toe om te laten zien, dat ze, hoe we ook ons best doen, wel degelijk door hebben, dat we geen Alur zijn, dansen en zingen eventjes speciaal voor ons. Eén heel ouwe man zingt hardnekkig alsmaar: 'De Kabaka in een doosje? Is ie in Nairobi? Is ie in Mombasa? Is ie in Dar Es Salaam?'

Hij is een realist. De Kabaka in een doosje? Hij betwijfelt het. En bovendien, al zit ie in een doosje, dan nog moet het doosje érgens zijn. De Kabaka zit op dit ogenblik in Londen, maar zijn wereld is niet groter dan Oost-Afrika. De Kabaka zit dus ontzettend ver weg, maar verder dan Nairobi, Mombasa en Dar Es Salaam, dát kan niet.

In je eentje dansen mag ook. Ook hoef je niet mee te draaien in de kringloop. Als je op een bepaalde plaats wil blijven staan, niemand die er wat van zegt. Het is wel moeilijk je van dit totaalbeeld los te rukken en te proberen details te registreren. Opvallend veel ouwe mensen, veel ouwe wijfjes, die niet zingen, omdat ze alleen nog maar het krassen machtig zijn. Een heel ouwe man met een echt dienstbrilletje en een hele reeks oorlogsmedailles op de borst gespeld. Later komt hij een praatje met me maken en vertelt dat ie eens helemaal in Nyassaland geweest is. Ook kent hij Dar Es Salaam en is hij eens door Kenia getrokken. Een wereldreiziger zogezegd (als dat woord niet veel te zwak was).

Dan een mannetje zo oud als de wereld. Voor deze gelegenheid heeft hij zich gekleed in de dikste dameswinterjas, die je je maar kunt voorstellen. Dapper stampend, maar niet meer zo goed zingend, verschijnt hij eens in de vijf minuten in ons beeld. Een vrouw, die vanochtend gedacht had: 'En vandaag zal ik de slimste 's wezen'. De daad bij het woord voegend had ze haar fluitketeltje met pombe gevuld en het meegenomen in de hand. Zo nu en dan stopt ze even met alles en zet de tuit voorzichtig aan de mond. Niet gek bekeken. Helemaal niet gek bekeken. Dat vindt een andere man ook. Hij valt op zijn knieën, omvat het keteltje met beide handen en probeert het aan zijn mond te zetten. De vrouw duwt hem echter venijnig omver. Luid lachend rolt hij over de grond. 'Waar is de Kabaka? De Kabaka zit in een doosje? Eéh. Eéh.' Dan alweer een ouwe wat spastische man, een eind buiten de kring. Het zingen valt hem zwaar, maar rochelen kan ie nog goed. 'Oech! Oech!' schreeuwt hij alsmaar en op het ritme werpt hij al zijn ledematen één voor één van zich af. Ze komen echter één voor één weer terug. Hij is daar zeer verbaasd over. Wij trouwens ook. Een vrouw, hevig huppelend, helemaal in de andere wereld. Op de rug in de bekende lap een kind, hevig slapend en ook helemaal van een andere wereld, een wereld met moeders, die alsmaar huppelen. Voorts talloze huwbare of gewoon te pakken deernen, hinnikend, lachend, verlegen, waardig, koel, frigide, heet, maar ze weten het nog niet.

Een onbehouwen tienermeisje met een padvindersfluitje, waar ze geniaal het ritme op varieert. Ze doet haar rondje twee maal zo vlug als de anderen. Een man met een twee voet lange koehoorn waar hij aan een ruk door hetzelfde geluid uithaalt als een koe uit 'r keel. En dan, verlegen terzijde een jongen met een muziekinstrumentje bestaande uit een klankkast met spijkers. Dit instrumentje komt van het Teso-gebied, dat ten noorden van Mbale ligt en dus voelen we zijn dilemma. Lekker meedoen met deze vreemde stam, wiens gebied tweehonderd mijl van het zijne ligt? Politiek zit het goed. Hij is ook pro-Obote. Maar... Op zijn instrumentje tokkelend verdwijnt hij naar het voetbalveld en gaat zielig naar het boksen kijken.

We staan er langer dan een uur midden in te voelen, dat dit het einde is. Wat willen we meer dan het absolute plezier? Wat willen we nog meer? Ook zijn we zelfs een beetje Obotegezind, al zijn de meeste Afrikanen, die we kennen, Baganda. Het gebied van onze tribe ligt wel een heel eind weg, maar de afstand is niet per se onoverbrugbaar. Ineens een paar schrille kreten en alles staat stil. Het blijkt, dat het nu de beurt van deze groep is om in het kader van de Onafhankelijkheidsfestiviteiten hun muziek op het voetbalveld ten gehore te brengen. Ze hebben zich alleen maar even lekker ingespeeld. De muziek met een select groepje dansers wordt het veld voor de tribune opgeloodst en begint. Langzamerhand echter breken stuk voor stuk ook de niet geselecteerde dansers door de barrière heen. En aangezien het principe van deze muziek nu eenmaal is, dat er wel een begin, maar geen eind aan is, wordt het na verloop van tijd een nogal chaotisch geheel, dat de autoriteiten met witte bandjes om de arm volledig uit de hand loopt. Op een gegeven moment komen de voetballers al het veld op met de bal. De groep moet met forse hand verwijderd worden. Je organiseert iets of je organiseert het niet. Het is ondertussen laat geworden en we besluiten, achter de rijen toeschouwers langs, om het veld te lopen en dan naar huis te gaan. Halverwege horen we ineens opnieuw drumritme. Op vijftig meter van het veld onder een boom is een andere groep luidruchtig bezig. Langzaam lopen we er onopvallend op af. Het idee echter dat je als witte, te midden van allemaal zwart, door onopvallend te doen onopgemerkt kunt blijven, moeten we maar 's uit ons hoofd zetten. Als we tot tien meter genaderd zijn, houdt de muziek op en uit de kring werkt zich een man. Hij komt op ons af en bekijkt ons zwijgend geruime tijd van voren en van achteren. Hij blijkt een goed waarnemer en tegen zijn conclusie kunnen we dan ook niets inbrengen. Nee, we hébben geen filmapparaat, zélfs geen kiekjesapparaat. 'Volgende maand misschien, als we geld hebben,' zeggen we beschaamd tegen de duidelijk diep geschokte man. Desondanks slaat hij met een stok een gat in de kring en haalt ons naar voren tot vlak bij de muziek. Dit is kennelijk de groep van Boeganda, die in het kader van de Onafhankelijkheid haar muziek aan het begin van de middag officieel ten gehore heeft gebracht, en nu onofficieel aan het nafeesten is. Er is een opvallend verschil met de vorige groep. Hier niks oer-dit of oer-dat. De muziek is veel subtieler, er is veel meer variatie. Er zijn verschillende muziekjes, alle met een duidelijk begin en een duidelijk einde. Er is een duidelijke leider, die de zaak ook echt leidt. Er zijn speciale dansers, die bepaalde moeilijke bewegingen uitvoeren en er zijn toeschouwers, die de dansen appreciëren, dan wel slecht vinden. Drie vrouwen - danseressen zou je kunnen zeggen, als je daarbij niet aan het tenenwerk van ballet denkt - en een man beginnen op een rechte lijn tegenover ons hun machtige, geserreerd wilde, bewegingen te maken. Ze bewegen zich langzaam naar ons toe, vallen voor ons op de grond op de knieën, vatten onze handen en voeten, richten zich op en bewegen zich dan langzaam weer terug. Dit herhaalt zich enkele keren en dan houdt de dans op. Nu gaat de man, die ons heeft binnengehaald, zijn kunsten vertonen. Twee mannen houden voor hem twee stokken in gestrekte armen ter hoogte van hun dijen. De man danst op de stokken. Het is knap acrobatenwerk, maar wel veel minder overrompelend dan het dansen van de andere groep.

De toeschouwers hebben veel belangstelling voor zijn performance en dringen van achteren nogal tegen ons op. Ik denk aan mijn portemonnaie, maar besluit, het risico te nemen en niet te voelen. Ik houd mijn handen dus ter hoogte van de plek, waar mijn benen samenkomen. Mijn handen zijn met elkaar verbonden door een tot rollade gerold zonnepetje. Marianne staat links van me. Schuin rechts tegen me aangedrukt staat één van de danseresjes. Ze is een echt danseresje en kan het dus niet houden, de beat. Ze maakt beheerste rukbewegingen, met haar warme nog dampende lichaam. Het is geen onplezierig gevoel. De man is wild bezig op de stokken en ineens houdt het danseresje op met bewegen. Op dat moment voel ik op mijn rechterhand iets zeer warms en vochtigs. Verwilderd gluur ik langs mijn lichaam naar beneden en ik zie ter plaatse een prachtig donkergekleurd handje, waarvan de arm naar het danseresje leidt. Daar is geen twijfel over mogelijk. Marianne stoot me aan: 'Toch wel fantastisch,' fluistert ze. Ik knik ernstig

en kijk geconcentreerd naar de man op zijn stokken. Redelijk blijven, zeg ik tegen mezelf. 'Waarom ligt dat handje daar?' Ik kan echter geen andere reden bedenken. Maar dan nog. Wat wil ze? Nu direct? Of ziet ze de situatie reëel en wil ze alleen maar zeggen: 'Grote sterke, bleke, zwetende man met je rooie hoofd. Als we elkaar alleen op een paadje ontmoet hadden, dan hadden we het wel geweten, hè?' Dan echter weet ik ineens heel zeker, dat ze alleen maar wil weten of een witte hand net zo voelt als een zwarte. Als bewijs voer ik voor mezelf aan, dat Karamajong-vrouwen (een stam in het hoge noorden) een tijd geleden eens Mariannes haar optilden om te kijken of ze wel oren had. Ik krijg net weer interesse in wat er op de stokken gebeurt, als het handje naar links glijdt, even aan mijn petje voelt en het dan in een stevige greep neemt.

Kon ik haar taal maar goed spreken, dan kon ik haar vertellen, dat Europeanen heel gewone mensen zijn. Of zou ze dat al weten? De greep duurt niet lang. Ze verslapt en ik zie haar verbaasd en bevreemd over haar schouders naar beneden gluren. Dan glijdt haar hand weer terug naar de mijne. Er is een grote behoefte in mij naar haar te knipogen. Dat doe ik dan ook, maar het zou wel aardig geweest zijn, als ze me daarbij aangekeken had. 'Jezus, wat is er met jou aan de hand?' fluistert Marianne ineens, die de grote toename in vochtproductie van mijn huid heeft opgemerkt. Het is geen moment voor uitvoerige uitleg. Ik zeg: 'M'n petje. Ze willen het stelen.' De stokkendans is afgelopen en de leider schudt ons hartstochtelijk de hand. Het begint al donker te worden en we beschouwen de handdruk als teken, dat we zonder te beledigen weg mogen. We lopen om de rest van het veld, waar het voetballen in volle gang is. Vlak voor onze auto nog een familietafereeltje. Een vader staat in grote woede aan een krijsend dochtertje te sjorren, hij krijgt er niet goed vat op. De moeder sjort aan de andere kant en slaat ondertussen met een paraplu op de man in. Omstanders bemoeien zich ermee en de man wordt te midden van een drietal robuuste figuren tot discussiëren gedwongen. 'Ach, vader niet meer...' zegt Marianne. Voldaan rijden we naar huis. Vroeg naar bed vanwege de vermoeienissen. Ik ben nogal nadenkend gestemd. Ineens voel ik iets warms. Verschrikt draai ik het licht aan en til de dekens op. Ik zie een wit handje en hoor iemand vragen: 'Heb je je petje nog?' Lachend vallen we in een absoluut creatieve slaap.

Vreemde Eend
titlepage.xhtml
VreemdeEend_split_000.htm
VreemdeEend_split_001.htm
VreemdeEend_split_002.htm
VreemdeEend_split_003.htm
VreemdeEend_split_004.htm
VreemdeEend_split_005.htm
VreemdeEend_split_006.htm
VreemdeEend_split_007.htm
VreemdeEend_split_008.htm
VreemdeEend_split_009.htm
VreemdeEend_split_010.htm
VreemdeEend_split_011.htm
VreemdeEend_split_012.htm
VreemdeEend_split_013.htm
VreemdeEend_split_014.htm
VreemdeEend_split_015.htm
VreemdeEend_split_016.htm
VreemdeEend_split_017.htm
VreemdeEend_split_018.htm
VreemdeEend_split_019.htm
VreemdeEend_split_020.htm
VreemdeEend_split_021.htm
VreemdeEend_split_022.htm
VreemdeEend_split_023.htm
VreemdeEend_split_024.htm
VreemdeEend_split_025.htm
VreemdeEend_split_026.htm
VreemdeEend_split_027.htm
VreemdeEend_split_028.htm
VreemdeEend_split_029.htm
VreemdeEend_split_030.htm
VreemdeEend_split_031.htm
VreemdeEend_split_032.htm
VreemdeEend_split_033.htm
VreemdeEend_split_034.htm
VreemdeEend_split_035.htm
VreemdeEend_split_036.htm
VreemdeEend_split_037.htm
VreemdeEend_split_038.htm
VreemdeEend_split_039.htm
VreemdeEend_split_040.htm
VreemdeEend_split_041.htm
VreemdeEend_split_042.htm
VreemdeEend_split_043.htm
VreemdeEend_split_044.htm
VreemdeEend_split_045.htm
VreemdeEend_split_046.htm
VreemdeEend_split_047.htm
VreemdeEend_split_048.htm
VreemdeEend_split_049.htm
VreemdeEend_split_050.htm
VreemdeEend_split_051.htm
VreemdeEend_split_052.htm
VreemdeEend_split_053.htm
VreemdeEend_split_054.htm
VreemdeEend_split_055.htm
VreemdeEend_split_056.htm
VreemdeEend_split_057.htm
VreemdeEend_split_058.htm
VreemdeEend_split_059.htm
VreemdeEend_split_060.htm
VreemdeEend_split_061.htm
VreemdeEend_split_062.htm
VreemdeEend_split_063.htm
VreemdeEend_split_064.htm
VreemdeEend_split_065.htm
VreemdeEend_split_066.htm