Heerlijk simpel

De boeketten druppelen nog steeds binnen. We worden geïnterviewd door diverse kranten en Koffietijd, Jos Brink en Witteman willen ons op tv. De telefoon staat niet stil. ‘Hoe voelt het om terug te zijn na zo’n reis rond de wereld?’ En ‘Went het al?’ Steeds terugkerende vragen waar we geen antwoord op weten. Want er is eigenlijk geen tijd om er over na te denken. ‘Geen tijd, maar jullie werken toch nog niet!’ Nee, dat klopt.

Maar daar werken we aan. En er zijn nog zoveel andere dingen te doen. Voor ons vertrek hebben we huis en auto verkocht, banen opgezegd, verzekeringen en lidmaatschappen beëindigd, spullen uitgeleend en bij diverse mensen opgeslagen, vrienden vaarwel gezegd enzovoort. Het ‘web’ waar we in zaten is grondig aan flarden geknipt. Nu moeten al die draden weer worden hersteld en opnieuw gesponnen. Het valt ons direct weer op hoe ingewikkeld het leven is op de Nederlandse vaste wal. Al die regeltjes! Om woonruimte te kunnen kopen of huren moet je bijvoorbeeld eerst een vast inkomen hebben. En omdat we dat nog niet hebben, mogen we ook niet in het ziekenfonds. Particuliere ziektenkosten­verzekereringen doen echter moeilijk omdat onze gezondheidstoestand de afgelopen drie jaar moeilijk te controleren valt. En omdat ik een oudere zwangere ben natuurlijk. Geen van onze telefoonnummers klopt nog, er moet worden ‘omgenummerd’ en nergens kan ik m’n ‘positiekleding’ traceren, oftewel de doos met ‘Femmie XXL’. Ondertussen moet er een geschikte basisschool worden gevonden voor Muriël. En wat makkelijker lijkt, een tweedehands autootje. We zoeken gewoon een betrouwbare ‘overdekte fiets’ waarmee we veilig en betaalbaar onze afspraken kunnen nakomen. Merk en kleur interesseert ons niet en er mag best een deuk in zitten.

Maar daar wil de gemiddelde autoverkoper niet aan. Die emmert vrolijk door over sportstuurtjes, trendy kleurtjes, stripings en zonnedakjes. Ook al blijven we herhalen dat we daar niet voor komen. Muriël is dwars door dit alles heen bijzonder onhandelbaar. Haar wereld staat op zijn kop en is ineens zoveel groter geworden. Ze gaat naar de peuterspeelzaal en wordt stevig verwend door de opa’s en oma’s, die haar opvangen als wij weer eens op pad zijn voor de ‘wederopbouw’. Ze lijkt zich daardoor niets meer van ons aan te willen trekken. Hoe boos we ook worden. Huilend pak ik de laatste dozen in op de boot die inmiddels in een weiland tussen de koeien te koop staat. Wat lijkt het nog maar kort geleden dat we hier alles juist naar binnen sjouwden! En wat was het leven toch heerlijk simpel aan boord. Nu wordt de droom losgeknipt en afgehecht. We werken in de omgekeerde volgorde van voor ons vertrek. ‘Niemand pakt jullie die reis meer af!’ zeggen ze. En toch voelt het wel een beetje zo. We maken schoon schip voor de ‘nieuwe’ toekomst.

Maar willen we die eigenlijk wel?