‘A sunshine day’?

In de buggy ligt een grote zak met vuil wasgoed. Daar bovenop zit Muriël. Ik duw haar in de hitte over stoffige straten en zandpaden. Ze houdt zich stevig vast. Erik loopt naast me met een teil, waspoeder en een grote jerrycan. We zijn op zoek naar een openbare kraan om de was te doen en onze watervoorraad weer aan te vullen. Het zweet loopt inmiddels in straaltjes langs m’n lijf en Muriëls haartjes plakken onder haar breedgerande zonnehoed. De druppels staan op haar neus.

Toch zie ik aan haar gezicht dat ze reuze geniet van onze tocht over het kleine en redelijk welvarende eiland Bequia in het Caraïbisch gebied. We stappen driftig voort. Lopen doen we nog altijd veel harder dan de plaatselijke bevolking hier, ook al zijn we alweer maanden aan deze kant van de Atlantische Oceaan, waar het tempo over het algemeen toch een stuk lager ligt. Waarom doen we dat eigenlijk? Maakt het wat uit of de was een uur vroeger of later aan de lijn hangt? Het is hier immers zo droog! En Muriël loopt toch het liefst in haar blootje.

Onderweg valt ons weer op hoe de mensen hier met elkaar omgaan. Ze groeten elkaar bijna allemaal. En dan niet zo van ‘hallo’ en ‘dag’.

Maar ze staan echt even stil voor een praatje. Ze raken elkaar daarbij veelvuldig aan en lachen vaak. Ons houden ze ook regelmatig staande om even door Muriëls lichte haartjes te woelen of te vragen waar we vandaan komen. De in vrolijke tinten geschilderde huisjes waar we langskomen zijn bepaald geen toonbeeld van proper- en degelijkheid.

Maar wat heeft het voor zin om als een witte tornado door een huisje te razen als er een grote kans bestaat dat het tijdens de eerstvolgende orkaan wordt opgepakt en elders neergekwakt? Bovendien speelt het leven zich hier voornamelijk buiten af. Men ligt vaak in een hangmat tussen de palmen of leunt schilderachtig tegen een deurpost. Moeders brengen uren door op hun stoepen of veranda’s, kijkend naar hun spelende kinderen. Het lijkt wel een cliché, maar ‘don’t worry, be happy’ is hier absoluut het motto. En waarom ook niet. We zijn er best jaloers op. Want zelfs in deze paradijselijke omstandigheden, met zo’n drie jaar vrijaf, hebben wij nog altijd het absurde idee dat we onze tijd een beetje nuttig moeten besteden.

Ook aan de eindeloze rij feestdagen die hier gelden, kunnen wij, als rasechte Hollanders, nog maar moeilijk wennen. Ze zijn eilandgebonden en hebben vaak de meest wonderlijke namen. Altijd weer goed voor een uiterst vrolijke vrije dag. Daarnaast worden ook de internationaal bekende fïësta’s in ere gehouden. Zo stonden we een flink aantal maanden geleden weer eens voor een dicht postkantoor. ‘Wat vieren ze nu weer?’ wilde Erik geïrriteerd weten. ‘A sunshine day’ vertelde één van de eilandbewoners. Althans dat verstond Erik. Hij was moe van een lange klim met Muriël op z’n nek en bovendien teleurgesteld over het mislopen van de post. ‘A sunshine day,’ mopperde hij tegen mij, ‘vieren ze hier nu ook al dat de zon schijnt?’ Later bleek dat het ging om onze vertrouwde ‘Ascension day’ oftewel Hemelvaartsdag. Ook persoonlijke feestdagen worden behoorlijk in het zonnetje gezet. Voor kinderverjaardagen en eerste communies gaat de complete familiespaarpot eraan en komt er van alles op tafel. De jongentjes dragen dan minismokings en de meisjes een soort suikerspinjurkjes die een grote aantrekkingskracht op Muriël uitoefenen. Er valt hier sowieso veel te genieten voor haar. Er zijn zoveel kleuren te bewonderen.

In de planten, de vogels, de hagedissen, de kleding van de mensen. Wat wij kerstlampjes noemen, hangt hier het hele jaar door in bomen en aan daklijsten. ‘Zeker te lui om het op te ruimen,’ menen sommige westerlingen.

Maar waarom zou je iets weghalen als het zo gezellig staat? Het is hier gewoon altijd wel een beetje feest! Muriël kan zich daar maar al te goed in vinden. De glimlach waarmee ze alles en iedereen onderweg begroet, is daarvan het beste bewijs. In een klein dorp onder de palmen vinden we eindelijk wat we zoeken: een kraan voor openbaar gebruik. Een groep zwarte kinderen loopt elkaar nat te spetteren. Muriël wil meteen van de zak met wasgoed af. We trekken haar kleren uit zodat ze lekker mee kan doen. De teil wordt gevuld met water, wasmiddel en de eerste pluk vuile T-shirts.

Om beurten stappen Erik en ik in het sop en laten onze voeten voor wasmachine spelen. De kinderen moeten hier erg om lachen en willen het algauw ook eens proberen. In een mum van tijd zitten er meer kinderen in de teil dan kleren. Het wordt een hele happening van water en schuim. Grote witte vlokken dwarrelen om ons heen. Het lijkt een beetje op de sneeuw waar we tijdens de kerstdagen in Nederland altijd tevergeefs naar uitkeken. Muriël is één van de sneeuwmakers, maar het echte spul kent ze niet. En wat weet ze van kerst? Het is alweer bijna zover, maar we hebben nog geen idee hoe we dat gaan vieren met z’n drietjes. Vorige keer kwam er niets van, toen zaten we op volle zee. Dit jaar zullen we onze ogen wel uitkijken op één van de Caraïbische eilanden. Het zal er hier vast heel anders aan toe gaan dan in Holland. Uitbundiger en vooral relaxter, denken we. Warmer ook. In meerdere opzichten. De herinneringen aan onze laatste decembermaand in Nederland komen af en toe boven. Wat was ons leven toen nog georganiseerd! Je moest een manager zijn om het in goede banen te leiden. Ondanks werkster, oppas, wasmachine, auto, magnetron kwamen we altijd tijd te kort. Zeker rond de feestdagen. We hadden amper tijd of puf over om ergens nog echt van te genieten. Zelfs niet van ons toen pasgeboren kindeke.

Maar moet je ons nu eens zien zitten rond deze schuimende teil vol kinderen. Het zonlicht flonkert tussen de palmbladen door. Wat maakt het uit of de was een halve dag later aan de lijn hangt. Steeds meer mensen staan stil om dit vrolijke tafereel lachend gade te slaan. Even voelen we ons één van hen. Niet langer vreemdelingen in het paradijs. Zouden we het dan eindelijk leren om van elke dag een feest te maken? Misschien is er nog hoop voor ons. Voor Muriël zeker!