Op een dag…

Jerke is na zijn darmkrampjestijdperk een superhappy baby geworden.

Als ik om 6.45 uur, mopperend op de wekker, langs zijn bedje strompel, ligt hij alweer van oor tot oor te stralen. Heerlijk onbegrijpelijk, zoveel zorgeloze zonnigheid. Zijn twee onnozele tandjes, kuiltjes in zijn wangen en licht schele pretoogjes maken hem echt onweerstaanbaar. We worden steeds onafscheidelijker. Noodgedwongen.

Maar ook uit eigenbelang. Want ik kan eigenlijk geen dag zonder hem. En zeker niet nu hij zulk geweldig gezelschap aan het worden is! Natuurlijk vertraagt hij mijn werktempo.

Maar wel op een leuke manier. Niets zo gezellig als een brabbelend zoontje onder je bureau die zijn eigen feestje bouwt of je ‘helpt’ bij het lezen van een artikel. Hij verslindt bijna net zoveel tijdschriften en kranten als ik. Verder houdt hij van samen bourgondisch tafelen en buiten zijn.

Maar vooral ook van Muriël ophalen, in Eriks armen door de lucht vliegen, baby-zwemmen en boodschappen doen. Ik ben gewoon jaloers op de kick die hij van alledaagse dingen krijgt. Je zou bijna willen dat zijn leventje altijd zo simpel bleef. Dat je meer op hem leek. Eigenlijk heeft hij maar aan één ding een hekel en dat is aan afscheid nemen.

Als je hem ‘s avonds in zijn bedje hebt gelegd, moet je bij hem blijven tot hij slaapt. Zijn oogjes vallen zoet dicht, als hij je desgewenst maar kan zien. Dat controleert hij steevast een paar keer. Net als de uil van de Fabeltjeskrant. En wee je gebeente als je er dan niet bent! Dus blijf ik altijd braaf nog een tijdje rondhangen. We hebben er zelfs een riante pluchen fauteuil voor naar boven gesleept. Daarin zit ik elke avond een kwartiertje naast zijn bed. Het handje vasthoudend dat hij door de spijlen heeft uitgestoken, aaiend over zijn onwaarschijnlijk bolle wang en genietend van de stilte. Ook als ik haast heb en onrustig ben, houd ik vast aan dit ritueel. Want ik weet dat ik, door te investeren in die paar minuten, meestal heel wat tijd kan winnen. Daarmee klopt mijn verstand me op mijn schouders.

Maar mijn hart weet wel beter. Niet alleen Jerke heeft die ruimte en aandacht in de schemer nodig. Het doet mij ook heel goed. Even rustig nadenken over alles en niets. Over het afscheid van ‘Mrs. Jones’ bijvoorbeeld en het vrije leven aan boord dat we nog elke dag missen. Over onze ziel die nog vele zeemijlen achter ons aan dobbert. Ergens op de Grote Oceaan. Ik vraag me af of die ons ooit zal terugvinden. Of we op een dag echt helemaal thuis zullen komen. Juist nu we een praktisch niet meer op te hijsen anker hebben uitgegooid door het kopen van een huis, twijfel ik daar steeds vaker aan. De hypotheek voelt als een molensteen waarmee ik reddend moet zwemmen. De daaraan gekoppelde levensverzekering heeft niets geruststellends.

Maar elke avond in die enorme stoel naast dat kleine bedje krijg ik meer vertrouwen. Het komt goed met Erik, Muriël, Jerke en mij daar in dat nieuwe huis bij de zee. We redden ons wel. En op een dag varen we gewoon weer weg.

EOF