Vriendinnetje

Antigua is een prachtig eiland om te verkennen. De vele koraalriffen in kristalhelder water zijn adembenemend mooi en de schitterende baaien hebben vaak verlaten stranden omdat er over land moeilijk te komen is. We hebben regelmatig het gevoel in een reclamespotje voor rum, chocola of badschuim te zijn beland. Zeker als we het rijk heerlijk voor ons alleen hebben.

Toch moeten we ook af en toe wat drukkere oorden opzoeken voor de broodnodige bevoorrading. We willen bovendien voorkomen dat Muriël wereldvreemd wordt en hopen zo steeds een speelkameraadje voor haar te vinden. Helaas lukt dat onderweg niet zo vaak.

Maar als we English Harbour op Antigua binnenvaren, is het meteen al raak. Muriël ontdekt een leeftijdgenootje op een zeilboot die daar al voor anker ligt. Ze wijst ongegeneerd met haar vingertje en roept uitgelaten: ‘Bééébie!’ Dat blijft ze onvermoeibaar herhalen, zelfs met een mond vol brood. Net zo lang tot ik met haar in het bijbootje stap en naar de ‘bééébie’ toe vaar om die, met moeder, uit te nodigen om mee naar het strand te gaan. Even later zitten Engelse Jessica en Hollandse Muriël samen langs de vloedlijn. Ze timmeren elkaar vrolijk op het hoofd met schepjes en vormpjes, bieden elkaar zand te eten aan en converseren in een heel apart soort taal. Voor mij is het heerlijk om eens met een andere zeilende moeder te praten. We wisselen ervaringen uit en er blijken veel overeenkomsten tussen ons te bestaan.

Maar ook verschillen, want Jessica’s moeder maakt zich meer zorgen over de risico’s waaraan ze haar baby blootstelt door deze manier van leven dan ik. Jessica is dan ook niet, zoals Muriël, per zeilboot de oceaan overgestoken maar met haar moeder per vliegtuig.

‘s Avonds houden we, met de vaders erbij, een picknick op het strand. We kletsen heel wat af, waardoor het nogal laat wordt, maar onze twee contactpersoontjes hebben daar geen enkel bezwaar tegen. Er volgen nog meer gezellige dagen waarop we intensief met elkaar optrekken. Zo bezoeken we met z’n vieren een fancyfair van de plaatselijke school. Jessica en Muriël grabbelen, ‘vissen’, krijgen zonnetjes op hun wangen geschminkt en smeren elkaar in met ijs. Ze kijken hun ogen uit met al die kinderen om zich heen. In de bus bootwaarts vallen ze met een feestmuts scheef op hun kruintjes doodmoe tegen elkaar aan in slaap. Helaas moet er de volgende dag afscheid genomen worden van Jessica en haar ouders. Muriël ziet ze wegvaren en is ontroostbaar. En wij eigenlijk ook een beetje.