Douane
Van St. Maarten gaan we naar Venezuela. Aan de douaniers kunnen we goed merken dat we Zuid-Amerika naderen.
Als je niet meteen met geld staat te wapperen, kunnen ze je het in- en uitklaren knap lastig maken. Dat begint helaas al op de zuidelijke Grenadines en Grenada. Uren van het kastje naar de muur gestuurd worden in een bloedheet en van bureaucratie doordrenkt douanekantoor is bepaald geen pretje. Zeker niet met Muriël, die zich voortdurend in allerlei bochten wringt om met stempels en stempelkussens in de weer te kunnen gaan en daardoor behoorlijk vermoeid en verhit raakt. Voor je het weet heeft ze bovendien een handje vol paperclips of punaises te pakken en is het een hele toer om die weer uit haar mond te peuteren. Verbieden geeft vaak een oorverdovend gebrul.
Maar dat vinden we niet zo erg, omdat het meestal een bijzonder positief effect heeft op het werktempo van de douanier. Op Grenada zijn we een hele ochtend kwijt aan de plaatselijke autoriteiten.
Na lang zweten en vooral vriendelijk blijven, anders duurt het nog veel langer, moeten we helaas ook nog naar de Venezolaanse ambassade voor een visum. Aan de balie krijgen we een flinke stapel formulieren om in te vullen. Ook voor Muriël. Met vragen over haar huwelijkse staat en de aard van haar werk. Voordeel is wel dat we naar een prachtige koele veranda worden gebracht om ons invulwerk te doen. We hebben er een schitterend uitzicht over de baai van St. George. Echt een plek om even bij te komen.
Maar de weldadige rust heeft geen enkele invloed op onze dochter. Sinds ze heeft leren lopen, is ronddribbelen haar favoriete bezigheid en de glimmende, marmeren vloer van de ambassade nodigt daar kennelijk extra toe uit. Ze heeft bovendien de dossierkast van de wat norse baliemedewerkster ontdekt.
Om beurten moeten Erik en ik van onze sierlijke zetels opveren om mappen vol belangrijke gegevens te redden. We zitten ons net af te vragen waar we een ‘pasfoto’ van onze kleine druktemaker vandaan moeten halen, als het onvermijdelijke gebeurt. Muriël valt over haar eigen voeten met haar gezicht plat op het marmer. Het huilen valt mee, maar het bloeden niet. Ze heeft een klassieke ‘tand door de lip’ en een kapotte kin. Eriks zakdoek kan niet voorkomen dat haar hele shirt onder de rode vlekken komt. Onze half ingevulde formulieren wapperen in de wind, de pennen rollen van tafel en we voelen ons ineens erg ver van huis. Dan komt er een elegante Venezolaanse toegesneld. Ze knielt neer bij Muriël met een EHBO-doos. Het blijkt de ambassadrice zelf te zijn die te hulp schiet met jodium en pleisters. Onze kleine brokkenpiloot krijgt bovendien limonade voor de schrik en wij twee piepkleine maar ijzersterke kopjes koffie. Intussen vertelt onze ‘reddende engel’ vol enthousiasme over haar prachtige land. Venezuela, we krijgen er echt zin in. Bovendien schijnen douaniers er te smelten voor kleine kinderen…