Verstekelingen aan boord

Toen ‘Mrs. Jones’ in Venezuela op de kant stond, zijn ze als verstekelingen aan boord gestapt. Dat weet ik omdat ik er eens één op de ladder ben tegengekomen. En later nog meer op de boot. Kakkerlakken! Geen schip dat verre havens aandoet, ontkomt eraan. Of je moet een paar tussenstops op de Noord- of Zuidpool inlassen. Dat wisten we.

Toch kwam het als een behoorlijke schok zo’n ongenode gast in de kombuis aan te treffen. Ondanks alle voorzorgsmaatregelen, toch geënterd. En dat met een baby aan boord! Dat we zo’n hekel aan deze beesten hebben, is eigenlijk best vreemd. Kakkerlakken bijten immers niet en brengen geen ziektes over. Wat ze niet mee hebben, is hun uiterlijk. En het geluid dat ze maken als je er per ongeluk op trapt. Een ander nadeel is dat ze snel in aantal groeien en praktisch niet uit te roeien zijn.

Als je ze eenmaal op de boot hebt, moet je met hen leren leven. En dat geldt natuurlijk ook voor Muriël. We wilden dan ook voorkomen dat ze er bang voor zou worden.

Angst is namelijk iets wat ze sinds kort kent. Voor krabben bijvoorbeeld en hagedissen.

Maar die kom je niet dagelijks tegen aan boord. Niet tussen het speelgoed en zeker niet in bed. Bij een kakkerlak weet je dat maar nooit. We moesten Muriël dus het gevoel geven dat onze ongewenste loges best gezellig zijn.

Maar dat is knap lastig als je het zelf van die griezels vindt. Het bedenken van een naam voor de enkeling die we samen met haar zouden tegenkomen, was een begin. Kakkerlakken lijken veel op elkaar en opereren vaak alleen.

Dus volhouden dat er maar één aan boord is, leek ons makkelijk. En prettig bovendien. Knut (spreek uit Knoet) was de naam en in onze verhalen aan Muriël zou hij prachtige avonturen beleven. Erik maakte daar zelfs al wat grappige tekeningen bij. Een echte scheepskakkerlak zou het worden. Een soort huisdier, net als een kat of konijn. Zij het met een wat laag uitgevallen aaibaarheidsfactor. Intussen lieten wij geen mogelijkheid onbenut in de strijd tegen de zichzelf vermenigvuldigende ‘Knuts’. Lokdoosjes, gif strooien en overboord gooien. Alles mocht, als Muriël het maar niet zag.

Toch was de confrontatie tussen Knut en onze dochter natuurlijk onvermijdelijk.

Het gebeurde ‘s avonds bij het naar bed brengen. Muriël hing slaperig in m’n armen en rook heerlijk naar pasgewassen haartjes. Een schone trappelzak lag al klaar. Ik wilde haar daar net lekker in stoppen toen er maar liefst twéé van die gepantserde engerds uit kropen. Met een niet mis te verstane gil heb ik alles verknoeid. Al onze opgewekte kakkerlakverhalen konden meteen mét bijbehorende tekeningen overboord. Muriëls angst voor Knut kakkerlak is voorlopig net zo onuitroeibaar als Knut zelf.